Monday, February 16, 2004

 

Parafernalia ...

Zolang ik mij kan heugen ben ik gek op alles wat zich door de lucht beweegt.
Op mijn zeventiende vloog ik voor het eerst met een zweefvliegtuig en ik was meteen verkocht. Jarenlang vloog ik voor een habbekrats zoveel ik maar wou. Tijd zat en geld tekort zijn de ideale ingrediënten voor een bloeiende zweefvliegcarriëre.
Acht zweefclubs later (je verhuist eens wat en zo zit je gauw weer verankerd in de lokale gemeenschap, want zweefvliegers zijn altijd en overal gastvrije vogels) was ik mijn ei nog steeds niet kwijt en besloot ik de stoute schoenen aan te trekken en de sprokkelroute in de USA te volgen. Dankzij mijn zweefuren, die daar voor 100% meetelden, kon ik voor een appel en een ei mijn vliegbewijs halen en werd ik vlieginstructeur (de laagste sport van de ladder).
Nadat mijn verblijfs- en werkvergunning verlopen waren kon ik - o wonder - voor de katholieke missie gaan vliegen in Nieuw Guinea. Nieuw Guinea is een prachtig eiland. Daar, op de evenaar, zijn bergen zo hoog dat er gletschers op liggen. Tropisch oerwoud, ongerepte natuur, onbekende dieren, heerlijk eten, nieuwe taal, aardige mensen. Prachtige zee, -stranden, -koralen. Schitterende zonsop- en -ondergangen (maar wel heel kort). Kortom : the place to be.
En op een dag zou ik weer eens de bergen in en ik wist nog niet wat de barang wezen zou. Desgevraagd waren het twee passagiers, waarvan er een overleden was aan malaria. Zijn familie wilde hem begraven in zijn geboortedorp. Zowiezo kan je je daarbij een emotioneel tafereel voorstellen. En dat werd nog eens verhevigd door 35 graden Celsius klamme warmte. Hij was geheel in transparant plastic gewikkeld en - om de geur tegen te gaan - overgoten met veel eau de cologne. Het resultaat was oorverdovend.
We vlogen met een Cessna 185. Een zespersoons vliegtuig met een staartwiel en 300 pk in het vooronder : de landrover van de lucht. De stoel naast me en de bank achter me was verwijderd. Op de achterste bank zat een snikkend familielid. De overledene lag dwars tussen ons in.
Volgas kropen we de bergen in. Vanaf zeeniveau een lange en langzame klim. Al gauw zaten we in smalle, diepe, groene dalen. Zo nu en dan vlogen we over een nederzetting van een clan Papua's.
Als je ziet hoe geïsoleerd dat allemaal ligt, kan je je goed voorstellen dat ze zolang onontdekt konden blijven. Nu nog vinden ze daar soms mensen, die nooit met onze zogenaamde beschaving kennis hebben gemaakt. De regering doet verwoede pogingen het gebied met een weg te ontsluiten, maar het is een gedoemd prestige project. Je ziet de weg elke dag weer opnieuw door grondverschuivingen verwoest worden. En in die setting moet je je voorstellen dat ik aan de radio zat te draaien en ineens kreeg ik de wereldomroep met het nieuws.
Ik herinner me nog dat er een mevrouw in Purmerend tegen een paaltje was gefietst en dat ze haar been lelijk bezeerd had. Ik hoef niet te vertellen, dat ik was getroffen door het contrast tussen mijn werkelijkheid op dat moment en die van de wereldomroep.
Nu ik weer in Nederland woon, betrap ik me er wel eens op dat ik belangstellend kennis neem van dergelijke futiliteiten.

Dat alles is inmiddels alweer tien jaar geleden. Ook de tijd vliegt. Inmiddels vlieg ik nog slechts voor mijn plezier. Ik sleep eens reclame, ik ga eens over de kop met iemand die dat mee wil maken. En vorige zomer vloog ik in een Cap 10 B in la douce France. Een heerlijk aerobatic toestel. Een echt raspaardje. Van de baas waarvoor ik nog wel eens sleep, hoorde ik echter, dat het een gevaarlijk toestel is met kans op onverwachte vleugelbreuk. Nu zaten er wel parachutes in, maar mijn wederhelft merkte terecht op, dat mijn ervaring met parachutes niet echt heel groot is. En wat heb je nou aan een reddingsvest als je er niet mee kan omgaan. En zo kreeg ik voor mijn verjaardag een cursus parachutespringen.
Mijn eerste reactie was : "Ik parachutespringen??? EEEECHT NIET!!!!" Maar ik raakte aan het idee gewend en uiteindelijk wilde ik het toch wel eens proberen. Op 3 en 4 april kreeg ik grondles. En ik raakte notabene enthousiast.
Mijn Hanneke was daarover blij verrast (leuk dat het cadeau toch goed is gevallen), hoewel ze al vrij snel aangaf dat dit een levensreddende cursus had moeten zijn en niet moest ontaarden in een nieuwe hobby. Ze had nog hoop, want dat weekend konden we niet springen vanwege harde wind. In theorie kon ik er dus wel veel plezier aan beleven, maar in de praktijk kon ik wel eens van de koude kermis thuis komen. Ik had geen idee hoe ik zou reageren als het puntje bij het paaltje zou komen.
Het paasweekend had ik niet veel tijd, maar tweede paasdag zag ik toch kans om naar het veld te komen. Veel sneller dan ik dacht was ik aan de beurt. Binnen de kortste keren zat ik met kloppend hart in een klein sportvliegtuig zonder deur.
Het is sowieso een idiote gewaarwording om (1) als passagier in te stappen in de wetenschap dat je (2) niet weer zult landen. Het is ontaardend om je je in zo'n bekende, veilige en fijne omgeving te bevinden en je tegelijkertijd zo bedreigd te voelen. De start, de stijgvlucht, alles zo vertrouwd en nu ineens zo ontzettend vervreemdend.
Gelukkig mocht ik er als eerste uit. Als ik de anderen eerst had zien vallen was ik waarschijnlijk nog benauwder geworden. Nu snap ik ook waarom zo'n exit op de grond gedrild wordt. Op het moment suprème ga je dan gewoon.

Het vallen was ontzettend.

Ik dacht heus dat mijn laatste uur geslagen had.

Nu zit je daar vlak bij de wereldomroep zender en die blaast vaak alle andere zenders uit de lucht, als je zo dichtbij zit. Je zal je dus wel kunnen voorstellen misschien dat ik - in zo'n ontvankelijke toestand - enorm getroffen werd, toen ik ineens in de radio de wereldomroep hoorde met een " De Heer zij met u ! ".
Er werd juist een kerkdienst uitgezonden en ik had zo´n oortje in, zoals bij motorrijles.
Ik moest onmiddellijk denken aan die keer in Nieuw Guinea. Zo triviaal als de boodschap toen was, zo relevant was deze nu voor mij.
Die tweede paasdag heb ik nog twee sprongen gemaakt en ik heb heel veel geleerd. Allemaal eye-openers voor mij. Het vallen werd niet echt minder eng. Maar ik kan me voorstellen, dat het wel behapbaar wordt.
De stelling dat vliegers niet gauw gaan parachuteren en omgekeerd, is ineens duidelijker geworden. Met name de - voor mij onbegrijpelijke - weerzin van parachutisten om te gaan vliegen is voor mij begrijpelijker geworden. En dat is wel een eye-opener van formaat.
Als ik hier iets te ver mee doorga kon ik wel eens niet meer willen vliegen. Het lijkt me een uitdaging om die twee toch te verenigen.
Ik heb heel veel steun en begrip gevonden in de leden van de paraclub. Niet alleen bij het vallen, maar ook bij het vouwen (frustrerend) kreeg ik van veel zijden steun. Het is fijn om zo welkom te zijn. Net zo´n gezellige familie als bij een zweefclub. Het was − kortom − net alsof ik thuis kwam.
Als een ouwe vent ben ik naar huis getutterd. Bijna niet meer in staat om te focussen.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?