Wednesday, October 19, 2005

 

Bambari Bria

18-10-2005
Het onderhoud verliep wat je noemt van een leien dakje. Ik kreeg de indruk dat de mensen betrokken en gedegen te werk gingen. Ik heb me intussen wild gepoetst en nu ziet het vliegtuig er weer (gedeeltelijk) toonbaar uit.
De 22ste oktober verloopt het CDN. Dat is net zoiets als de APK van je auto. Maar ... je raadt het al ... de meneer, die de vernieuwing daarvan regelt is in Frankrijk ... met zijn tampon ...
Ik kon het niet geloven en ik scheurde dus ogenblikkelijk naar meneer Samba om verhaal te halen. Die trof ik om te beginnen al meteen en dat scheelde weer een paar uur wachten. Vervolgens stelde hij me onmiddellijk gerust. Nee hoor, dat kon hij ook. Pfffffff, een pak van mijn hart. André – de (Franse) chef onderhoud kon het niet geloven. Hij wilde meteen weten wat ik meneer Samba had toegeschoven.
En zo was gister aan het eind van de middag het vliegtuig klaar. En dat kwam goed uit, want ik was nog niet thuis of Tanneguy kwam op mij af. Of ik morgen in Bria een overledene wilde ophalen. Met de overledene moest ik naar Bambari om de weduwe op te halen. En dan moesten we naar Bangui terug om hem te begraven.
Nou ben ik dol op vliegen en ik stond langzamerhand echt wel te trappelen om de grote boze wereld in te gaan, maar dit is nou niet echt een prettige opdracht. Ik heb er dan ook heel slecht van geslapen.
Via de radio zouden we nog contact hebben over de details, maar de athmosferische omstandigheden werkten niet mee. Gelukkig lukte het later – in de lucht - wel. De plannen waren namelijk een beetje veranderd, ze waren namelijk bang dat de overledene al te ver heen was om vervoerd te worden. Kortom, ik moest eerst op Bambari de weduwe ophalen en dan samen in Bria gaan kijken of we de overledene nog konden meenemen of niet. ’s Morgens had ik twee stoelen verwijderd, zodat de overledene languit kon liggen. In Nieuw Guinea heb ik het ook eens gedaan en op die manier ging het best. Het was wel even zweten zo op de vroege morgen, maar alla. Vervolgens werd er eerst een groot vliegtuig getankt. Kortom het was al tien uur, toen ik eindelijk het luchtruim koos. Het was de eerste keer dat ik alles alleen had gedaan.
De verkeersleiding wilde nog even weten vanwaar de verandering van vliegplan, maar ja, ga dat maar eens uitleggen. Ze kennen de standaard zinnen in het Engels, maar dit is wel iets buiten de gebaande paadjes, zeg maar.
Op Bambari was de landing een non event. Helmut had het over een boom gehad, maar hoe goed ik ook keek. Niks te zien. Voor de rest een prima baan. Bij het draaien kwam ik wel even in het gras. Dat is gras wat wel zowat boven de vleugel uitgroeid. Dan zie je dus even héél veel gras voorbij komen ... Gelukkig kon je wel zien dat er geen thermietheuvels in verborgen zaten.
De weduwe was inderdaad heel bedroefd en ze bleek nog een zoon bij zich te hebben ook. Die kwam er eigenlijk een beetje hap snap bij. Was bijna achtergebleven. Ook al zo’n droevig hoopje ellende. En dan heb je zo’n handige driepuntsrolgordel. Nou, dat spreekt niet voor zichzelf hoor, hoe dat aanmoet. En het spreekt ook helemaal niet vanzelf dát je iets aanmoet. Een gordel ... ze hadden er nog nooit van gehoord. Uiteindelijk ging er ook nog een pater mee.
Het was prachtig weer en overal hingen de bloemkooltjes al groter te worden. Op drie kilometer hoogte kwamen we erbovenuit en dat was wel lekker rustig. Nog half tussen de wolken door zwenkend was het uitzicht adembenemend. De onwaarschijnlijke felheid van de tropenzon gecombineerd met drie kilometer hoog en rondom glinsterende wolken met een volledig ongerepte, groene achtergrond. Zo nu en dan keek ik achteruit om te zien hoe het ging en dan kon ik duidelijk zien dat er ook mensen waren, die er niet van konden genieten.
Het verdriet was haast aanstekelijk. Het lijkt me ook wel heel wreed om je wederhelft te verliezen en dan ook nog eens niet bij het sterven aanwezig te kunnen zijn. Zelfs de begrafenis was bijna zonder hen gebeurd.
Bria was wel interessant. Ik zag een hoop mensen op de baan lopen en dus besloot ik er maar eens laag overheen te gaan. Tot mijn stomme verbazing trof ik een half autokerkhof aan. Zo lag er bijvoorbeeld het chassis van een pickup. Een voortrein van een pickup. En zo lag er elke honderd meter wel wat. Nou ja, het zal wel zo horen dacht ik en manoevreerde er behoedzaam tussendoor ... Tot verbazing van de militairen, die ik later aantrof. ‘Dat was wel lastig he, dat landen’ zeiden ze. ‘Ja, dat komt, die rotzooi hebben wij daar neergelegd in opdracht van ene hotemetoot in Bangui’. ‘Ja, maar ik ben toch geen bandiet’ zei ik. Nee, dat was waar en daarom zouden ze nu die rotzooi even aan de kant leggen, zodat ik fatsoenlijk zou kunnen opstijgen.
De weduwe was inmiddels opgehaald. Ze zouden kijken of de overledene wel of niet meekon. Het duurde eeuwigheden, maar dat gaf niet, want ik werd wel bezighouden door nieuwsgierige mensen, die me het hemd van het lijf vroegen (en ik hun natuurlijk). Uiteindelijk – na een uur of twee-en-een-half kwam er een brommertje. Stomverbaasd. Dat ik er nog was. De overledene lag allang onder de groene zoden. Maar eigenlijk kwam het wel uit. Dan konden ze mee naar huis. Naar Bambari wilden ze terug. Sinds dat op de route ligt, had ik daar geen bezwaar tegen. En zo hingen we even later weer tussen de bloemkolen.
Bambari, waar ik vanmorgen zo vrindelijk ontvangen was, lag er nu maar stilletjes bij. Ik had de évec (bisschop), die dit allemaal bedisseld had niet weer te pakken kunnen krijgen op de radio, dus vloog ik wat rond in de hoop dat mijn lawaai hem zou wekken. Anders stonden deze mensen zo meteen wel heel verlaten op het veld. Maar goed, uiteindelijk moest het toch gebeuren. Ik vloog de baan aan van de andere kant dan vanmorgen, maar het zag er allemaal even degelijk uit. Op final zag ik wel iets dwars op de baan, maar ik dacht aan wat Peer hierover gezegd had : ‘dat zijn van die oversteekpaadjes, die steeds verder uitslijten, daar moet je voor oppassen. Kortom ik gokte het zo, dat ik nét voorbij de twee geulen, die ik kon zien zou landen. Vlak ervoor , al helemaal in de flare, realiseerde ik me ineens dat datgene wat ik zag geen geul was. Het waren twee, tegen elkaar aangelegde boomstammen. De volgende geul was ook geen geul. Ik gaf vol gas, maar met vol flaps heeft dat niet meteen het gevolg dat je ook weer vliegt. Zo hing ik er voor rotte peer bij, maar gelukkig wel net hoog genoeg om de bomen te passeren. En toen zag ik dat de hele baan vollag. Ik snap niet dat ik dat eerder niet zag. Maar het feit dat ik hier vanmorgen gewoon geland was, gecombineerd met een blokkeren van nieuwe informatie zo van ‘dit kán niet wat ik nu zie’. Het is frapant, dat je hersens dan een hele poos nodig hebben voor ze eruit zijn. ‘Nee, dit zijn toch heus bomen, die we nu zien’. ‘Nou, misschien moeten we dan toch maar volgas geven’. Gelukkig is het goed afgelopen, maar het was één van de weinige keren, dat ik echt gifgroen van boosheid was.
Afijn, de passagiers vonden het geen probleem, dus gingen we verder naar Bangui.
Op Bangui werd ik om te beginnen geconfronteerd met een triomfantelijke André, die me vertelde dat Mr. Samba was geweest. Hij had hem natuurlijk onmiddellijk gevraagd hoe dát nou kon, met die CDN verlenging. CDN verlenging, nee, hij mocht CEN verlenging doen. Nou, daar gaan we weer.
Vervolgens kwam de brandweer. De toren wilde me spreken. Dus ik mijn headset weer ingeplugd en ik benieuwd naar wat ik in vredesnaam had foutgedaan. Ik had het eigenlijk wel zowat gehad en het was al bijna donker. De toren wilde weten, waarom ik van mijn plan was afgeweken, die morgen. Terwijl ik hun dat voor de tweede maal die dag uitlegde, kwamen ze ertussen door. Ik snap eigenlijk niet hoe dat kan, maar ze meldden dat ze het begrepen hadden nu en bedankt he.
Het was heel prettig om onder de douche wat af te koelen en het was ook heel prettig dat Tanneguy me vroeg of ik zin had om iets te drinken.
‘Unwind’ noemen de Engelsen dat heel mooi.

Comments: Post a Comment



<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?