Friday, October 28, 2005
Een dagje uit ...
Je hebt hier sommige mensen, die zó model zouden kunnen staan voor een Koot en Bie typetje.
Zo heb je hier een oude pater en die heet pere Pierre. Nou, een naam voor het typetje hoef je dan al niet meer te verzinnen : in grote lijnen staat hij meteen al voor je. Pere Pierre is eigenlijk met pensioen, maar hij wil dat niet weten en hij wil zéker niet terug naar Frankrijk. Pere Pierre is nogal slecht ter been, maar hij gaat door tot het bittere einde. Op zich een zeer loffelijk streven, want ‘use it or lose it’ werkt zeker ook in het lichamelijke vlak. Als een schip op een stormachtige zee beweegt hij zich voort, hetgeen bij menigeen al tot hartverzakkingen heeft geleid. Soms maakt hij een misstap en dan staat hij echt een hele poos zijn balans terug te vinden. Het feit dat hij slecht ziet maakt het er natuurlijk niet gemakkelijker op.
Overigens is hij aan tafel een buitengewoon fijne gesprekspartner. Hij is vriendelijk tot op het bot en hij weet overal heel veel van. En die vriendelijkheid, dát is hetgeen hem tot een typetje zou kunnen maken. Want de mensen hier ruiken dat van een kilometer afstand en komen dan om geld vragen. En pere Pierre geeft dat dan.
Pere Pierre is begaan met zijn medemens en hij wil ze dus graag helpen. En dat is ook wel het navrante van hier, want mensen maken daar misbruik van. Het is wel aardig dat ze – wat smoezen betreft – niet erg vindingrijk zijn. Ze komen niet veel verder dan de equivalent van ‘de brug stond open’. Als iemand komt vragen om geld, omdat zijn vrouw ligt te bevallen in het ziekenhuis, dan is dat op zich wel een goeie reden. Maar als diezelfde persoon een week later met hetzelfde verhaal komt, gaat er bij menigeen wel een lampje branden. Zoniet bij pere Pierre. Dat heb je soms. Mensen die erg intelligent zijn hebben op bepaalde punten dan ineens een soort blindheid, die je totaal niet zou verwachten. Het is dan aan tafel, dat hij het vreselijke verhaal vertelt. Pere Tanneguy vraagt zich dan af hoe dát nou kan. En samen komen ze dan overeen, dat deze persoon geschrapt moet worden van de lijst van behoeftige mensen. Er was ook iemand, die huilend vertelde over zijn overleden moeder. Hartverscheurend. Hij had geld nodig om haar te begraven. Snikkend overhandigde pere Pierre het gevraagde bedrag. Je kan je dat zo helemaal voorstellen. Maar toen een week later de moeder voor de tweede maal overleed, ging opnieuw bij pere Tanneguy een lampje branden. Weer werd er ieand afgevoerd van de lijst der behoeftigen.
Soms gaat het ook op een andere manier. Gebruik makend van zijn slechte zicht, komen de mensen ’s morgens in het blauw en ’s middags in het rood om geld vragen. Pere Tanneguy ontfermt zich nu meer en meer over pere Pierre. Ook de sentinel kan op dit vlak een filterfunctie vervullen. Helemaal navrant is, dat nu al twee maal een klein radiootje is gestolen uit de kamer van pere Pierre. Wederom gebruik makend van zijn slechte zicht tijdens zo’n bezoekje om geld.
Pere Tanneguy heb ik al enigszins beschreven. Hij staat model voor de ‘don Camillo’ uit Italie. Mensen bellen ook wel eens op voor pere Pierre en Tanneguy (die beslist geen pere wil worden genoemd, door mij) neemt meestal de telefoon op. En poeierd de mensen vaak af. Eenderde van de telefoontjes geeft hij door aan pere Pierre. De tweederde die hij afpoeierd zijn van het volhardende type. Op zich een loffelijke eigenschap, maar zo niet in de ogen van Tanneguy. En al helemaal niet als het zich voordoet tijdens de siesta. De enigszins overbelaste Tanneguy, die ’s morgens naar eigen zeggen al vreselijke moeite heeft met de ‘décollage’ (ontlijmen, onthechten, oftewel de start van een vliegtuig), heeft die siesta ook echt nodig. En als dan in korte tijd dezelfde persoon herhaaldelijk opbelt met steeds een andere smoes, dan hoor je binnen de kortste keren een stortvloed aan krachttermen, die geen vertaling behoeft. In een strip zou je precies weten hoe het ballonnetje eruit zou zien. Er zou dan een sterretje bij staan en zoekend naar de verklaring zou je vinden dat de schrijver het – met het oog op de jeugdige lezertjes – niet verantwoord acht hier een vertaling bij te leveren.
Hij is ook heel goed in staat om een dergelijke monoloog (hij heeft de telefoon er allang op gesmeten) een hele tijd vol te houden. Ik zit dan op de veranda (hoe zou ik immers anders weten dat dit gebeurt) met moeite mijn lachen in te houden. Het is natuurlijk niet tactisch om op zo’n moment in schateren uit te barsten, maar het is wel buitengewoon lachwekkend. Soms kan hij een dergelijke uitbarsting ook vis-a-vis hebben en dat is erg opluchtend voor hem. En verhelderend voor de ander. Ik ben gelukkig nog geen onderwerp van zijn woede geweest en dat wou ik wel graag zo houden.
Als laatste voorbeeld zou ik hier het beeld willen schetsen van de totaal in de wildernis verloren pater. Net zoals ik, zal die pater behoefte hebben aan nieuws van thuis of in elk geval zal hij behoefte hebben aan een praatje met zijn confraters.
Welnu, als het tijd is om de radio aan te zetten, dan blijkt dat de radio voor een groot deel voorziet in juist die behoefte. Er is nu één pater, die vreselijk hengelt naar contact en nooit iemand aan de lijn krijgt. Met een lijzige stem hoor je dan ‘Maison Combonie est á l’écoute’ op één toon (Gregoriaans?). Oftewel ‘ik luister’. Op zich een frase die wel vaker wordt uitgesproken en die vaak tot contact leidt. Als je hoort dat iemand ‘online’ is, realiseer je je dat je die iemand ook nog iets te zeggen had. Echter, bij deze persoon is er nooit iemand, die met hem het gesprek aangaat. En zo hoor je die kreet van eenzaamheid elke twee minuten voorbijkomen. Dat is navrant, maar ja, typetjes komen vaak voort uit navrante situaties.
Woensdag 27 oktober mocht ik weer datgene doen, waarvoor ik hier gekomen ben. De reis ging dit keer naar Bangassou. Met twee rode kruizers. Het bleken twee Zwitsers te zijn, die allebei – naar eigen zeggen – een vliegbrevet hadden, inclusief over de honderd uur vliegervaring. Nu kost het mij niet zo heel veel moeite om me in zó iemand te verplaatsen en voordat ze de frase ‘ik durf het bijna niet te vragen, maar ....’ hadden kunnen uitspreken, had ik ze de linker stoel al aangeboden. Klantenbinding he. Kon ik ook weer eens lekker instructeurtje spelen.
Tot op heden had ik de rit oostwaarts steeds op 5000 voet gemaakt. Net boven de turbulentie en net onder de – op dat traject heersende – tegenwind. Deze mensen hadden echter geen bezwaar tegen turbulentie en wilden de aarde wel eens beter bekijken. Op 5000 voet worden de poppetjes toch al wel behoorlijk klein. Kortom we hebben de CAR van dichtbij bekeken en we hebben er prachtige foto’s van gemaakt. Erg leuk. Wat wel opviel - en wat me in de USA al eens was opgevallen - is dat een Duitssprekende roept dat hij kan vliegen, terwijl hij dat helemaal niet blijkt te kunnen. Zou een zekere mate van zelfoverschatting erfdeel zijn van het grote Germaanse volk?
Op Mobaye (ik wil steeds zeggen : Moanemani, maar dat is een ander tijdperk met een andere locatie) gingen we nog even pere Anthonio op halen. Pere Anthonio is Angolees en kan veel vertellen. Over Angola (oorlog), over hoe je nou komt tot een opleiding ‘pater’ (etre pretre), enzovoorts. Pere Anthonio is zo’n 35 jaar en zeer aimabel.
Afijn, deze stop gaf de Zwitsers de gelegenheid een wissel te maken en zo kwamen we – via de route touristique – in Bangassou. Overigens houdt het rode kruis in de CAR zich bezig met het slaan van nieuwe waterputten en hygiene in het algemeen.
Ook hier heeft het fantoom weer toegeslagen. Ik kreeg kamer acht toegewezen, inclusief de sleutel. Ik was nog maar vijf minuten binnen, had net mijn broekspijpen afgeritst en mijn sandalen aangetrokken, toen ik me afvroeg waar mijn sleutel was. Ik had hem gebruikt om binnen te komen en ineens vroeg mijn interne stemmetje zich af waar de sleutel nu was. Op zich een ongebruikelijke vraag, maar niet één die veel moeite kost om te beantwoorden. Dacht ik. Hij was weg en hij bleef weg. Alles heb ik overhoop gehaald, maar de sleutel kwam niet terug. De mensen waren behoorlijk ontdaan. Ze hadden geen reserve sleutel. Ik voelde me ook behoorlijk schuldig. Intussen kreeg ik de kamer ernaast. Nummer negen. Nou ja ....
Ik ben begonnen in Harry Potter deel één. Ik heb drie ontzettend spannende thrillers achter de kiezen en ik sliep er gewoon niet van. Nee hoor, maar ze waren in het Engels en dat botst dan toch een beetje met het Frans. Zou dat ook een oorzaak zijn van hun botsingen door de eeuwen heen?
Harry Potter deel één. Ja, die ken ik allang. Maar dit exemplaar kocht ik in de supermarché in – ik meen – St. Loupe. Dat is vlakbij Dampierre les Conflans. Enfin, hij is dus in het Frans.
Het is wel weer een hele stap in de taal, maar - tot mijn plezier - kan ik het goed volgen (het is natuurlijk eenvoudige taal, een kinderboek) en vind ik het grappig om de taal zo verder te ontdekken. Het valt dan niet mee om te stoppen. En om 21:30 uur gaat de generator uit en is het donker. Het was ook regenachtig en onweerachtig, dus het was echt aardedonker. Daarmee bedoel ik dat – als er geen bliksem is – het geen verschil maakt of je je ogen nu open hebt of niet. Dan merk je pas hoeveel licht de sterren toch nog geven. En het valt dan dus niet mee om verder te lezen. Nu is iedere gast gelukkig voorzien van een stormlantaarn. Je weet wel, zo’n walmende oliepit. En zo heb ik het nog een hele poos weten te rekken.
De volgende dag nam ik een andere rode kruizer mee terug.
Gingen we op de heenweg sightsee-en. Op de terugweg viel er niets te sightsee-en. Het was zwaar bewolkt. Dus gingen we op 3 kilometer hoog genieten van het windje in de rug. Daarbij ga je – als gevolg van de dunnere lucht - zowiezo al een stuk harder, dan dat de snelheidsmeter aangeeft. Deze keer bijvoorbeeld gaf de snelheidsmeter aan dat we 100 knopen gingen. De werkelijke luchtsnelheid was op die hoogte 125 knopen. Vervolgens hadden we nog eens 20 knopen wind in de rug, waardoor we uiteindelijk op een 145 knopen grondsnelheid uitkwamen. Alsof je in een straaljager zit. Het was bovendien schitterend om op 3 kilometer hoogte soms eindeloos boven de wolkenlandschappen te zitten. Prachtige lichteffecten. Het leek soms veel op de Alpen. Net alsof je echt vlak boven de sneeuw vloog om er dan – even later – met veel overtuiging in te duiken. Heel apart. Dat ben ik – in Nederland – niet gewend, en daarom is het deste leuker.
O ja - toen ik één keer beneden - de sleutel van de auto zocht, vond ik ... de sleutel van kamer nummer acht !!! Nou ja ....
Zo heb je hier een oude pater en die heet pere Pierre. Nou, een naam voor het typetje hoef je dan al niet meer te verzinnen : in grote lijnen staat hij meteen al voor je. Pere Pierre is eigenlijk met pensioen, maar hij wil dat niet weten en hij wil zéker niet terug naar Frankrijk. Pere Pierre is nogal slecht ter been, maar hij gaat door tot het bittere einde. Op zich een zeer loffelijk streven, want ‘use it or lose it’ werkt zeker ook in het lichamelijke vlak. Als een schip op een stormachtige zee beweegt hij zich voort, hetgeen bij menigeen al tot hartverzakkingen heeft geleid. Soms maakt hij een misstap en dan staat hij echt een hele poos zijn balans terug te vinden. Het feit dat hij slecht ziet maakt het er natuurlijk niet gemakkelijker op.
Overigens is hij aan tafel een buitengewoon fijne gesprekspartner. Hij is vriendelijk tot op het bot en hij weet overal heel veel van. En die vriendelijkheid, dát is hetgeen hem tot een typetje zou kunnen maken. Want de mensen hier ruiken dat van een kilometer afstand en komen dan om geld vragen. En pere Pierre geeft dat dan.
Pere Pierre is begaan met zijn medemens en hij wil ze dus graag helpen. En dat is ook wel het navrante van hier, want mensen maken daar misbruik van. Het is wel aardig dat ze – wat smoezen betreft – niet erg vindingrijk zijn. Ze komen niet veel verder dan de equivalent van ‘de brug stond open’. Als iemand komt vragen om geld, omdat zijn vrouw ligt te bevallen in het ziekenhuis, dan is dat op zich wel een goeie reden. Maar als diezelfde persoon een week later met hetzelfde verhaal komt, gaat er bij menigeen wel een lampje branden. Zoniet bij pere Pierre. Dat heb je soms. Mensen die erg intelligent zijn hebben op bepaalde punten dan ineens een soort blindheid, die je totaal niet zou verwachten. Het is dan aan tafel, dat hij het vreselijke verhaal vertelt. Pere Tanneguy vraagt zich dan af hoe dát nou kan. En samen komen ze dan overeen, dat deze persoon geschrapt moet worden van de lijst van behoeftige mensen. Er was ook iemand, die huilend vertelde over zijn overleden moeder. Hartverscheurend. Hij had geld nodig om haar te begraven. Snikkend overhandigde pere Pierre het gevraagde bedrag. Je kan je dat zo helemaal voorstellen. Maar toen een week later de moeder voor de tweede maal overleed, ging opnieuw bij pere Tanneguy een lampje branden. Weer werd er ieand afgevoerd van de lijst der behoeftigen.
Soms gaat het ook op een andere manier. Gebruik makend van zijn slechte zicht, komen de mensen ’s morgens in het blauw en ’s middags in het rood om geld vragen. Pere Tanneguy ontfermt zich nu meer en meer over pere Pierre. Ook de sentinel kan op dit vlak een filterfunctie vervullen. Helemaal navrant is, dat nu al twee maal een klein radiootje is gestolen uit de kamer van pere Pierre. Wederom gebruik makend van zijn slechte zicht tijdens zo’n bezoekje om geld.
Pere Tanneguy heb ik al enigszins beschreven. Hij staat model voor de ‘don Camillo’ uit Italie. Mensen bellen ook wel eens op voor pere Pierre en Tanneguy (die beslist geen pere wil worden genoemd, door mij) neemt meestal de telefoon op. En poeierd de mensen vaak af. Eenderde van de telefoontjes geeft hij door aan pere Pierre. De tweederde die hij afpoeierd zijn van het volhardende type. Op zich een loffelijke eigenschap, maar zo niet in de ogen van Tanneguy. En al helemaal niet als het zich voordoet tijdens de siesta. De enigszins overbelaste Tanneguy, die ’s morgens naar eigen zeggen al vreselijke moeite heeft met de ‘décollage’ (ontlijmen, onthechten, oftewel de start van een vliegtuig), heeft die siesta ook echt nodig. En als dan in korte tijd dezelfde persoon herhaaldelijk opbelt met steeds een andere smoes, dan hoor je binnen de kortste keren een stortvloed aan krachttermen, die geen vertaling behoeft. In een strip zou je precies weten hoe het ballonnetje eruit zou zien. Er zou dan een sterretje bij staan en zoekend naar de verklaring zou je vinden dat de schrijver het – met het oog op de jeugdige lezertjes – niet verantwoord acht hier een vertaling bij te leveren.
Hij is ook heel goed in staat om een dergelijke monoloog (hij heeft de telefoon er allang op gesmeten) een hele tijd vol te houden. Ik zit dan op de veranda (hoe zou ik immers anders weten dat dit gebeurt) met moeite mijn lachen in te houden. Het is natuurlijk niet tactisch om op zo’n moment in schateren uit te barsten, maar het is wel buitengewoon lachwekkend. Soms kan hij een dergelijke uitbarsting ook vis-a-vis hebben en dat is erg opluchtend voor hem. En verhelderend voor de ander. Ik ben gelukkig nog geen onderwerp van zijn woede geweest en dat wou ik wel graag zo houden.
Als laatste voorbeeld zou ik hier het beeld willen schetsen van de totaal in de wildernis verloren pater. Net zoals ik, zal die pater behoefte hebben aan nieuws van thuis of in elk geval zal hij behoefte hebben aan een praatje met zijn confraters.
Welnu, als het tijd is om de radio aan te zetten, dan blijkt dat de radio voor een groot deel voorziet in juist die behoefte. Er is nu één pater, die vreselijk hengelt naar contact en nooit iemand aan de lijn krijgt. Met een lijzige stem hoor je dan ‘Maison Combonie est á l’écoute’ op één toon (Gregoriaans?). Oftewel ‘ik luister’. Op zich een frase die wel vaker wordt uitgesproken en die vaak tot contact leidt. Als je hoort dat iemand ‘online’ is, realiseer je je dat je die iemand ook nog iets te zeggen had. Echter, bij deze persoon is er nooit iemand, die met hem het gesprek aangaat. En zo hoor je die kreet van eenzaamheid elke twee minuten voorbijkomen. Dat is navrant, maar ja, typetjes komen vaak voort uit navrante situaties.
Woensdag 27 oktober mocht ik weer datgene doen, waarvoor ik hier gekomen ben. De reis ging dit keer naar Bangassou. Met twee rode kruizers. Het bleken twee Zwitsers te zijn, die allebei – naar eigen zeggen – een vliegbrevet hadden, inclusief over de honderd uur vliegervaring. Nu kost het mij niet zo heel veel moeite om me in zó iemand te verplaatsen en voordat ze de frase ‘ik durf het bijna niet te vragen, maar ....’ hadden kunnen uitspreken, had ik ze de linker stoel al aangeboden. Klantenbinding he. Kon ik ook weer eens lekker instructeurtje spelen.
Tot op heden had ik de rit oostwaarts steeds op 5000 voet gemaakt. Net boven de turbulentie en net onder de – op dat traject heersende – tegenwind. Deze mensen hadden echter geen bezwaar tegen turbulentie en wilden de aarde wel eens beter bekijken. Op 5000 voet worden de poppetjes toch al wel behoorlijk klein. Kortom we hebben de CAR van dichtbij bekeken en we hebben er prachtige foto’s van gemaakt. Erg leuk. Wat wel opviel - en wat me in de USA al eens was opgevallen - is dat een Duitssprekende roept dat hij kan vliegen, terwijl hij dat helemaal niet blijkt te kunnen. Zou een zekere mate van zelfoverschatting erfdeel zijn van het grote Germaanse volk?
Op Mobaye (ik wil steeds zeggen : Moanemani, maar dat is een ander tijdperk met een andere locatie) gingen we nog even pere Anthonio op halen. Pere Anthonio is Angolees en kan veel vertellen. Over Angola (oorlog), over hoe je nou komt tot een opleiding ‘pater’ (etre pretre), enzovoorts. Pere Anthonio is zo’n 35 jaar en zeer aimabel.
Afijn, deze stop gaf de Zwitsers de gelegenheid een wissel te maken en zo kwamen we – via de route touristique – in Bangassou. Overigens houdt het rode kruis in de CAR zich bezig met het slaan van nieuwe waterputten en hygiene in het algemeen.
Ook hier heeft het fantoom weer toegeslagen. Ik kreeg kamer acht toegewezen, inclusief de sleutel. Ik was nog maar vijf minuten binnen, had net mijn broekspijpen afgeritst en mijn sandalen aangetrokken, toen ik me afvroeg waar mijn sleutel was. Ik had hem gebruikt om binnen te komen en ineens vroeg mijn interne stemmetje zich af waar de sleutel nu was. Op zich een ongebruikelijke vraag, maar niet één die veel moeite kost om te beantwoorden. Dacht ik. Hij was weg en hij bleef weg. Alles heb ik overhoop gehaald, maar de sleutel kwam niet terug. De mensen waren behoorlijk ontdaan. Ze hadden geen reserve sleutel. Ik voelde me ook behoorlijk schuldig. Intussen kreeg ik de kamer ernaast. Nummer negen. Nou ja ....
Ik ben begonnen in Harry Potter deel één. Ik heb drie ontzettend spannende thrillers achter de kiezen en ik sliep er gewoon niet van. Nee hoor, maar ze waren in het Engels en dat botst dan toch een beetje met het Frans. Zou dat ook een oorzaak zijn van hun botsingen door de eeuwen heen?
Harry Potter deel één. Ja, die ken ik allang. Maar dit exemplaar kocht ik in de supermarché in – ik meen – St. Loupe. Dat is vlakbij Dampierre les Conflans. Enfin, hij is dus in het Frans.
Het is wel weer een hele stap in de taal, maar - tot mijn plezier - kan ik het goed volgen (het is natuurlijk eenvoudige taal, een kinderboek) en vind ik het grappig om de taal zo verder te ontdekken. Het valt dan niet mee om te stoppen. En om 21:30 uur gaat de generator uit en is het donker. Het was ook regenachtig en onweerachtig, dus het was echt aardedonker. Daarmee bedoel ik dat – als er geen bliksem is – het geen verschil maakt of je je ogen nu open hebt of niet. Dan merk je pas hoeveel licht de sterren toch nog geven. En het valt dan dus niet mee om verder te lezen. Nu is iedere gast gelukkig voorzien van een stormlantaarn. Je weet wel, zo’n walmende oliepit. En zo heb ik het nog een hele poos weten te rekken.
De volgende dag nam ik een andere rode kruizer mee terug.
Gingen we op de heenweg sightsee-en. Op de terugweg viel er niets te sightsee-en. Het was zwaar bewolkt. Dus gingen we op 3 kilometer hoog genieten van het windje in de rug. Daarbij ga je – als gevolg van de dunnere lucht - zowiezo al een stuk harder, dan dat de snelheidsmeter aangeeft. Deze keer bijvoorbeeld gaf de snelheidsmeter aan dat we 100 knopen gingen. De werkelijke luchtsnelheid was op die hoogte 125 knopen. Vervolgens hadden we nog eens 20 knopen wind in de rug, waardoor we uiteindelijk op een 145 knopen grondsnelheid uitkwamen. Alsof je in een straaljager zit. Het was bovendien schitterend om op 3 kilometer hoogte soms eindeloos boven de wolkenlandschappen te zitten. Prachtige lichteffecten. Het leek soms veel op de Alpen. Net alsof je echt vlak boven de sneeuw vloog om er dan – even later – met veel overtuiging in te duiken. Heel apart. Dat ben ik – in Nederland – niet gewend, en daarom is het deste leuker.
O ja - toen ik één keer beneden - de sleutel van de auto zocht, vond ik ... de sleutel van kamer nummer acht !!! Nou ja ....