Saturday, October 15, 2005
eindelijk het felbegeerde papiertje
Als een stuiterbal op een glazen plaat ben ik gestuiterd. Elke keer dat ik stuiterde werd het balletje een beetje ingedeukt. De indrukken waren in het begin het heftigst. Het was niet onprettig hoor. Eigenlijk bedacht het stuiterballetje, dat het juist hiervoor gemaakt was. Een stuiterballetje moet stuiteren en daardoor indrukken verwerken. En met dat het stuiterballetje zich dit realiseerde, bedacht het stuiterballetje, dat het lang geleden was dat hij zo vrolijk en uitbundig gestuiterd had. Na verloop van tijd raakte het balletje zijn energie kwijt en werden de indrukken minder heftig. De hoogte van de stuiters nam ook af. Zo kon het balletje in de vlucht steeds beter blijven kijken naar datgene wat hem steeds zo’n indruk gaf. En op zeker moment bleef het balletje stil liggen. Nu kon het balletje op zijn gemak kijken naar wat er zich achter die glazen plaat allemaal afspeelde. Het balletje zag vooral de afwijkende dingen. Ik bedoel, het feit dat de mensen, die onder de glazen plaat woonden een neus, een mond en twee oren hadden, was niet echt indrukwekkend. Maar dat ze zwart waren, dat ze anders praatten en ga zo maar door, dát wel. Dat was toch wel interessant.
Na verloop van tijd begon het glas wat minder hard te worden, leek het wel. Misschien was het eigenlijk nooit zo keihard geweest. Zo kon het balletje op een gegeven moment niet alleen dingen zien, maar ook dingen voelen. Zo zakte het balletje, met dat het glas steeds zachter werd, steeds verder in die vreemde wereld onder hem. Op een goed moment, begon hij er zelfs onderdeel van uit te maken. En daarmee raakte hij het zicht op de wereld waar hij vandaan kwam een beetje kwijt. Dat zorgde even voor wat consternatie, want het balletje had wel eens gehoord van een aandoening, die de Engelsen heel mooi benoemen met ‘going native’. Gelukkig kreeg hij nu ook nieuws van thuis, zodat er een stevig lijntje met die andere wereld bleef bestaan.
Zo ongeveer heb ik het tot nog toe ervaren.
En nu heb ik mijn papiertje. Nou ja, het is een tijdelijk papiertje, maar who cares, ik mag ermee vliegen. En zo wilden Helmut en ik op 13 okt naar Mobaye. Daar zou ik hem afzetten. Vervolgens zou ik in Kouango twee zusters ophalen en naar Bangui brengen. Daarna kwam een honderd uur inspectie. Maar het ging iets anders. Op 13 okt regende het namelijk. De hele tijd. Nou ja, ‘yeke yeke’ zeggen ze hier dan, doe het maar rustig aan, morgen is er weer een dag. Uiteindelijk zijn we toch nog ’s middags vertrokken. Maar ik ben lekker in Mobaye blijven slapen, want Kouango schijnt nogal glad te worden als het nat is. Maar een belangrijker overweging vond ikzelf, dat het donderdag was. En op donderdag wordt er altijd bij de zusters gedineerd. In stijl. Daarbovenop mocht ik deze keer bij de zusters slapen. Het fantoom zal wel teleurgesteld zijn geweest. En ik mocht niet zomaar bij de zusters slapen, nee, ik mocht in de kamer slapen die ze normaal exclusief houden voor de bisschop!! Een hele lieve kamer, met een heel lief uitzicht door een geruit raamwerk, waardoor het uitzicht nadrukkelijk een Brits karakter krijgt. Heel apart. En vanaf de veranda van het gastenverblijf heb je mooi uitzicht op het daartegenover gelegen kapelletje, waar voor het eten de mis wordt opgedragen. Zo klinkt in het duister - met op de achtergrond de krekels en aan het firmament honderdduizend sterren – ineens de ijle zang van een vrouwenstem (dat is zuster Alfreda) evenlater vergezeld van de mooie bariton van abbé Helmut.
Ja dat moet ik nog even uitleggen, maar je hebt hier paters en abbés. Paters zijn lid van een orde en abbés niet. Helmut is een soort freelancer, zeg maar.
Het aperitief wordt hier heel serieus genomen en met een liter bier de man is er hier zeker geen sprake van een halve maatregel. Daarnaast hebben ze hier pinda’s uit een fles. Die je dan zo – heel hygie – op je hand kan schudden, in plaats van dat je met zijn allen met je gore handen in een schaaltje grabbelt. Bovendien doen ze hier nogal eens aan huisvlijt (wat zul je anders doen op die lange winteravonden) en zo verpakken ze pinda’s vaak met een heerlijk suikerlaagje. Het diner wordt aangevangen met een heerlijk soepje, gevolgd door een hoofdmaaltijd, die ik niet meer helemaal voor de geest kan halen. Hij werd in elk geval vergezeld door een heerlijk rood, Frans wijntje. Ook hier viel tijdens de maaltijd het licht uit. Maar daarom niet getreurd. Terwijl Helmut de generator ging starten, konden we bij het maanlicht in elk geval ons glas nog wel vinden.
Ik vond het nodig om op deze heuglijke donderdag de dertiende te melden dat ik nimmer op zo’n fijn vliegtuig vloog, waarbij ik nog extra opmerkte, dat ik het ook zo bijzonder vond dat er zoveel mooie speeltjes inzaten én dat alles het nog deed ook.
En dat had ik beter niet kunnen doen, want toen ik de volgende dag – voor het eerst alleen – bij het vliegtuig kwam, ontdekte ik alras dat de flaps niet naar beneden kwamen. Gewoon niet. En het was niet een eruit gevlogen stop ofzo. Wat is een Cessna 185 dan fijn. Die heeft gewoon een grote handel waarmee je de flaps mechanisch laat zakken. Nou ja, niet getreurd, want de banen zijn hier hartstikke lang. Nog even op Mobaye een touch en go gemaakt om het gevoel even terug te krijgen en ja, het enige nadeel is dat je neus veel hoger staat dan normaal. Nou ja ...
Na een plezierige vlucht staat het vliegtuig nu in onderhoud. Ik ben wel blij, dat ik Turtle wax heb meegenomen, want ik denk niet dat iemand hem in zijn zesjarig bestaan heeft opgepoetst en zo ziet hij er nu uit alsof ie al dertig jaar is. Helemaal futloos. Het is echt zonde. De staart is niet meer te redden De verf is gewoon kaal. De ruiten zijn nog wel mooi en tot mijn verbazing was de bovenkant van de vleugel nog wel te redden, terwijl het er vreselijk uitzag. Maar het kost wel een hoop – wat ze in Amerika zo mooi benoemen – ‘elbow grease’. Maar het is wel fijn om te doen, want hij knapt er echt van op.
Het heeft net weer geweldig geonweerd en ik hoop dat ik dat nog eens vliegend mee mag maken. Binnenkort is het regenseizoen ten einde en dan wordt het echt zoeken naar een beetje rotweer. Ach misschien is het ook maar beter zo.
Na verloop van tijd begon het glas wat minder hard te worden, leek het wel. Misschien was het eigenlijk nooit zo keihard geweest. Zo kon het balletje op een gegeven moment niet alleen dingen zien, maar ook dingen voelen. Zo zakte het balletje, met dat het glas steeds zachter werd, steeds verder in die vreemde wereld onder hem. Op een goed moment, begon hij er zelfs onderdeel van uit te maken. En daarmee raakte hij het zicht op de wereld waar hij vandaan kwam een beetje kwijt. Dat zorgde even voor wat consternatie, want het balletje had wel eens gehoord van een aandoening, die de Engelsen heel mooi benoemen met ‘going native’. Gelukkig kreeg hij nu ook nieuws van thuis, zodat er een stevig lijntje met die andere wereld bleef bestaan.
Zo ongeveer heb ik het tot nog toe ervaren.
En nu heb ik mijn papiertje. Nou ja, het is een tijdelijk papiertje, maar who cares, ik mag ermee vliegen. En zo wilden Helmut en ik op 13 okt naar Mobaye. Daar zou ik hem afzetten. Vervolgens zou ik in Kouango twee zusters ophalen en naar Bangui brengen. Daarna kwam een honderd uur inspectie. Maar het ging iets anders. Op 13 okt regende het namelijk. De hele tijd. Nou ja, ‘yeke yeke’ zeggen ze hier dan, doe het maar rustig aan, morgen is er weer een dag. Uiteindelijk zijn we toch nog ’s middags vertrokken. Maar ik ben lekker in Mobaye blijven slapen, want Kouango schijnt nogal glad te worden als het nat is. Maar een belangrijker overweging vond ikzelf, dat het donderdag was. En op donderdag wordt er altijd bij de zusters gedineerd. In stijl. Daarbovenop mocht ik deze keer bij de zusters slapen. Het fantoom zal wel teleurgesteld zijn geweest. En ik mocht niet zomaar bij de zusters slapen, nee, ik mocht in de kamer slapen die ze normaal exclusief houden voor de bisschop!! Een hele lieve kamer, met een heel lief uitzicht door een geruit raamwerk, waardoor het uitzicht nadrukkelijk een Brits karakter krijgt. Heel apart. En vanaf de veranda van het gastenverblijf heb je mooi uitzicht op het daartegenover gelegen kapelletje, waar voor het eten de mis wordt opgedragen. Zo klinkt in het duister - met op de achtergrond de krekels en aan het firmament honderdduizend sterren – ineens de ijle zang van een vrouwenstem (dat is zuster Alfreda) evenlater vergezeld van de mooie bariton van abbé Helmut.
Ja dat moet ik nog even uitleggen, maar je hebt hier paters en abbés. Paters zijn lid van een orde en abbés niet. Helmut is een soort freelancer, zeg maar.
Het aperitief wordt hier heel serieus genomen en met een liter bier de man is er hier zeker geen sprake van een halve maatregel. Daarnaast hebben ze hier pinda’s uit een fles. Die je dan zo – heel hygie – op je hand kan schudden, in plaats van dat je met zijn allen met je gore handen in een schaaltje grabbelt. Bovendien doen ze hier nogal eens aan huisvlijt (wat zul je anders doen op die lange winteravonden) en zo verpakken ze pinda’s vaak met een heerlijk suikerlaagje. Het diner wordt aangevangen met een heerlijk soepje, gevolgd door een hoofdmaaltijd, die ik niet meer helemaal voor de geest kan halen. Hij werd in elk geval vergezeld door een heerlijk rood, Frans wijntje. Ook hier viel tijdens de maaltijd het licht uit. Maar daarom niet getreurd. Terwijl Helmut de generator ging starten, konden we bij het maanlicht in elk geval ons glas nog wel vinden.
Ik vond het nodig om op deze heuglijke donderdag de dertiende te melden dat ik nimmer op zo’n fijn vliegtuig vloog, waarbij ik nog extra opmerkte, dat ik het ook zo bijzonder vond dat er zoveel mooie speeltjes inzaten én dat alles het nog deed ook.
En dat had ik beter niet kunnen doen, want toen ik de volgende dag – voor het eerst alleen – bij het vliegtuig kwam, ontdekte ik alras dat de flaps niet naar beneden kwamen. Gewoon niet. En het was niet een eruit gevlogen stop ofzo. Wat is een Cessna 185 dan fijn. Die heeft gewoon een grote handel waarmee je de flaps mechanisch laat zakken. Nou ja, niet getreurd, want de banen zijn hier hartstikke lang. Nog even op Mobaye een touch en go gemaakt om het gevoel even terug te krijgen en ja, het enige nadeel is dat je neus veel hoger staat dan normaal. Nou ja ...
Na een plezierige vlucht staat het vliegtuig nu in onderhoud. Ik ben wel blij, dat ik Turtle wax heb meegenomen, want ik denk niet dat iemand hem in zijn zesjarig bestaan heeft opgepoetst en zo ziet hij er nu uit alsof ie al dertig jaar is. Helemaal futloos. Het is echt zonde. De staart is niet meer te redden De verf is gewoon kaal. De ruiten zijn nog wel mooi en tot mijn verbazing was de bovenkant van de vleugel nog wel te redden, terwijl het er vreselijk uitzag. Maar het kost wel een hoop – wat ze in Amerika zo mooi benoemen – ‘elbow grease’. Maar het is wel fijn om te doen, want hij knapt er echt van op.
Het heeft net weer geweldig geonweerd en ik hoop dat ik dat nog eens vliegend mee mag maken. Binnenkort is het regenseizoen ten einde en dan wordt het echt zoeken naar een beetje rotweer. Ach misschien is het ook maar beter zo.