Sunday, November 06, 2005
tussen weer en onweer
De jonge vrouw met het kind met tanden in haar neus gaat naar Spanje. Daar wordt het kind in drie sessies geopereerd. Het gaat in totaal een jaar duren. En daarvoor zijn allerlei officiele paperassen nodig. Donderdag nam ik ze vanuit Bangassou mee naar hier en het hele officiele verhaal is nu al rond, dus ze kan – in afwachting van de reis naar Spanje – nu weer naar Bangassou. En dat komt uit, want daar moest ik toch heen. Ten eerste om pere Theo en twee anderen op te halen. Ten tweede omdat er een onderdeel voor de auto van Helmut is gekomen. Van de MIVA, via de DHL. Ten derde, omdat de hors bord (buitenboordmotor) van Helmut het niet deed en nu gebleken is dat in elk geval de bobine overleden is. Ik ben dus in Bangui op zoek gegaan en ik heb er wonder boven wonder één gevonden. Ten vierde om de uitslag van het bloedonderzoek naar de zusters van Mobaye te brengen.
Men had mij gezegd, dat ik dat vrijdag kon ophalen, maar toen ik langsging vertelden ze me, dat het nog niet klaar was. Zaterdag kon ik het wel ophalen. Dus konden we zaterdag pas laat weg. Om twee uur in de middag om precies te zijn.
Maar ik vind het prachtig om met de zon in de rug te vliegen, dus ik vind dat helemaal niet erg. Ik had bedacht dat ik dan om vijf uur in Bangassou zou zijn, en als je dan bedenkt dat het om zes uur donker is, dan geeft dat plenty speling.
Eindelijk kreeg ik deze keer eens de gelegenheid om wat onweer te zien, maar het was allemaal ontzettend tam. Wel links en rechts flitsen, maar geen turbulentie van betekenis. Nou, dat was in elk geval voor moeder en kind achterin wel plezierig. Wat wel heel bijzonder was, was een paar concentrische regenbogen, die het vliegtuig helemaal omspanden. De lage zon achter, een heftige regenbui voor : perfect.
Helmut was helemaal in de wolken met al zijn speeltjes, die kon weer lekker aan het knutselen. Er zijn hier veel paters die – al of niet noodgedwongen – van knutselen houden. Je treft hier achterafhokken aan, die voorzien zijn van een zeer complete uitrusting aan gereedschap.
Maar ik had niet veel tijd om stil te staan bij de feestvreugde, want wij moesten nog voor donker binnen zijn. Niet dat ik me er zorgen over maakte, maar toch.
En opnieuw kwamen we in buien terecht, maar het had allemaal niet veel om het lijf. Het was – bij tijd en wijle – wel adembenemend mooi. Die wolkenpartijen in de laatste zonnestralen, helder in het licht met een schitterende blauwe achtergrond en in de schaduw al donkergrijs. Met de zon schuin achter viel onze schaduw schuin voor ons op de wolkentorens, waar we rakelings langs gleden. En die schaduw was geheel omgeven door een kleine, felle regenboog. Een protestante vlieger in een rooms vliegtuig met een schaduw met een schitterende halo. Het was een pracht.
Eenmaal bij Bangassou aangekomen zagen we – al langsvliegend – geen pere Theo om ons op te halen. Ik had het laatste uur al steeds opgeroepen, maar geen antwoord gekregen. De radio zat ook vol met storingen. Misschien wel door het weer.
Dus vlogen we op dezelfde, lage hoogte verder, om pere Theo te waarschuwen. Bij de tweede low pass zagen we pere Theo zwaaien, bij de derde was de auto al weg. En zo zijn we in de schemer geland. Het was nog licht genoeg om de tie-down te vinden (ijzeren haken in de grond, waar je het vliegtuig aan kunt vastbinden), maar nadat we het vliegtuig hadden klaargemaakt voor de nacht en Theo ons had verteld dat hij baalde omdat hij de hele middag aan de radio had gezeten en dus van allerlei niet had kunnen doen, viel de nacht toch echt met een klap. Zo bleek mij dat ik er een half uur naast zat, want het is hier niet om zes uur, maar om half zes donker. En ik wil toch liever niet in het donker moeten landen.
De avond was super, evenals de nacht en de terugvlucht. Wat me wel opviel, was de ellende die de wereldomroep bracht. Dertienhonderd auto’s aangestoken in één nacht in Frankrijk. Nou, dan is het hier in de CAR erg rustig. Slechts één roofoverval met twee doden en elf miljoen schade. Het is natuurlijk erg genoeg en iedereen heeft het erover. Maar de schaal waarop het in Frankrijk gebeurd grenst wel aan het ongelooflijke.
Ik vind het trouwens heel moeilijk om gezichten te onthouden. Ik ben normaal heel goed daarin, maar bij deze mensen kan ik het niet en dat is soms wel genant. Nu ik hier een poosje ben, komen er mensen naar me toe en zeggen ‘weet je nog wel, daar en daar, toen en toen’ en dan weet ik het echt niet, heel genant. Het omgekeerde gebeurt ook. Dan denk ik iemand te herkennen en dan blijk ik er helemaal naast te zitten. Zoiets heb ik eerlijk gezegd nog nooit meegemaakt, ook niet in Nieuw Guinea.
Ze hebben een bijzonder sprekend Sango gezegde : ‘Als de vissen huilen, is er niemand die het ziet’. De Afrikanen hebben het zwaar en daar lijden ze onder. De blanke ziet dat, maar sust zichzelf in slaap met de gedachte dat ze het nooit anders gewend zijn ...
Men had mij gezegd, dat ik dat vrijdag kon ophalen, maar toen ik langsging vertelden ze me, dat het nog niet klaar was. Zaterdag kon ik het wel ophalen. Dus konden we zaterdag pas laat weg. Om twee uur in de middag om precies te zijn.
Maar ik vind het prachtig om met de zon in de rug te vliegen, dus ik vind dat helemaal niet erg. Ik had bedacht dat ik dan om vijf uur in Bangassou zou zijn, en als je dan bedenkt dat het om zes uur donker is, dan geeft dat plenty speling.
Eindelijk kreeg ik deze keer eens de gelegenheid om wat onweer te zien, maar het was allemaal ontzettend tam. Wel links en rechts flitsen, maar geen turbulentie van betekenis. Nou, dat was in elk geval voor moeder en kind achterin wel plezierig. Wat wel heel bijzonder was, was een paar concentrische regenbogen, die het vliegtuig helemaal omspanden. De lage zon achter, een heftige regenbui voor : perfect.
Helmut was helemaal in de wolken met al zijn speeltjes, die kon weer lekker aan het knutselen. Er zijn hier veel paters die – al of niet noodgedwongen – van knutselen houden. Je treft hier achterafhokken aan, die voorzien zijn van een zeer complete uitrusting aan gereedschap.
Maar ik had niet veel tijd om stil te staan bij de feestvreugde, want wij moesten nog voor donker binnen zijn. Niet dat ik me er zorgen over maakte, maar toch.
En opnieuw kwamen we in buien terecht, maar het had allemaal niet veel om het lijf. Het was – bij tijd en wijle – wel adembenemend mooi. Die wolkenpartijen in de laatste zonnestralen, helder in het licht met een schitterende blauwe achtergrond en in de schaduw al donkergrijs. Met de zon schuin achter viel onze schaduw schuin voor ons op de wolkentorens, waar we rakelings langs gleden. En die schaduw was geheel omgeven door een kleine, felle regenboog. Een protestante vlieger in een rooms vliegtuig met een schaduw met een schitterende halo. Het was een pracht.
Eenmaal bij Bangassou aangekomen zagen we – al langsvliegend – geen pere Theo om ons op te halen. Ik had het laatste uur al steeds opgeroepen, maar geen antwoord gekregen. De radio zat ook vol met storingen. Misschien wel door het weer.
Dus vlogen we op dezelfde, lage hoogte verder, om pere Theo te waarschuwen. Bij de tweede low pass zagen we pere Theo zwaaien, bij de derde was de auto al weg. En zo zijn we in de schemer geland. Het was nog licht genoeg om de tie-down te vinden (ijzeren haken in de grond, waar je het vliegtuig aan kunt vastbinden), maar nadat we het vliegtuig hadden klaargemaakt voor de nacht en Theo ons had verteld dat hij baalde omdat hij de hele middag aan de radio had gezeten en dus van allerlei niet had kunnen doen, viel de nacht toch echt met een klap. Zo bleek mij dat ik er een half uur naast zat, want het is hier niet om zes uur, maar om half zes donker. En ik wil toch liever niet in het donker moeten landen.
De avond was super, evenals de nacht en de terugvlucht. Wat me wel opviel, was de ellende die de wereldomroep bracht. Dertienhonderd auto’s aangestoken in één nacht in Frankrijk. Nou, dan is het hier in de CAR erg rustig. Slechts één roofoverval met twee doden en elf miljoen schade. Het is natuurlijk erg genoeg en iedereen heeft het erover. Maar de schaal waarop het in Frankrijk gebeurd grenst wel aan het ongelooflijke.
Ik vind het trouwens heel moeilijk om gezichten te onthouden. Ik ben normaal heel goed daarin, maar bij deze mensen kan ik het niet en dat is soms wel genant. Nu ik hier een poosje ben, komen er mensen naar me toe en zeggen ‘weet je nog wel, daar en daar, toen en toen’ en dan weet ik het echt niet, heel genant. Het omgekeerde gebeurt ook. Dan denk ik iemand te herkennen en dan blijk ik er helemaal naast te zitten. Zoiets heb ik eerlijk gezegd nog nooit meegemaakt, ook niet in Nieuw Guinea.
Ze hebben een bijzonder sprekend Sango gezegde : ‘Als de vissen huilen, is er niemand die het ziet’. De Afrikanen hebben het zwaar en daar lijden ze onder. De blanke ziet dat, maar sust zichzelf in slaap met de gedachte dat ze het nooit anders gewend zijn ...