Wednesday, November 30, 2005
Vogelvlucht
Bij tijd en wijle realiseer ik me met een schok, dat het allemaal echt is, wat ik beleef. Soms moet ik mezelf knijpen om me te realiseren dat dit allemaal niet een mooie droom is. Ik ben erg blij en gelukkig dat ik hier ben.
En soms zijn er ook wel echt bijzondere dingen. Zoals laatst, toen ik op honderd meter hoogte al een gesloten wolkendek indook. Zo’n vijfhonderd meter verder omhoog kwamen we er bovenuit. Zover het oog reikte was het hetzelfde en toen we honderd mijl verderop weer naar beneden gingen was het weer vijfhonderd meter prut en de laatste honderd meter zicht. Ik vertel het zo uitgebreid omdat hetgeen ik boven de wolken zag anders niet erg bijzonder is. We zagen boven de wolken namelijk een horde zwaluwen – ofzoiets – kennelijk op jacht en niet op trek. En hoe zouden die nu door die wolken zijn gekomen? Hoe wisten ze op hun reis naar boven waar de aarde was en waar de lucht. Het was een onaards schouwspel.
Astianax – nee hij is niet uit Asterix weggelopen – is een stagiair uit Gabon, die in Bangassou stage zal gaan lopen (om pater te worden) en die hier nu al een maand op papieren wacht om dat te mogen gaan doen. We wandelen samen vaak in Bangui rond en ik neem hem soms op sleeptouw, zodat hij zich niet zo verveelt. Laatst merkte hij geamuseerd op, dat de meeste mensen mij aanspreken met ‘mon pere’. Óf ik heb de uitstraling van een pater of de meeste blanke mensen hier zijn pater. Ik weet het niet en het valt me allang niet meer op. Ik vind het in elk geval een leukere betiteling dan het ‘mon commandant’, wat ze ook wel eens gebruiken. Ze zijn hier erg blij met strepen, hetgeen erin resulteert dat ik ze (bijna) nooit meer draag.
Afgelopen maandag heb ik de radar – die kapot was – op de post gedaan. Dat had nogal wat voeten in de aarde, maar uiteindelijk is het toch gelukt. Verder heb ik een prijslijst bij artsen zonder grenzen gedropt. Artsen zonder grenzen - Spanje - zit er al een hele poos, maar er is een nieuwe club bijgekomen : artsen zonder grenzen – Holland! Spanje zit in en om M’Boki en houdt zich bezig met malaria en de tse tse vlieg die de slaap ziekte veroorzaakt (als ik het niet helemaal goed zeg, dan moet je het mij maar niet kwalijk nemen, ik ben geen dokter). Holland gaat iets dergelijks doen, maar dan meer in het noorden. Overigens hoorde ik op de wereld omroep voor de verandering een relevant bericht, namelijk dat ze een vaccin tegen malaria aan het ontwikkelen zijn. Ik ben benieuwd.
De rest van de dag ging op aan mensen, die komen aanlopen om nog wat af te geven : post – al of niet met geld. De mensen met geld doen me nadrukkelijk een beetje denken aan de ‘vieze man’ van Koot en Bie. Zo’n beetje half fluisterend, zo’n beetje om zich heen glurend. Maar ze komen dan ook gewoon over straat aanlopen met soms wel drie miljoen in een plastic zak, dus op zich is er wel enige reden voor een dergelijk gedrag. Maar het blijft lachwekkend.
De vlucht – dinsdag – is er om vier dames van Mobaye naar Bangui te brengen. In eerste instantie is het soeur Lourdes, die wel mee wil naar Bangassou (is voorbij Mobaye en dus op de goede weg). Omdat ze alleen is en een heleboel medicamenten heeft, geef ik haar te kennen dat – als de situatie zo blijft – ze waarschijnlijk veel medicamenten zal kunnen meenemen. Helaas, vervolgens komt soeur Marguerite, die ook naar Bangassou wil. En als klap op de vuurpijl wil soeur Marie Monique naar Kouango. Nu is dat maar drie kwartier hiervandaan, maar soeur Marie Monique is altijd ‘bepakt en bezakt’. Dus dat wordt delen. En zo wordt het – tussen alle bedrijven en pakjes door (het lijkt wel Sinterklaas, helaas is het allemaal niet voor mij) – avond. Er komt nog een gendarme voor mij en aan zijn schichtige houding herken ik de zoveelste gelddrager. Tijdens zijn bezoek gaat mijn telefoon : Emilio van artsen zonder grenzen wil ook mee – naar M’Boki. Even moet ik slikken, maar dan zeg ik hem dat hij van harte welkom is. In Nederland was artsen zonder grenzen al één van die organisaties, waarvan ik vond dat ze goed bezig waren en om ze dan in het echt te zien is bijna net zo gaaf als dat je een Olifant ziet. Maar dat betekent wel dat ik een aantal mensen moet teleurstellen. Soeur Lourdes neemt het sportief op en soeur Marie Monique moppert – zoals gewoonlijk. Ik weet haar te troosten door haar de volgende morgen om zes uur op te halen met al haar spullen. We gaan gewoon kijken, waar het schip strand. Ik heb natuurlijk ook voor soeur Lourdes wat spulletjes meegenomen, anders vind ik het niet eerlijk. Soeur Marguerite beloofde weinig mee te nemen en Emilio zei ook alleen een klein rugzakje bij zich te hebben. Afijn, dat blijkt altijd meer te worden. En zo eindigden we met dat iedereen ook nog allerlei spullen op schoot had. We hadden een hele poos nodig om gewoon alleen maar te gaan zitten. Het was echt passen en meten. En toen kwam – wat verlaat – Emilio. Hij had niet één, maar twee rugzakken en bovendien nog twee dozen met gebak. Hij vroeg of ik erge haast had, want hij was nog iets vergeten. Hij ging in de omgeving van M’boki namelijk een beetje rondreizen en hij was zijn tenten vergeten. Twee stuks. Nou had ik geen haast en bovendien vind ik het erg bewonderenswaardig als je in dit land wilt gaan kamperen. Alhoewel, in Europa kamperen is vaak ook geen pretje, als je het sec bekijkt. Als kampeerder heb je echter recht op ontbering en zo kom je dan toch nog aan je trekken. Nou ja ....
De tenten vielen gelukkig weer mee, maar het was echt een mooi gezicht. Stel je maar een Eendje voor, vol met studenten gepropt.
En toen kwam meneer Beers aangelopen. Meneer Beers is een hele aardige Zuid Afrikaan, op zoek naar diamanten. Of ik iemand mee kon nemen naar Bangassou, zijn vliegtuig zat nogal vol. Ik hoefde slechts opzij te schuiven, zodat hij een onbelemmerd zicht op het interieur van onze Cessna had. Nog nagiechelend zei hij dat hij wel een andere oplossing zou bedenken.
Afijn, we hebben tot Kouango onze adem ingehouden en daarna ging het van een leien dakje. Vanaf Bangassou was het traject helemaal nieuw voor mij en bovendien vol van belofte. Iedereen had mij verzekerd dat tussen Bangassou en M’Boki de olifanten, giraffen, enzovoorts in rotten van drie stonden opgesteld. Ook Emilio wilde graag beesten zien, dus hebben we – in verband met economische overwegingen en de heersende tegenwind – besloten om niet ál te hoog te gaan. Ik heb dat nadrukkelijk overlegd, omdat het op die hoogte wel heftig turbulent is, maar Emilio wilde graag meehelpen met kostenbesparende maatregelen.
Hoewel het een prachtige tocht werd, met afwisselend en veranderend terrein, hebben we geen enkel beest gezien en dat was wel een beetje een teleurstelling. Inmiddels waren we – haast ongemerkt - wel een heel eind gekomen. Zeg maar van Haarlem naar Lyon. Zoiets. Artsen zonder grenzen heeft een aantal vaten benzine ter plaatse en dat is maar goed ook, want - hoewel ik long range tanks heb – kan ik een retourtje Bangui-M’Boki-Bangui zonder tanken toch wel vergeten.
Op de terugweg naar Mobaye – zeg maar van Haarlem naar Nancy – heb ik het maar op mijn gemak op hoogte gedaan. Het is heel apart om tijdens het klimmen de grondsnelheid op te zien lopen – als gevolg van de overheersende meewind op dit traject (de Harmattan). Op de (lucht)snelheidsmeter staat een constante waarde van negentig knopen. Op de GPS loopt de grondsnelheid op tot honderdvijfenveertig knopen. Zeg maar tweehonderdvijftig kilometer per uur. Maar op een kleine vijf kilometer hoogte lijkt het toch allemaal nog redelijk kalm te gaan. Ruim twee uur genieten-van-prachtige-uitzichten later (inmiddels half vijf) schudde Helmut me hartelijk de hand. We hebben langzamerhand een hele plezierige verstandhouding opgebouwd.
Het was nog geen week geleden dat ik van Penge terugliep naar Mobaye. Onderweg was ik onder de indruk van de mooie koffieplanten met die halfrode koffiebonen eraan. Nu stonden ineens al die koffieplanten in de bloei. Prachtige witte bloemen, die heerlijk geuren.
Helmut wist weer een paar verhalen te vertellen, als gevolg waarvan hij altijd met een stukje aggressie en adrenaline zit, die hij niet goed kwijt kan. Hij lijkt dientengevolge wel eens op een gekooide tijger. Deze keer was er iemand van een wat verderop gelegen parochie op bezoek gekomen. Vlak voordat hij bij Helmut aankwam werd hij door de gendarme – die hem niet kende – aangehouden. Hij moest zijn papieren laten zien en ongelukkigerwijs zat daar ook een briefje van vijfhonderd bij. Dat was hij dus gewoon kwijt.
Nog navranter was het verhaal van een man wiens varken was gestolen. De dief werd gevonden en hij werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van dertigduizend francs. Hij betaalde ze aan de gendarme. De bestolen man heeft het geld nooit ontvangen. Dertigduizend francs is wel een behoorlijk maandsalaris.
Het is inderdaad genoeg om jezelf bij tijd en wijle op te vreten.
Woensdag ben ik met de zusters naar Bangui gegaan. Voor soeur Monika en soeur Alfreda was het echt een uitje. Voor de andere twee was het een weemoedig afscheid. Van Mobaye. Maar aangestoken door de feeststemming heb ik ze hun eigen plek vanuit de lucht laten zien, wat natuurlijk altijd een kaskraker is. En vervolgens kwam ik op het idee om bij de zusters van Kouango aan te leggen voor de koffie. Werkoverleg zeg maar.
Kouango is - met zijn missiepost aan de rivier (van twee kilometer breed!) en de landingsbaan dóór het dorp - voor mij steeds opnieuw een heel bijzondere ervaring. Maar de zusters van Mobaye bleken er nog nooit te zijn geweest en voor hun – die alleen gewend waren aan hun eigen afgelegen baantje in de wildernis – was het een ware eye opener.
Morgen is het een nationale feestdag. De onafhankelijkheid wordt gememoreerd. In Bangassou wordt een partijtje gegeven ter waarde van honderdmiljoen francs. Ook hier in Bangui wordt het nodige uit de kast gehaald. Maar in Mobaye wordt de nationale onafhankelijkheid pas de achtste december gevierd. Eerder kan er onmogelijk een minister worden gevonden om acte de presence te geven. Reden voor Helmut om zich weer geweldig op te winden : het is een feest van alle mensen en niet ter ere van een paar omhooggevallen types ......
En soms zijn er ook wel echt bijzondere dingen. Zoals laatst, toen ik op honderd meter hoogte al een gesloten wolkendek indook. Zo’n vijfhonderd meter verder omhoog kwamen we er bovenuit. Zover het oog reikte was het hetzelfde en toen we honderd mijl verderop weer naar beneden gingen was het weer vijfhonderd meter prut en de laatste honderd meter zicht. Ik vertel het zo uitgebreid omdat hetgeen ik boven de wolken zag anders niet erg bijzonder is. We zagen boven de wolken namelijk een horde zwaluwen – ofzoiets – kennelijk op jacht en niet op trek. En hoe zouden die nu door die wolken zijn gekomen? Hoe wisten ze op hun reis naar boven waar de aarde was en waar de lucht. Het was een onaards schouwspel.
Astianax – nee hij is niet uit Asterix weggelopen – is een stagiair uit Gabon, die in Bangassou stage zal gaan lopen (om pater te worden) en die hier nu al een maand op papieren wacht om dat te mogen gaan doen. We wandelen samen vaak in Bangui rond en ik neem hem soms op sleeptouw, zodat hij zich niet zo verveelt. Laatst merkte hij geamuseerd op, dat de meeste mensen mij aanspreken met ‘mon pere’. Óf ik heb de uitstraling van een pater of de meeste blanke mensen hier zijn pater. Ik weet het niet en het valt me allang niet meer op. Ik vind het in elk geval een leukere betiteling dan het ‘mon commandant’, wat ze ook wel eens gebruiken. Ze zijn hier erg blij met strepen, hetgeen erin resulteert dat ik ze (bijna) nooit meer draag.
Afgelopen maandag heb ik de radar – die kapot was – op de post gedaan. Dat had nogal wat voeten in de aarde, maar uiteindelijk is het toch gelukt. Verder heb ik een prijslijst bij artsen zonder grenzen gedropt. Artsen zonder grenzen - Spanje - zit er al een hele poos, maar er is een nieuwe club bijgekomen : artsen zonder grenzen – Holland! Spanje zit in en om M’Boki en houdt zich bezig met malaria en de tse tse vlieg die de slaap ziekte veroorzaakt (als ik het niet helemaal goed zeg, dan moet je het mij maar niet kwalijk nemen, ik ben geen dokter). Holland gaat iets dergelijks doen, maar dan meer in het noorden. Overigens hoorde ik op de wereld omroep voor de verandering een relevant bericht, namelijk dat ze een vaccin tegen malaria aan het ontwikkelen zijn. Ik ben benieuwd.
De rest van de dag ging op aan mensen, die komen aanlopen om nog wat af te geven : post – al of niet met geld. De mensen met geld doen me nadrukkelijk een beetje denken aan de ‘vieze man’ van Koot en Bie. Zo’n beetje half fluisterend, zo’n beetje om zich heen glurend. Maar ze komen dan ook gewoon over straat aanlopen met soms wel drie miljoen in een plastic zak, dus op zich is er wel enige reden voor een dergelijk gedrag. Maar het blijft lachwekkend.
De vlucht – dinsdag – is er om vier dames van Mobaye naar Bangui te brengen. In eerste instantie is het soeur Lourdes, die wel mee wil naar Bangassou (is voorbij Mobaye en dus op de goede weg). Omdat ze alleen is en een heleboel medicamenten heeft, geef ik haar te kennen dat – als de situatie zo blijft – ze waarschijnlijk veel medicamenten zal kunnen meenemen. Helaas, vervolgens komt soeur Marguerite, die ook naar Bangassou wil. En als klap op de vuurpijl wil soeur Marie Monique naar Kouango. Nu is dat maar drie kwartier hiervandaan, maar soeur Marie Monique is altijd ‘bepakt en bezakt’. Dus dat wordt delen. En zo wordt het – tussen alle bedrijven en pakjes door (het lijkt wel Sinterklaas, helaas is het allemaal niet voor mij) – avond. Er komt nog een gendarme voor mij en aan zijn schichtige houding herken ik de zoveelste gelddrager. Tijdens zijn bezoek gaat mijn telefoon : Emilio van artsen zonder grenzen wil ook mee – naar M’Boki. Even moet ik slikken, maar dan zeg ik hem dat hij van harte welkom is. In Nederland was artsen zonder grenzen al één van die organisaties, waarvan ik vond dat ze goed bezig waren en om ze dan in het echt te zien is bijna net zo gaaf als dat je een Olifant ziet. Maar dat betekent wel dat ik een aantal mensen moet teleurstellen. Soeur Lourdes neemt het sportief op en soeur Marie Monique moppert – zoals gewoonlijk. Ik weet haar te troosten door haar de volgende morgen om zes uur op te halen met al haar spullen. We gaan gewoon kijken, waar het schip strand. Ik heb natuurlijk ook voor soeur Lourdes wat spulletjes meegenomen, anders vind ik het niet eerlijk. Soeur Marguerite beloofde weinig mee te nemen en Emilio zei ook alleen een klein rugzakje bij zich te hebben. Afijn, dat blijkt altijd meer te worden. En zo eindigden we met dat iedereen ook nog allerlei spullen op schoot had. We hadden een hele poos nodig om gewoon alleen maar te gaan zitten. Het was echt passen en meten. En toen kwam – wat verlaat – Emilio. Hij had niet één, maar twee rugzakken en bovendien nog twee dozen met gebak. Hij vroeg of ik erge haast had, want hij was nog iets vergeten. Hij ging in de omgeving van M’boki namelijk een beetje rondreizen en hij was zijn tenten vergeten. Twee stuks. Nou had ik geen haast en bovendien vind ik het erg bewonderenswaardig als je in dit land wilt gaan kamperen. Alhoewel, in Europa kamperen is vaak ook geen pretje, als je het sec bekijkt. Als kampeerder heb je echter recht op ontbering en zo kom je dan toch nog aan je trekken. Nou ja ....
De tenten vielen gelukkig weer mee, maar het was echt een mooi gezicht. Stel je maar een Eendje voor, vol met studenten gepropt.
En toen kwam meneer Beers aangelopen. Meneer Beers is een hele aardige Zuid Afrikaan, op zoek naar diamanten. Of ik iemand mee kon nemen naar Bangassou, zijn vliegtuig zat nogal vol. Ik hoefde slechts opzij te schuiven, zodat hij een onbelemmerd zicht op het interieur van onze Cessna had. Nog nagiechelend zei hij dat hij wel een andere oplossing zou bedenken.
Afijn, we hebben tot Kouango onze adem ingehouden en daarna ging het van een leien dakje. Vanaf Bangassou was het traject helemaal nieuw voor mij en bovendien vol van belofte. Iedereen had mij verzekerd dat tussen Bangassou en M’Boki de olifanten, giraffen, enzovoorts in rotten van drie stonden opgesteld. Ook Emilio wilde graag beesten zien, dus hebben we – in verband met economische overwegingen en de heersende tegenwind – besloten om niet ál te hoog te gaan. Ik heb dat nadrukkelijk overlegd, omdat het op die hoogte wel heftig turbulent is, maar Emilio wilde graag meehelpen met kostenbesparende maatregelen.
Hoewel het een prachtige tocht werd, met afwisselend en veranderend terrein, hebben we geen enkel beest gezien en dat was wel een beetje een teleurstelling. Inmiddels waren we – haast ongemerkt - wel een heel eind gekomen. Zeg maar van Haarlem naar Lyon. Zoiets. Artsen zonder grenzen heeft een aantal vaten benzine ter plaatse en dat is maar goed ook, want - hoewel ik long range tanks heb – kan ik een retourtje Bangui-M’Boki-Bangui zonder tanken toch wel vergeten.
Op de terugweg naar Mobaye – zeg maar van Haarlem naar Nancy – heb ik het maar op mijn gemak op hoogte gedaan. Het is heel apart om tijdens het klimmen de grondsnelheid op te zien lopen – als gevolg van de overheersende meewind op dit traject (de Harmattan). Op de (lucht)snelheidsmeter staat een constante waarde van negentig knopen. Op de GPS loopt de grondsnelheid op tot honderdvijfenveertig knopen. Zeg maar tweehonderdvijftig kilometer per uur. Maar op een kleine vijf kilometer hoogte lijkt het toch allemaal nog redelijk kalm te gaan. Ruim twee uur genieten-van-prachtige-uitzichten later (inmiddels half vijf) schudde Helmut me hartelijk de hand. We hebben langzamerhand een hele plezierige verstandhouding opgebouwd.
Het was nog geen week geleden dat ik van Penge terugliep naar Mobaye. Onderweg was ik onder de indruk van de mooie koffieplanten met die halfrode koffiebonen eraan. Nu stonden ineens al die koffieplanten in de bloei. Prachtige witte bloemen, die heerlijk geuren.
Helmut wist weer een paar verhalen te vertellen, als gevolg waarvan hij altijd met een stukje aggressie en adrenaline zit, die hij niet goed kwijt kan. Hij lijkt dientengevolge wel eens op een gekooide tijger. Deze keer was er iemand van een wat verderop gelegen parochie op bezoek gekomen. Vlak voordat hij bij Helmut aankwam werd hij door de gendarme – die hem niet kende – aangehouden. Hij moest zijn papieren laten zien en ongelukkigerwijs zat daar ook een briefje van vijfhonderd bij. Dat was hij dus gewoon kwijt.
Nog navranter was het verhaal van een man wiens varken was gestolen. De dief werd gevonden en hij werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van dertigduizend francs. Hij betaalde ze aan de gendarme. De bestolen man heeft het geld nooit ontvangen. Dertigduizend francs is wel een behoorlijk maandsalaris.
Het is inderdaad genoeg om jezelf bij tijd en wijle op te vreten.
Woensdag ben ik met de zusters naar Bangui gegaan. Voor soeur Monika en soeur Alfreda was het echt een uitje. Voor de andere twee was het een weemoedig afscheid. Van Mobaye. Maar aangestoken door de feeststemming heb ik ze hun eigen plek vanuit de lucht laten zien, wat natuurlijk altijd een kaskraker is. En vervolgens kwam ik op het idee om bij de zusters van Kouango aan te leggen voor de koffie. Werkoverleg zeg maar.
Kouango is - met zijn missiepost aan de rivier (van twee kilometer breed!) en de landingsbaan dóór het dorp - voor mij steeds opnieuw een heel bijzondere ervaring. Maar de zusters van Mobaye bleken er nog nooit te zijn geweest en voor hun – die alleen gewend waren aan hun eigen afgelegen baantje in de wildernis – was het een ware eye opener.
Morgen is het een nationale feestdag. De onafhankelijkheid wordt gememoreerd. In Bangassou wordt een partijtje gegeven ter waarde van honderdmiljoen francs. Ook hier in Bangui wordt het nodige uit de kast gehaald. Maar in Mobaye wordt de nationale onafhankelijkheid pas de achtste december gevierd. Eerder kan er onmogelijk een minister worden gevonden om acte de presence te geven. Reden voor Helmut om zich weer geweldig op te winden : het is een feest van alle mensen en niet ter ere van een paar omhooggevallen types ......