Tuesday, December 13, 2005

 

Birao

07-12-2005
Poe hee, het is teveel om allemaal op te schrijven ....
Wat?
Nou , ik ben vijf dagen met de bisschop van Bambari en zijn trawanten op stap geweest. In het hoge noorden. Dat klinkt koud, maar dat is het niet. Ver weg is het wel. Iemand zei iets van elfhonderd kilometer vanaf Bangui. Bovendien moesten we daar nog een lokale vlucht maken. Dus ik had dertien blikken benzine mee van elk twintig liter.

De hoofdpost in het noorden is Birao. Ooit een prachtige missiepost en -kerk. Een beetje Mexicaans doet het aan. Witgepleisterd en met zo’n veranda waar normaalgesproken een cowboy rondhangt. Veel zand ook en veel ezeltjes, hét vervoermiddel. Direct naast de missie ligt de landingsbaan met aan het eind een hangar. Je kunt er zó naar binnen rijden.
Ooit ....
Het is allemaal vergane glorie. Er zijn geen paters meer en er zijn geen zusters meer. Het is totaal vervallen en vies.
Geen stromend water, geen klamboe, geen handdoek.
Wel een WC met bril (doorspoelen met een emmer) en een generator die het doet.
Gekookt wordt er op een houtvuurtje : het resultaat mag er zijn!
De landingsbaan was volgens Helmut nog wel bruikbaar, maar dat was echt niet zo. Gelukkig ligt er twaalf kilometer verderop een grote baan, net op de rand waar het harde laterite overgaat in het mulle zand.

Er zijn niet genoeg paters om alle posten te bemannen. Dus werkt het hier volgens het principe van vliegende keep. Maar dit is zo’n uithoek dat de bisschop – die pas een jaar het roer in handen heeft – hier nog geen bezoek heeft gebracht. Bovendien wordt de ene vliegende keep vervangen door een ander en zo slaan we twee vliegen in één klap. Onze missie deze vijf dagen is dus puur religieus van aard. Ik ben benieuwd.

We werden ontvangen door een dansende en zingende groep met trommels. Erg dynamisch, erg leuk. Het thema – in steeds andere vorm – was zeg maar ‘baltsen’. Steeds werd – door een centrale leider – een jongen en een meisje in de kring getrokken en die gingen dan met elkaar dansen. Soms gingen ze ook op zijn Indiaans een rondedans doen. Wat zijn wij dan zielig met onze klompendans. Vreselijk.
’s Avonds werd het nog eens dunnetjes overgedaan rondom een bulderend kampvuur onder een glinsterende nachthemel vol sterren. Werkelijk om stil van te worden.

08-12-2005
Deze dag werd gebruikt om Birao zelf te verkennen. Ik heb er niet heel veel van meegekregen.
Er hangt hier een heel andere sfeer dan in bijvoorbeeld Mobaye. Toen ik een ommetje wilde gaan maken vond de bisschop dat niet zo’n heel goed plan. Later legde hij me onder vier ogen uit, dat het hier sterft van de bandieten. Hij vertelde dat een vlieger zelfs eens ín de missie is gekidnapt. Vervolgens moest hij met het geboefte ergens heen vliegen. Later werd me door een gendarme een fax onder de neus geduwd, gedateerd op die dag, waarin stond dat de Tsjadiens grensoverschreidend bezig waren. Het gaat niet goed in Tsjad op het moment en als die president kiept kon het ook in de CAR wel eens hommeles worden.
Nou ja ....
Op mijn wandelingetje – wat ik dus wel gemaakt heb, maar kort – werd ik twee keer uitgenodigd het lokale bier te proeven. Een melkerig wit goedje. Ik vond het niet lekker. De tweede keer werd het me door een militair aangeboden, die al behoorlijk heen was. Voor de eerste keer in mijn leven snapte ik de weerzin, die niet-dronken-mensen hebben tegenover wel-dronken-mensen.

09-12-2005
Vandaag gaan we naar Takalama. Dat is een dorp wat vijfenveertig kilometer verderop ligt. Dat kan alleen maar met een auto, maar ... we hebben alleen maar een vliegtuig. Gelukkig mogen we met de sherrif mee. Een heel geschikte kerel. Bovendien krijgen we drie mensen mee, die een kalashnikov bij zich hebben. De sherrif heeft er zelf ook één (AK 47, het getal staat voor het bouwjaar!). Het is een blauwe Toyota pick up, hetgeen impliceert dat de sherrif en de bisschop in de cabine zittenn en dat wij in de bak zitten. Nou je snapt, dat is echt geen straf.
En voor mijn verwonderde ogen rijden wij het land van Daktari binnen. Voor het eerst maak ik aan den lijve mee, wat dat betekent : je per auto verplaatsen in dit land. Al die tijd vond ik het vliegtuig stiekum een wat overdreven dure liefhebberij (net zoals de Philips vliegdienst een hobby van Frits zaliger was). Maar vijfenveertig kilometer betekend op dit stuk – wat overigens RN5 is – twee-en-een-half uur rijden en dat is toch wel weer vermoeiend. Maar het is wel echt mooi. De vierwiel aandrijving komt in het mulle zand regelmatig van pas. Er zijn hier ook niet van die gemene gaten, zoals je die in het laterite tegenkomt. Het rijdt op zich mooi gelijkmatig.
Als we in het dorp aankomen blijkt dat de boodschap, dat we vandaag op bezoek zullen komen, niet is doorgekomen. Alle mensen zijn op het veld aan het werk. Alleen een paar vrouwen en kinderen komen kijken wat er aan de hand is. Al gauw gaan we het dorp eens verkennen. Er staan een stuk of twintig hutjes en een kerk en een school zonder muren. De school is in bedrijf en bestaat uit één lokaal. Het is werkelijk precies zoals je je dat voorstelt. Geweldig.
Eenmaal terug worden we verwend met mintthee uit Sudan en koffie uit Mobaye. Allemaal even zoet. De sherrif legt uit dat dat tegen de hitte is. Ik vraag hem verbaasd of dat dat dan geen zout moet zijn?? Maar nee, de mensen eten hier helemaal niet zout en ik moet zeggen dat het me prima bevalt. Normaal walg ik van zoete thee en té zoete koffie, maar dit is écht lekker en het voorziet in een behoefte, lijkt het.
Zo langzamerhand loopt het tegen het middaguur en er wordt zowaar zelfs een lunch te voorschijn getoverd. De lunch bestaat hier uit maniok (schijnt voor de verandering uit Amerika overgewaaid te zijn) en vlees. Vooraf gaat er een grote bak water rond waarin je je handen kunt wassen. Er staat één grote schaal maniok, één grote schaal vlees en één grote schaal (drink) water. Dig in krijgt hier – zoals zoveel dingen – een heel letterlijke betekenis. Het is heel gezellig en - hoewel maniok niet mijn lievelingskostje is - wordt het op deze manier toch wel heel aantrekkelijk. Trouwens ook wel apart om te zien hoe onafscheidelijk de mensen van hun wapens zijn. De kalashnikov op schoot en maniok graven en soppen met je rechterhand. Eerst was ik wel een beetje beduust door al die wapens, maar er blijken heel aardige mensen mee rond te lopen. En zo vallen één voor één al je vooroordelen om.

Ook de bisschop vond ik maar een harteloze kerel. Een Centrafrikaan, die bij zijn eigen mensen de zweep erover legt. Maar in deze dagen heb ik hem leren kennen als een hardwerkend en hartelijk mens, met veel oog voor individuen.
Het begon altijd met een mis. Daarin ging hij dan voor en naast de bijbelse toelichting gaf hij ook een uitgebreide toelichting op wat wij hier nu eigenlijk kwamen doen. Daarbij bleef hij niet achter het altaar staan, maar begaf hij zich midden tussen de mensen. Het was vaak zo druk, dat de mensen het buiten op video schermen moesten volgen (nee hoor, grapje, er was nergens stroom, behalve in Birao). Maar ze stonden wel buiten en dan liep de bisschop ook even naar buiten om ze te begroeten. Het deed ze zichtbaar goed. Een algemene beleving was, dat men het hoge noorden vergeten was. En zo stak de bisschop hun echt een hart onder de riem.
Was het tijdens de mis al een bescheiden dialoog, met veel humor en body language van de bisschop overigens. Na de mis werd er een vergadering belegd om echt spijkers met koppen te slaan. Sommige mensen hadden echt tijd nodig om hun grieven of noden uit te spreken en de bisschop onderbrak ze daarbij niet. Vervolgens gaf hij – steeds tot tevredenheid – antwoord. Hij kon natuurlijk lang niet altijd voor Sinterklaas spelen, maar dan had hij wel een plausibele verklaring waarom het niet op stel en sprong kon. Ik was er erg van onder de indruk. Misschien kwam dat wel, omdat het beeld wat ik nu te zien kreeg zo’n contrast vormde met mijn vooroordeel.

Als afscheidscadeau krijgt de bisschop een haan. Een ouwe blijkt die avond, als we ons er wild op kouwen.

10-12-2005
Vandaag gaan we naar Ouanda Djalle, dat ligt 80 mijl zuid van Birao. Helmut heeft me verteld dat je op de piste van Birao best kan landen, maar dat ging dus echt niet. Over Ouanda Djalle heeft hij gezegd dat ik geweldig moet oppassen. Een waardeloze strip. Het is gewoon een stukje RN5, wat is rechtgetrokken. Daarbij is het hoog en warm, waardoor de motor slecht presteerd én het is kort.
De originele gedachte was, om er op weg naar huis langs te gaan. Het ligt op de route. Maar op een dergelijke manier bang gemaakt en met een stukje ‘hands on’ ervaring met RN5 besluit ik om niet meer dan twee mensen mee te nemen en geen bagage. Dat wordt dus een retour. Het gaat gelukkig goed met de brandstofvoorraad.
Op weg ernaartoe komen we opeens een raar gebergte tegen. Het is laag maar steil en puntig temidden van een vlakte. En ineens zie ik in mijn gedachten de Alpen over een miljoen jaar. Natuurlijk zijn we lekker doorgegaan met skien en de dalen zijn helemaal door de erosie gevuld. Alleen de toppen steken er hier en daar nog bovenuit. Het is een raar gezicht, maar de enige andere keer dat ik iets dergelijks zag, was in Frankrijk. Daar ging het om oude vulkanen. Die kunnen ook zo plompverloren uit de vlakte opkomen. Maar ik begrijp dat dat hier niet de oorzaak is.
Ouanda Djalle ligt in de schaduw van een geweldige, kale rots in de vorm van grofweg een hoofd. Het blijkt een heilige rots te zijn, Moenyoe genaamt. Dat is niet moendjoe (blanke), want dat is Sango en dit is Yale (geloof ik). Ik ben vergeten te vragen wat dat betekent. Maar de rots is erg indrukwekkend. Het doet een beetje denken aan het Eirs Rock fenomeen in Australie.
De mensen zijn steeds ontzettend hartelijk en nieuwsgierig. Om een praatje zit ik niet gauw verlegen en je hebt hier niet het hinderlijke gebedel van Bangui. Ze zijn gewoon oprecht nieuwsgierig en ik ook, dus dat komt goed uit.
Hier is het bericht dat we komen wél goed doorgekomen en daarom ziet het op de piste – die overigens in heel goede staat blijkt - zwart van de mensen. Met gezang en gejodel (van de dames) worden we naar de kerk meegevoerd. Daar doet de bisschop weer zijn ding en bovendien gaan we nog bij de sous-prefect langs en de burgemeester. Van de sous-prefect kregen we een ... kip cadeau.
De mensen hier kunnen trouwens wonderschoon zingen. Ze verzinnen hun liederen zelf en ze gebruiken veel variatie. Voorzangers, meerstemmig, trommels, verrassende maatindelingen en – wat voor mij vreemd is – ze maken veel gebruik van dissonanten. En dat vind ik heel mooi.
Op de terugweg hebben we ons – vanwege de tegenwind – niet al te hoog gewaagd en zo vlogen we door de dalen van dat rare gebergte terug. Heel onwezenlijk. Heel mooi met het lage avondlicht.
Of de kip weer een ouwe taaie was, dat weet ik niet, want we werden bij de sous-prefect in Birao voor het eten genodigd. Hij heeft geen generator en zo zaten we bij maanlicht op zijn terras te smullen van rijst met vlees. Ik vond dat heel bijzonder.
Overigens is het in het binnenland meestal heerlijk stil in vergelijking met Bangui, maar in Birao is het tot diep in de nacht een verschrikkelijke herrie. Alom staan er honden te janken en te blaffen. En als de honden hun stem een beetje beginnen te verliezen dan nemen de ezels het stokje over. Ik heb niet veel geslapen.

11-12-2005
Want vandaag gaan we naar Am-Dafock. Dat ligt direct aan de Sudanese grens en het is vijfenzestig kilometer rijden. Ik heb nog blauwe billen van eergisteren, dus ik maak me wel een beetje zorgen.
Om 04:00 uur vertrekken we al, want het is ruim drie uur rijden. Gelukkig vind ik een prettig plekje met mijn rug tegen de cabine. Het is stikdonker. De maan is ondergegaan. Ik kijk achteruit en ik zie een sterrenhemel, die de zintuigen tart. Je kan je nu zo levendig voorstellen, dat men vroeger dacht aan een kaasstolpmodel. Het is hier ook nog eens redelijk hoog, waardoor de sterren echt waanzinnig helder zijn.
We zitten met twaalf man in de bak en dat is wel vol. Ik vind het ook wel eng, maar de anderen schijnen daar geen last van te hebben. Het hobbelt natuurlijk nogal en je zal er maar afkukelen. Ik zit op de voorhoek en ik hou met een schuin oog de man op de achterhoek in de gaten. Als hij een duik neemt, doe ik dat ook want dan komt er weer een tak langszwiepen. En vaak zitten daar flinke stekels aan.
Ik kreeg een enorme klap op mijn hoofd en ik kwam er pas een dag later achter, dat er nog een heftige stekel in mijn hoofd zat (ik dacht dat het geronnen bloed was). Ach ja, ik ben nu éénmaal een ongevoelige jongen. Daarnaast kreeg ik natuurlijk talloze schrammen op mijn armen. Maar het was echt supergaaf. Na een poosje vingen onze koplampen een ongewoon schouwspel. Eerst zagen we een paar grote zakken en toen we verder de hoek omkwamen stond daar een grote vrachtwagen, gedeeltelijk ontladen, gedeeltelijk opgekrikt : pech. Allerlei mensen, die eromheen lagen te slapen, krabbelden overeind. Het was natuurlijk niet vanzelfsprekend dat we niets kwaads in de zin hadden, maar gelukkig hadden ze dat gauw genoeg in de gaten. Ze vertelden dat ze het wel gingen rooien en wij reden er gewoon omheen.
Deze weg is RN8 en volgens de kaart is die groter dan RN5. Je kon hier en daar inderdaad harder rijden, maar hier en daar was er ook echt geen weg meer en reden we dwars door het veld tot we weer een spoor tegenkwamen.
En dan wordt het langzaam licht en beginnen die donkere gezichten trekken te vertonen, waardoor ik mensen begin te herkennen. Helaas komen we geen wilde beesten tegen.
Nou ja.
Er zijn wel allemaal mooie vogels. Ooievaars zijn er ook.
Het heeft hier wel iets van de duinen. Bovendien vallen ook hier de blaadjes nu van de bomen.
De dorpjes waar we soms doorrijden zijn ook schattig om te zien. Ze maken hier – in tegenstelling tot Mobaye en Bangassou - veel schuttingen om hun huis. Dat schijnt typisch bij muzelmannen te horen. Ze maken die door bamboe te weven. Ze hebben ook allemaal een gevlochten grote mand op een verhoging. Voor de oogst : witte bonen of pinda’s.
In Am-Dafock gaan we eerst op bezoek bij de broer van de sherrif. Die ontvangt ons weer met heerlijke zoete thee. En hij heeft twee grote schildpadden. Die lopen hier ook in het wild en ze schijnen heerlijk te zijn. Door de kinderen worden ze als skelter gebruikt. Ze kunnen wel honderd jaar worden. Het gekke is dat bij schildpadden het venijn in de staart zit : aan het achtereind zitten een paar grijpers, die botten kunnen breken. Ik heb het niet uitgeprobeerd.

Daarna gaan we naar de kerk en het is grappig om te zien dat alle kerken hier in de regio hetzelfde model hebben. In Birao hangt een echte klok, maar meestal hangt er een velg van een vrachtwagen, waarop geslagen wordt. Het begint met een entree met een trapgevel eindigend in een kruis (ja de eerste pater hier was een Nederlander). Daarna komt het platte dak, wat schuin afloopt tot aan het altaar. De ruimte waar de gemeente zit en de ruimte waar het altaar staat zijn verschillend en de muur ertussen heeft een grote opening, maar je krijgt er toch een poppenkast gevoel bij. Zeker als de koster ineens om de hoek kijkt. Je krijgt dan echt de neiging om te gaan roepen dat Jan Klaassen zich rechtsonder heeft verstopt.
Ik loop met een jongen wat te buurten en we lopen naar Sudan. Het eigenaardige is dat – wat ik van Sudan zie – erg op Nederland lijkt : groen, plat, hier en daar een boom (coulisseneffect) en heel veel koeien. Ik begrijp dat het verderop toch weer geel wordt.
Het is eigenlijk een meer. Maar in de droge tijd staat er niet veel water. Dat maakt trouwens ook het vissen makkelijker. Er schijnt veel vis te zitten hier.
Dat soort plekken zie je vanuit de lucht wel vaker. Het zijn grote groene platte vlaktes. Ik zit vaak te denken aan wat ik moet doen als ik motorstoring krijg en dan ziet zoiets er heel aantrekkelijk uit. Maar als je dan onder een bepaalde hoek met de zon zit, zie je het ineens overal glinsteren : water. Maar als je er schuin overheen kijkt lijkt het een massief grasveld.
Op de terugweg komen we op het laatst de vrachtwagen rijdend tegen. Hij heeft het kunnen repareren. Knap hoor. De mensen hier kunnen wel improviseren.

12-12-2005
De terugweg is niet spannend. Uiteindelijk kom ik met nog meer dan genoeg benzine over thuis. We hebben wat je noemt de wind mee gehad. Maar als ik nu dacht dat ik even kan relaxen heb ik het mis. De één na de ander komt op bezoek of belt op. Ze willen post meegeven. Ze willen post halen. Ze willen mee. Ik moet geld regelen. MSF wil een speciale vlucht. Een Frans-Centrafrikaans stel wil naar Bangassou. Om half zeven loop ik nog in dezelfde bezwete kleren rond waarin ik de afgelopen vijf dagen heb rondgelopen. Maar ik heb wel het gevoel dat ik leef.

Comments: Post a Comment



<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?