Wednesday, March 08, 2006
De soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend ...
Voorheen deed ik aan benzinebesparing, omdat het leuk was aan het eind van de maand een hoger saldo te zien. Maar nu werd het bittere noodzaak om elke druppel te sparen, zodat we met de bestaande reserves nog eens en nóg eens heen en weer konden.
Ik deed op een goed moment Mobaye – Bangui in bijna twee uur. Dat is een stuk langer dan de gebruikelijke anderhalf uur. Maar voor die afstand had ik maar veertig liter verbruikt, terwijl het standaard verbruik tussen de vijftig en de zestig liter per uur ligt.
Kijk, dan gaat het goed. Dat soort cijfers haal ik alleen maar als ik alleen ben, want de handelingen komen niet overeen met datgene wat een gemiddelde passagier van een luchtreis verwacht.
Ik dook meermalen zo’n torenende cumulus in en ik ontdekte gaandeweg, dat de Cessna 206 met twintig graden flaps uitstekende thermiekeigenschappen vertoont. Hij liet zich gewillig in dertig graden – helling – bochten draaien en dat alles met snelheden van hoogstens dertig knopen.
Wat de stijgsnelheden waren kan ik niet precies zeggen, want de variometer stond meestal volledig in de aanslag : tweeduizend voet per minuut. Voor zweefvliegers : ruim tien meter per seconde. Voor landrotten : een brommer, maar dan recht omhoog.
Of meer dus.
Interessant was ook bij tijd en wijle het uitbreken uit de wolken. Normaal is dat, alsof je bij een toneelvoorstelling zit. Ineens wordt het gordijn opengetrokken, met daarachter een onvoorstelbaar mooi decor. De eerste keer dat dat niet zo was, zat ik wel even te kijken : de voorruit was bedekt met een massieve laag ijs. Ongelovig keek ik naar de thermometer : min zes graden Celsius! Ook de stijlen en de vleugels zaten onder.
Nou ja ...
En dan maar weer in zweefvliegstijl - volgens McReady voor intimi – naar de volgende wolk gestoken. Heel animerend kan ik je wel zeggen.
Het volgende uitje naar M’Boki is niet doorgegaan. Het is namelijk zo, dat de leiding van Artsen zonder Grenzen Spanje in al haar wijsheid heeft besloten dat eenmotorige zuigermotor vliegtuigen té gevaarlijk zijn om mee te vliegen. Daarentegen zijn eenmotorige turbine vliegtuigen geen probleem. Ook de bejaarde tweemotorige bak van Minair is OK. Kosten dezes : vijf keer ons tarief. Ook de Caravan van Aviation sans Frontieres is niet voor de poes : ruim twee keer ons tarief.
Minair kan hetzelfde meenemen als ik. ASF kan veel meer meenemen dan ik. Daar krijg je dus nog wel waar voor je geld. Alleen is ASF de hele komende maand niet beschikbaar en zitten de mensen van AzG dus muurvast, want ze weten niet hoe ze het aan hun donateurs moeten verkopen als ze met Minair vliegen. Nou ja, het laatste woord is er nog niet over gesproken. Maar de mogelijkheid dat deze beslissing wordt teruggedraaid is niet heel groot. Heb ik van Emilio begrepen.
Het uitje met Helmut per auto naar Mobaye, hebben we uiteindelijk toch per vliegtuig gedaan. Helmut heeft geen tijd voor die flauwekul en bovendien bleek onze reserve toereikend te zijn. We hadden wat meer tegenwind dan we dachten en we kwamen - met dertig liter over - in Mobaye. Gezien het verhaal hierboven lijkt dat niet alarmerend, maar als beide meters inmiddels op hun stop ‘leeg’ staan is het niet heel comfortabel meer. Afijn met een halfuur reserve was het nog legaal.
Er is overigens een waarschuwingslampje, die onder andere gaat branden als de benzine op is. Dat lampje kan je dimmen, zodat je het niet meer ziet. Heeft Helmut me verteld. Ik heb opgemerkt, dat passagiers er zenuwachtig van worden als dat lampje brand. Dat lampje heb ik dus nu steeds uitstaan, want dat lampje begint al te branden bij zeven gallon. Omdat je twee tanks hebt, begint het lampje dus met 14 gallons effectief al te branden. En daar zitten we nu wel vaak onder ...
Vervolgens waren er nog drie zusters die naar Bangassou wilden benevens Kalil, die naar Mobaye wilde. Omdat Bangassou ook brandstof reserves had en daar eigenlijk wel vanaf wilde, omdat het anders te oud zou worden ging dat ook goed.
Het was de laatste vlucht voor het grote onderhoud en de vleugelvoorkant was me een doorn in het oog : één en al vlieg. Bij de vorige beurt heb ik juist die voorlijst eens goed in de was gezet en toen ik dan ook onderweg naar huis een goed ontwikkelde donderwolk tegenkwam kon ik de verleiding niet weerstaan. Het resultaat was een blinkende vleugelneus, waar geen vlieg meer op te bekennen was. De gladde waslaag onder het vuil zorgt voor weinig houvast. De rest was natuurlijk nu ook stofvrij, zodat ik de volgende dagen me – tijdens het onderhoud - helemaal wild kon poetsen op de vleugelbovenkant. De vorige keer was ik niet veel verder gekomen dan polijsten. Wel mooi, maar niet beschermd. Nu heb ik – tot ieders verbazing overigens – de hele bovenkant in de was gezet.
Tot ieders verbazing, want ‘de passagiers willen toch zien, dat het vliegtuig er verzorgd uitziet’ en de rest van het vliegtuig zag er niet uit. Dat was ook wel zo, maar tweederde van de draagkracht van de vleugel komt van de bovenkant en ik was dus bezig de vliegprestaties te verbeteren en niet met de schoonheid te verbeteren. Bovendien staat die bovenkant steeds in de zon te blikkeren, dus daar is enige bescherming niet overdreven.
Op de laatste dag van het onderhoud kwam in de ochtend een pater vragen of we die middag ook nog vertrokken?
Ach, ik was door de consternatie van het brandstofprobleem en het onderhoud helemaal vergeten dat ik gezegd had, dat we misschien wel weg konden als er brandstof was en als het onderhoud klaar was. We zouden met een vertegenwoordigster van Eglise en Detresse een rondrit maken langs verschillende bisdommen om projecten te inventariseren, waaraan eventueel een gift kon worden geschonken door EeD.
De eerste halte – Kaga Bandoro – was al in het water gevallen vanwege ons eerder genoemd probleem. Die horde was per auto genomen. Maar nu zouden we – via Kembe – naar Alindao en het zou toch wel fijn zijn als .... Hoewel ik er eerst geen gat in zag, ging ik even later nog eens tellen en tot mijn verbazing zouden we het best halen.
Opgetogen togen we de volgende dag naar Kembe. Helaas. Zowel mevrouw Christine als pere Andre waren niet tegen de turbulentie bestand en hebben het grootste deel spugend afgelegd.
Van tevoren wijs ik dan de blauwe spuugzakken aan. Vaak komt er zo’n minachtend gebaar zo van ‘dat is voor watjes’. Vervolgens komt de eerste tik turbulentie. Als ik dan uit mijn ooghoeken een onbeheerste schrikbeweging zie, weet ik wel hoe laat het is.Hoe stoerder de afwijzing van de spuugzak was, hoe meer ik dan op mijn hoede ben. Sommigen presteren het om tot op het moment van spugen te beweren dat ze nergens last van hebben. Met daarna een hoop ellende. Tot nog toe heb ik steeds de zak op tijd weten te pakken. Maar het is opletten en boffen.
In Kembe troffen we bisschop Peter van Alindao, die ons kwam ophalen. Ook Yvonne was er. Zij is fysiotherapeut (uit Duitsland, zeven-en-twintig jaar) en ze was hier al eens een jaar vrijwilligster geweest. Ze was daarna terug gegaan, maar ze had al heel gauw in de gaten, dat het leven in Europa niet meer voor haar was. Na een half jaar – relatie van dertien jaar afgebroken, hoezo ‘hooked’ - is ze teruggekeerd. Ditmaal voor twee jaar. In de hoop dan misschien wel uitgekuurd te zijn. Ik was erbij dat ze Kembe binnenkwam en het was ontroerend om te zien hoe groot en klein op haar afgestoven kwam : ‘jongens, Yvonne is terug!’.
Ze was met de bisschop vanuit Bangui met de auto op weg gegaan. Onderweg waren ze haar grote weekendtas verloren. Dat was wel heel erg zuur. Als je twee jaar lang in ‘the back of beyond’ zit wil je in elk geval die paar vertrouwde spulletjes, die je hebt meegenomen wel om je heen hebben. Wat dat betreft besef ik ineens dat ik – hoewel ik Bangui vaak verfoei – wel in contact met de rest van de wereld sta. En hoe belangrijk dat voor mij is.
Ik bewonder het schijnbare gemak waarmee ze het verlies leek op te nemen. Ze heeft het ook nog niet helemaal opgegeven : er gaat binnenkort een auto naar Bangui. Zij zal dan meegaan en tussen Grimari en Sibut – waar het gebeurd is – gaan zoeken. Pffff, een speld in een hooiberg.
Tachtig kilometer verderop ligt Alindao en het was een prachtige rit. Alindao ligt in het gebied van de Banda stam. Deze mensen hebben ronde hutten in plaats van rechthoekige. Daardoor is uiteraard ook de dakconstructie dramatisch anders. Het midden eindigd in een klein gat, zoals bij een tipi. De bovenrand van de ronde muur lijkt veel op de kantelen van een kasteel. Hierdoor ontstaat een permanente luchtstroom langs de binnenkant van het dak, die uiteindelijk bij het gat het huis verlaat. Daardoor is het er altijd koel, alsof het huis een dikke stenen muur had. De luchtstroom schijnt zelfs zo sterk te zijn, dat het niet echt inregent.
Hier heb ik ook voor het eerst thermietheuvels gezien, zoals ik dat tot nog toe alleen in Zaire – vanuit de lucht - had gezien. Daar zie je kleine heuvels vlak naast elkaar, zover het oog reikt. Net een eierdoos. Nu zag ik ze van de grond en het is een raar gezicht. Ze lijken op een molshoop, alleen zijn ze ongeveer vijf meter hoog. Je kan je voorstellen, dat een boer het beeld, vanuit zijn nachtmerries, wel kent.
Alindao is een – van Bangassou afgesplitst – bisdom. Sinds een jaar. En daarom valt er hier heel wat op poten te zetten. Daartoe zijn er ook twee nieuwe vrijwilligers aangetrokken : Bernard (Duits) en Marie-Louise (Frans). Deze keer hebben we het over een stel van gepensioneerde leeftijd. Ze hebben hun hele leven voor een Duitse organisatie gewerkt, die zich met ontwikkelingssamenwerking bezig houdt. Ooit waren ze in de C.A.R. begonnen. Onafhankelijk van elkaar. Ze waren elkaar hier tegengekomen en ze waren van elkaar gaan houden. Ze waren door een pater in Bangui gehuwd. Die pater was nu de nieuwe bisschop van Alindao. En zo was de cirkel weer rond.
Overigens, voor geinteresseerden : de organisatie, waar deze twee voor werkten was www.gtz.de Er werken ongeveer 1500 mensen onder deze paraplu over de hele wereld.
De organisatie, waar ze nu door uitgezonden waren is – net zoals Yvonne trouwens – www.ladcc.org Voor deze club werken ongeveer 250 mensen.
Een overkoepelende organisatie – met links naar meerdere uitzendorganisaties - is www.coordinationsud.org
Dus als er mensen zijn , die enthousiast zijn geworden, dan heb je hier een paar aardige ingangen. Ik heb trouwens geen idee of wij in Nederland ook zoiets hebben. Ik heb wel eens iets van Stichting Nederlandse Vrijwilligers gehoord.
O ja, als je uitgekeken bent op deze weblog, dan moet je eens kijken bij www.websitecontent.nl/uzima waar een collega van mij – uitgezonden door Piloten zonder Grenzen en werkzaam voor Terre des Hommes in Kenia – hele mooie verhalen vertelt. Ik heb wel eens de indruk dat hij heel wat relevanter bezig is dan ik, maar ja ...
Mevrouw Christine en pere André hebben nog een ambitieus programma. We zijn donderdagmorgen in Kembe aangekomen. Na een welkome en heerlijke maaltijd bij de zusters zijn we met de auto naar Alindao gereden. Daar heeft Christine nog met wat mensen kunnen praten en daarna was het al tijd voor het avondeten. De hele volgende dag heeft zij van hot naar haar gerend om allerlei dingen te bekijken en te bespreken. De zaterdagmorgen zouden we dan naar Bangassou gaan om daar de boel te inventariseren. Dat ging nog met de benzine, die we in de tanks hadden. Bovendien hadden we via de radio gehoord, dat ze in Bangassou nog tweehonderd liter benzine hadden. Als ik die allemaal zou meenemen, zou ik zelfs nog de gewenste trip, maandag en dinsdag, naar Bosangoa kunnen maken.
Het kostte wat hoofdbrekens en wat verwarrende communicatie via de radio (kriiieeooet .... krrrr ..... waaáát ... krr.. of je PEUT hebt .... kkrrrrr .... PEUT! .... krrrr .... hoeVEEL? ... enzovoorts), maar uiteindelijk waren we eruit. Het zou super worden. Allemaal op zijn pootjes.
Echter, zaterdagmorgen lag mevrouw Christine met spit in bed : heel veel pijn en het rechterbeen bewoog helemaal niet meer. De dokter kwam en zei, dat ze in elk geval heel stil moest blijven liggen.
Maandagmorgen kon ze weer een beetje lopen.
In de tussentijd was er weer veel verwarrende communicatie via de radio geweest.
Eerst wilde Bangassou persé, dat mevrouw Christine tot maandagmorgen bleef. Dit werd mij weer doorverteld door pere Bernard, omdat ik Bangassou niet rechtstreeks kon verstaan.
In het volgende radiorondje kostte het ruim een kwartier om Bangassou aan zijn verstand te peuteren, dat het niet ging omdat mevrouw Christine zondagmiddag een onderhoud in Bangui met bisschop Matthos van Bambari had.
Dit bericht had ook voor Mobaye weer verwarrende consequenties : ‘... maar je kan zondagmorgen helemaal niet langskomen, want dan zit ik in de kerk! ... ’. ‘ ... Nou, dan slaan we Mobaye toch gewoon over ... ’. ‘ .... Waaat .... krrieoe .... zeg .. krrr .... je ...’. Enzovoorts.
Ze waren erg teleurgesteld, in Bangassou, maar ja ...
Toen weer later : ‘... zeg, we komen helemaal niet meer .....’
Nou dat heeft wat communicatie tussen Bangassou, Mobaye en Alindao opgeleverd. Maar toen ze het eindelijk begrepen hebben, hebben ze zich er sportief bij neergelegd en ze hebben mevrouw Christine oprecht beterschap gewenst.
Bij het volgende radiorondje was er weer wat : ze hadden een zieke op Mobaye, of die er nog bijpaste? Nu had ik gezegd, dat ik direct naar Bangui zou gaan om mevrouw Christine niet extra te belasten. Maar ja, een zieke is natuurlijk een andere overweging. En inmiddels hadden we het over maandagmorgen in plaats van zondagmorgen, dus was pere Ben ook niet meer in de kerk.
In al die tijd heb ik me best vermaakt. Ik had de twijfelachtige eer te slapen in dezelfde kamer als de president, die hier - ter ere van het feest van de onafhankelijkheid - op bezoek was geweest.
Alindao is een mooie plaats. Het ligt half in de heuvels en je hebt dus hier en daar een mooi uitzichtje. Er is bovendien een vliegveld. Natuurlijk ben ik daar op de eerste dag heen gewandeld. Het is altijd weer verbazend hoe de mensen reageren als je de benenwagen neemt. Natuurlijk moest ik op verschillende momenten de weg vragen en als je dan bevestigt dat je inderdaad dat hele eind – vijf kilometer, pfffffff .... - van plan bent te gaan lopen, dan kunnen ze het bijna niet geloven. Alsof je gehandicapt bent. Zelf zien ze er niet tegenop ’s morgens naar een grote markt dertig kilometer verderop te lopen. En terug natuurlijk. En dat soms twee maal op een dag! Maar dat zijn de vrouwen en kinderen vooral die dat doen. Met een zware daklast en vaak ook nog een dikke buik. Overigens interessant als je ze per auto passeert. Normaal kijkt een wandelaar dan om, om te kijken of de auto wel goed stuurt. Ikzelf vertrouw het in elk geval bijna nooit. Deze mensen doen een stap opzij en blijven star voor zich uit kijken. Natuurlijk vanwege hun daklast. Maar het ziet er raar uit.Het vliegveld is op zich een mooi veld. Aan de uiteinden gemarkeerd met in de grond gegoten betonnen randen. Helemaal chique vind ik het feit dat ook de baannummers (magnetische orientatie) in beton gegoten zijn. Dat heb ik nog nergens gezien. Het ziet er niet uit alsof het veel werk zou kosten om hier weer een vliegveld van te maken.
Later blijkt dat de bisschop er nu gewoon geen behoefte aan heeft. Hij heeft meer dan genoeg aanloopkosten met zo’n nieuw bisdom, wat hem in de schoot is geworpen met een ‘Nou, veel plezier! Je red je wel, he?’. Het is even leuk zo’n paars petje en een handdruk van de paus, maar daarna valt de werkelijkheid rauw op je dak.
De weg naar Bangui gaat op dit moment wel en hij maakt daar veel gebruik van door met zijn auto allerlei benodigdheden te halen uit Bangui. Als ik in Bangui ben zie ik hem dan ook vaak op St Charles, waar hij dan logeert. Het is een gezellige vent. Veel meer een bouwvakker dan een bisschop. Maar hij doet het alletwee.
Ik loop langs een bos met van die grote molshopen. Zo in het bos verscholen doet het denken aan bunkers. Het is een kaal bos. De bladeren zijn gevallen, omdat de droge tijd te weinig vocht voor de bladeren levert. Daardoor doet het erg Europees aan en toch is er iets raars. Het licht klopt niet. Even denk ik aan de zonsverduistering, die hier zou zijn. Zo’n soort licht is het. Herinner je maar een paar jaar geleden. Maar bij navraag blijkt de zonsverduistering in november te zijn geweest. Ze kijken er hier naar, door in een schaaltje water te gieten. Ze kunnen dan zonder problemen naar het spiegelbeeld van de zon kijken. Daar had ik – met mijn kodakrolletje indertijd – nog niet aan gedacht.
Later loop ik weer langs het bos en dan zie ik het ineens. In Nederland wordt een kaal bos altijd vanuit een hoek beschenen door de zon. Hier komt de zon recht van boven. Het is een bos zonder schaduw. Heel onwerkelijk.
Sinds ik naar Berberati ben geweest met pere Philip, kom ik hem overal per toeval tegen. Het is een ontzettend vrolijke en bevlogen Afrikaan. Alindao is zijn thuisbasis, dus het verbaast me niet dat ik hem ook hier tegenkom. Hij zit barstensvol met verhalen. Zo is hij ook in Turkana, Kenia geweest. Lodwar, de basis van Terre des Hommes kent hij ook. Daar zou ik ook graag eens kijken. Hij vertelt van geweld. Wat mij meer beangstigd – en waar ik nog niks van gehoord heb – is dat ie elke avond met zijn voeten in de lucht op een stoel zat. En niet omdat hij vermoeide benen had. Maar omdat het op de grond krioelt van de giftige spinnen. Brrrrr .... ik hou helemaal niet van spinnen.
Zondag ga ik met hem mee naar één van de hem toegewezen kapelletjes, waar hij de mis opdient. Het is altijd weer interessant om zo’n nieuwe omgeving in je op te nemen. Je kan duidelijk merken wanneer we zijn gebied inrijden. Alle mensen groeten enthousiast. De kerk is een beetje vergane glorie. De muur is nog wel mooi, maar het dak stelt niet veel meer voor. Vooral lastig in de regentijd volgens Philip.
Een jongen van ongeveer twintig jaar profileert zich als koorleider. Gebiologeerd kijk en luister ik. De jongen heeft een prachtige stem en een natuurlijk overwicht, waarvan ik onder de indruk ben. Het koor als geheel volgt hem als een eenheid en ze produceren samen echt mooie muziek. Er gebeurt hier in de kerk soms echt iets, wat ik Nederland op de één of andere manier niet zie gebeuren. Ik zou er geen naam aan kunnen geven, maar ik beleef hier in elk geval meer, terwijl ik er toch meestal niet veel van begrijp.
Ik tref in een verborgen hoekje op de missie ineens een schat aan Nederlandse boeken. Geweldig vind ik dat. In Nieuw Guinea was dat ook soms zo. Een totaal vervallen missiepost, waar je dan – door slecht weer - kwam vast te zitten en waar dan ineens allerlei Nederlandse boeken waren. Alsof je een schat vind. Ik snap, dat dat niet voor iedereen zo werkt, maar ik ben dol op lezen en ik lees me hier dan ook helemaal te pletter. Heerlijk. Een klein gedeelte heb ik per vliegtuig al meegenomen en de rest komt per auto. Ik ben in maison St Charles een zeer uitgebreide Nederlands/Engelse bibliotheek aan het aanleggen.
En toen gingen we per auto weer van Alindao naar Kembe. In Kembe bleek er nu ook een onaangekondigde zieke zuster te zijn, die meemoest en zo zaten we uiteindelijk weer gezellig vol. Omdat we – zoals gewoonlijk – hoog terugvlogen is er op de terugweg niet gespuugd, want : des te hoger des te rustiger. Op het laatst was het niet te vermijden dat we nat werden. We waren nog maar net voor de bui binnen.
Hmmmm, dat klinkt onlogisch als ik het nu zo teruglees. We komen uit het oosten, net als de wind. We passeren door een regenfront dat zich westwaarts beweegt. Vervolgens gaan wij op de grond stilzitten en worden wij dus door het regenfront weer ingehaald.
Snap je?
Daarna heeft het continue geregend en geonweerd tot diep in de nacht. Het lijkt wel of de regentijd al is aangebroken. Maart is de laatste maand van de droge tijd.
Bij aankomst stond Minair te tanken. Dus ik was buitengewoon vrolijk – de rest van de dag – want dat betekende dat er weer benzine was.
Echter, de volgende dag bleek dat het om een medische evacuatie vlucht was gegaan, waarvoor de militaire reserve mocht worden aangesproken. Afgelopen vrijdag was er een Fransman in het binnenland overleden aan malaria. Enige dagen ervoor was het verzoek tot medische evacuatie gekomen. Maar dat was onmogelijk geweest, omdat er geen benzine was. En de kerosine vliegtuigen waren niet beschikbaar.
Nu wordt Total voor het gerecht gedaagd ...
De kranten staan er vol van. Dat de Centraal Afrikanen steken laten vallen, dat weten ze nu wel. Maar dat een Fransman dood gaat als gevolg van het mismanagement van een Franse maatschappij. Dat is toch wel bijzonder.
De conclusie is misschien wat kort door de bocht, maar het is niet moeilijk om de aantrekkingskracht van deze stelling op de Centraal Afrikanen mee te voelen.
Bijna had ik – in Mobaye – de zieke niet meegenomen. Het was een Libanees, die al vijf dagen malaria had. Hij kon geen pillen slikken, want alles wat hij innam, ging er linea recta weer uit. Nu zijn de Libanesen in Mobaye ineens schavuiten gebleken en daarom had pere Ben tegen mij gezegd, dat er voorlopig geen Libanees meer inkwam.
In dit geval had hij een uitzondering gemaakt. De Libanees moest wel vóór instappen betalen. Op het moment supreme had hij natuurlijk geen geld bij zich. Hij zag er ook niet heel beroerd uit en toen wist ik nog niet wat hij had. Ik had hem bijna geweigerd : pere Bernard was echt heel specifiek geweest.
Achteraf denk ik niet dat deze man het lang overleefd zou hebben, al vijf dagen ernstig ziek zonder eten en zonder medicijnen. Het was een wonder dat hij uberhaupt nog op zijn benen stond. En met het precedent van de overleden Fransman, zou een bewuste actie van ‘laten staan’ wel heel direct tot een veroordeling leiden ...
Het is mango tijd. Iedereen heeft er rijkhalzend naar uitgekeken, maar nu is het dan zover. Mango bomen zijn mooie, grote bomen met heel veel lommerrijk loof. Van onder tot boven hangen ze nu vol met heerlijke, rijpe mango’s. Van de minder rijpe mango’s kan je een heerlijke moes maken. Bij alle andere vruchten staat er altijd wel iemand bij, die het eigendomsrecht opeist. Mango’s zijn er echter zoveel, dat er meer dan genoeg is voor iedereen.
Met lange bamboestengels – soms meerdere samengebonden, soms met aan het einde een soort collectezakje – wordt door Jan en alleman gehengeld. Schooljeugd gaat met uitpuilende zakken naar school. Sommige gaan er prat op dat ze ‘er wel veertig per dag’ op kunnen.
Het summum is dan, dat ik bij het uit de auto stappen, aangehouden word door een jeugd met een mango in zijn mond : ‘Hee, bleekgezicht ... smak ....’ zegt hij, ‘heb je ... smak ... wat geld voor me, want ik heb ... smak .... zo’n honger ..... smak .....’.
Nou ja ...
Ik deed op een goed moment Mobaye – Bangui in bijna twee uur. Dat is een stuk langer dan de gebruikelijke anderhalf uur. Maar voor die afstand had ik maar veertig liter verbruikt, terwijl het standaard verbruik tussen de vijftig en de zestig liter per uur ligt.
Kijk, dan gaat het goed. Dat soort cijfers haal ik alleen maar als ik alleen ben, want de handelingen komen niet overeen met datgene wat een gemiddelde passagier van een luchtreis verwacht.
Ik dook meermalen zo’n torenende cumulus in en ik ontdekte gaandeweg, dat de Cessna 206 met twintig graden flaps uitstekende thermiekeigenschappen vertoont. Hij liet zich gewillig in dertig graden – helling – bochten draaien en dat alles met snelheden van hoogstens dertig knopen.
Wat de stijgsnelheden waren kan ik niet precies zeggen, want de variometer stond meestal volledig in de aanslag : tweeduizend voet per minuut. Voor zweefvliegers : ruim tien meter per seconde. Voor landrotten : een brommer, maar dan recht omhoog.
Of meer dus.
Interessant was ook bij tijd en wijle het uitbreken uit de wolken. Normaal is dat, alsof je bij een toneelvoorstelling zit. Ineens wordt het gordijn opengetrokken, met daarachter een onvoorstelbaar mooi decor. De eerste keer dat dat niet zo was, zat ik wel even te kijken : de voorruit was bedekt met een massieve laag ijs. Ongelovig keek ik naar de thermometer : min zes graden Celsius! Ook de stijlen en de vleugels zaten onder.
Nou ja ...
En dan maar weer in zweefvliegstijl - volgens McReady voor intimi – naar de volgende wolk gestoken. Heel animerend kan ik je wel zeggen.
Het volgende uitje naar M’Boki is niet doorgegaan. Het is namelijk zo, dat de leiding van Artsen zonder Grenzen Spanje in al haar wijsheid heeft besloten dat eenmotorige zuigermotor vliegtuigen té gevaarlijk zijn om mee te vliegen. Daarentegen zijn eenmotorige turbine vliegtuigen geen probleem. Ook de bejaarde tweemotorige bak van Minair is OK. Kosten dezes : vijf keer ons tarief. Ook de Caravan van Aviation sans Frontieres is niet voor de poes : ruim twee keer ons tarief.
Minair kan hetzelfde meenemen als ik. ASF kan veel meer meenemen dan ik. Daar krijg je dus nog wel waar voor je geld. Alleen is ASF de hele komende maand niet beschikbaar en zitten de mensen van AzG dus muurvast, want ze weten niet hoe ze het aan hun donateurs moeten verkopen als ze met Minair vliegen. Nou ja, het laatste woord is er nog niet over gesproken. Maar de mogelijkheid dat deze beslissing wordt teruggedraaid is niet heel groot. Heb ik van Emilio begrepen.
Het uitje met Helmut per auto naar Mobaye, hebben we uiteindelijk toch per vliegtuig gedaan. Helmut heeft geen tijd voor die flauwekul en bovendien bleek onze reserve toereikend te zijn. We hadden wat meer tegenwind dan we dachten en we kwamen - met dertig liter over - in Mobaye. Gezien het verhaal hierboven lijkt dat niet alarmerend, maar als beide meters inmiddels op hun stop ‘leeg’ staan is het niet heel comfortabel meer. Afijn met een halfuur reserve was het nog legaal.
Er is overigens een waarschuwingslampje, die onder andere gaat branden als de benzine op is. Dat lampje kan je dimmen, zodat je het niet meer ziet. Heeft Helmut me verteld. Ik heb opgemerkt, dat passagiers er zenuwachtig van worden als dat lampje brand. Dat lampje heb ik dus nu steeds uitstaan, want dat lampje begint al te branden bij zeven gallon. Omdat je twee tanks hebt, begint het lampje dus met 14 gallons effectief al te branden. En daar zitten we nu wel vaak onder ...
Vervolgens waren er nog drie zusters die naar Bangassou wilden benevens Kalil, die naar Mobaye wilde. Omdat Bangassou ook brandstof reserves had en daar eigenlijk wel vanaf wilde, omdat het anders te oud zou worden ging dat ook goed.
Het was de laatste vlucht voor het grote onderhoud en de vleugelvoorkant was me een doorn in het oog : één en al vlieg. Bij de vorige beurt heb ik juist die voorlijst eens goed in de was gezet en toen ik dan ook onderweg naar huis een goed ontwikkelde donderwolk tegenkwam kon ik de verleiding niet weerstaan. Het resultaat was een blinkende vleugelneus, waar geen vlieg meer op te bekennen was. De gladde waslaag onder het vuil zorgt voor weinig houvast. De rest was natuurlijk nu ook stofvrij, zodat ik de volgende dagen me – tijdens het onderhoud - helemaal wild kon poetsen op de vleugelbovenkant. De vorige keer was ik niet veel verder gekomen dan polijsten. Wel mooi, maar niet beschermd. Nu heb ik – tot ieders verbazing overigens – de hele bovenkant in de was gezet.
Tot ieders verbazing, want ‘de passagiers willen toch zien, dat het vliegtuig er verzorgd uitziet’ en de rest van het vliegtuig zag er niet uit. Dat was ook wel zo, maar tweederde van de draagkracht van de vleugel komt van de bovenkant en ik was dus bezig de vliegprestaties te verbeteren en niet met de schoonheid te verbeteren. Bovendien staat die bovenkant steeds in de zon te blikkeren, dus daar is enige bescherming niet overdreven.
Op de laatste dag van het onderhoud kwam in de ochtend een pater vragen of we die middag ook nog vertrokken?
Ach, ik was door de consternatie van het brandstofprobleem en het onderhoud helemaal vergeten dat ik gezegd had, dat we misschien wel weg konden als er brandstof was en als het onderhoud klaar was. We zouden met een vertegenwoordigster van Eglise en Detresse een rondrit maken langs verschillende bisdommen om projecten te inventariseren, waaraan eventueel een gift kon worden geschonken door EeD.
De eerste halte – Kaga Bandoro – was al in het water gevallen vanwege ons eerder genoemd probleem. Die horde was per auto genomen. Maar nu zouden we – via Kembe – naar Alindao en het zou toch wel fijn zijn als .... Hoewel ik er eerst geen gat in zag, ging ik even later nog eens tellen en tot mijn verbazing zouden we het best halen.
Opgetogen togen we de volgende dag naar Kembe. Helaas. Zowel mevrouw Christine als pere Andre waren niet tegen de turbulentie bestand en hebben het grootste deel spugend afgelegd.
Van tevoren wijs ik dan de blauwe spuugzakken aan. Vaak komt er zo’n minachtend gebaar zo van ‘dat is voor watjes’. Vervolgens komt de eerste tik turbulentie. Als ik dan uit mijn ooghoeken een onbeheerste schrikbeweging zie, weet ik wel hoe laat het is.Hoe stoerder de afwijzing van de spuugzak was, hoe meer ik dan op mijn hoede ben. Sommigen presteren het om tot op het moment van spugen te beweren dat ze nergens last van hebben. Met daarna een hoop ellende. Tot nog toe heb ik steeds de zak op tijd weten te pakken. Maar het is opletten en boffen.
In Kembe troffen we bisschop Peter van Alindao, die ons kwam ophalen. Ook Yvonne was er. Zij is fysiotherapeut (uit Duitsland, zeven-en-twintig jaar) en ze was hier al eens een jaar vrijwilligster geweest. Ze was daarna terug gegaan, maar ze had al heel gauw in de gaten, dat het leven in Europa niet meer voor haar was. Na een half jaar – relatie van dertien jaar afgebroken, hoezo ‘hooked’ - is ze teruggekeerd. Ditmaal voor twee jaar. In de hoop dan misschien wel uitgekuurd te zijn. Ik was erbij dat ze Kembe binnenkwam en het was ontroerend om te zien hoe groot en klein op haar afgestoven kwam : ‘jongens, Yvonne is terug!’.
Ze was met de bisschop vanuit Bangui met de auto op weg gegaan. Onderweg waren ze haar grote weekendtas verloren. Dat was wel heel erg zuur. Als je twee jaar lang in ‘the back of beyond’ zit wil je in elk geval die paar vertrouwde spulletjes, die je hebt meegenomen wel om je heen hebben. Wat dat betreft besef ik ineens dat ik – hoewel ik Bangui vaak verfoei – wel in contact met de rest van de wereld sta. En hoe belangrijk dat voor mij is.
Ik bewonder het schijnbare gemak waarmee ze het verlies leek op te nemen. Ze heeft het ook nog niet helemaal opgegeven : er gaat binnenkort een auto naar Bangui. Zij zal dan meegaan en tussen Grimari en Sibut – waar het gebeurd is – gaan zoeken. Pffff, een speld in een hooiberg.
Tachtig kilometer verderop ligt Alindao en het was een prachtige rit. Alindao ligt in het gebied van de Banda stam. Deze mensen hebben ronde hutten in plaats van rechthoekige. Daardoor is uiteraard ook de dakconstructie dramatisch anders. Het midden eindigd in een klein gat, zoals bij een tipi. De bovenrand van de ronde muur lijkt veel op de kantelen van een kasteel. Hierdoor ontstaat een permanente luchtstroom langs de binnenkant van het dak, die uiteindelijk bij het gat het huis verlaat. Daardoor is het er altijd koel, alsof het huis een dikke stenen muur had. De luchtstroom schijnt zelfs zo sterk te zijn, dat het niet echt inregent.
Hier heb ik ook voor het eerst thermietheuvels gezien, zoals ik dat tot nog toe alleen in Zaire – vanuit de lucht - had gezien. Daar zie je kleine heuvels vlak naast elkaar, zover het oog reikt. Net een eierdoos. Nu zag ik ze van de grond en het is een raar gezicht. Ze lijken op een molshoop, alleen zijn ze ongeveer vijf meter hoog. Je kan je voorstellen, dat een boer het beeld, vanuit zijn nachtmerries, wel kent.
Alindao is een – van Bangassou afgesplitst – bisdom. Sinds een jaar. En daarom valt er hier heel wat op poten te zetten. Daartoe zijn er ook twee nieuwe vrijwilligers aangetrokken : Bernard (Duits) en Marie-Louise (Frans). Deze keer hebben we het over een stel van gepensioneerde leeftijd. Ze hebben hun hele leven voor een Duitse organisatie gewerkt, die zich met ontwikkelingssamenwerking bezig houdt. Ooit waren ze in de C.A.R. begonnen. Onafhankelijk van elkaar. Ze waren elkaar hier tegengekomen en ze waren van elkaar gaan houden. Ze waren door een pater in Bangui gehuwd. Die pater was nu de nieuwe bisschop van Alindao. En zo was de cirkel weer rond.
Overigens, voor geinteresseerden : de organisatie, waar deze twee voor werkten was www.gtz.de Er werken ongeveer 1500 mensen onder deze paraplu over de hele wereld.
De organisatie, waar ze nu door uitgezonden waren is – net zoals Yvonne trouwens – www.ladcc.org Voor deze club werken ongeveer 250 mensen.
Een overkoepelende organisatie – met links naar meerdere uitzendorganisaties - is www.coordinationsud.org
Dus als er mensen zijn , die enthousiast zijn geworden, dan heb je hier een paar aardige ingangen. Ik heb trouwens geen idee of wij in Nederland ook zoiets hebben. Ik heb wel eens iets van Stichting Nederlandse Vrijwilligers gehoord.
O ja, als je uitgekeken bent op deze weblog, dan moet je eens kijken bij www.websitecontent.nl/uzima waar een collega van mij – uitgezonden door Piloten zonder Grenzen en werkzaam voor Terre des Hommes in Kenia – hele mooie verhalen vertelt. Ik heb wel eens de indruk dat hij heel wat relevanter bezig is dan ik, maar ja ...
Mevrouw Christine en pere André hebben nog een ambitieus programma. We zijn donderdagmorgen in Kembe aangekomen. Na een welkome en heerlijke maaltijd bij de zusters zijn we met de auto naar Alindao gereden. Daar heeft Christine nog met wat mensen kunnen praten en daarna was het al tijd voor het avondeten. De hele volgende dag heeft zij van hot naar haar gerend om allerlei dingen te bekijken en te bespreken. De zaterdagmorgen zouden we dan naar Bangassou gaan om daar de boel te inventariseren. Dat ging nog met de benzine, die we in de tanks hadden. Bovendien hadden we via de radio gehoord, dat ze in Bangassou nog tweehonderd liter benzine hadden. Als ik die allemaal zou meenemen, zou ik zelfs nog de gewenste trip, maandag en dinsdag, naar Bosangoa kunnen maken.
Het kostte wat hoofdbrekens en wat verwarrende communicatie via de radio (kriiieeooet .... krrrr ..... waaáát ... krr.. of je PEUT hebt .... kkrrrrr .... PEUT! .... krrrr .... hoeVEEL? ... enzovoorts), maar uiteindelijk waren we eruit. Het zou super worden. Allemaal op zijn pootjes.
Echter, zaterdagmorgen lag mevrouw Christine met spit in bed : heel veel pijn en het rechterbeen bewoog helemaal niet meer. De dokter kwam en zei, dat ze in elk geval heel stil moest blijven liggen.
Maandagmorgen kon ze weer een beetje lopen.
In de tussentijd was er weer veel verwarrende communicatie via de radio geweest.
Eerst wilde Bangassou persé, dat mevrouw Christine tot maandagmorgen bleef. Dit werd mij weer doorverteld door pere Bernard, omdat ik Bangassou niet rechtstreeks kon verstaan.
In het volgende radiorondje kostte het ruim een kwartier om Bangassou aan zijn verstand te peuteren, dat het niet ging omdat mevrouw Christine zondagmiddag een onderhoud in Bangui met bisschop Matthos van Bambari had.
Dit bericht had ook voor Mobaye weer verwarrende consequenties : ‘... maar je kan zondagmorgen helemaal niet langskomen, want dan zit ik in de kerk! ... ’. ‘ ... Nou, dan slaan we Mobaye toch gewoon over ... ’. ‘ .... Waaat .... krrieoe .... zeg .. krrr .... je ...’. Enzovoorts.
Ze waren erg teleurgesteld, in Bangassou, maar ja ...
Toen weer later : ‘... zeg, we komen helemaal niet meer .....’
Nou dat heeft wat communicatie tussen Bangassou, Mobaye en Alindao opgeleverd. Maar toen ze het eindelijk begrepen hebben, hebben ze zich er sportief bij neergelegd en ze hebben mevrouw Christine oprecht beterschap gewenst.
Bij het volgende radiorondje was er weer wat : ze hadden een zieke op Mobaye, of die er nog bijpaste? Nu had ik gezegd, dat ik direct naar Bangui zou gaan om mevrouw Christine niet extra te belasten. Maar ja, een zieke is natuurlijk een andere overweging. En inmiddels hadden we het over maandagmorgen in plaats van zondagmorgen, dus was pere Ben ook niet meer in de kerk.
In al die tijd heb ik me best vermaakt. Ik had de twijfelachtige eer te slapen in dezelfde kamer als de president, die hier - ter ere van het feest van de onafhankelijkheid - op bezoek was geweest.
Alindao is een mooie plaats. Het ligt half in de heuvels en je hebt dus hier en daar een mooi uitzichtje. Er is bovendien een vliegveld. Natuurlijk ben ik daar op de eerste dag heen gewandeld. Het is altijd weer verbazend hoe de mensen reageren als je de benenwagen neemt. Natuurlijk moest ik op verschillende momenten de weg vragen en als je dan bevestigt dat je inderdaad dat hele eind – vijf kilometer, pfffffff .... - van plan bent te gaan lopen, dan kunnen ze het bijna niet geloven. Alsof je gehandicapt bent. Zelf zien ze er niet tegenop ’s morgens naar een grote markt dertig kilometer verderop te lopen. En terug natuurlijk. En dat soms twee maal op een dag! Maar dat zijn de vrouwen en kinderen vooral die dat doen. Met een zware daklast en vaak ook nog een dikke buik. Overigens interessant als je ze per auto passeert. Normaal kijkt een wandelaar dan om, om te kijken of de auto wel goed stuurt. Ikzelf vertrouw het in elk geval bijna nooit. Deze mensen doen een stap opzij en blijven star voor zich uit kijken. Natuurlijk vanwege hun daklast. Maar het ziet er raar uit.Het vliegveld is op zich een mooi veld. Aan de uiteinden gemarkeerd met in de grond gegoten betonnen randen. Helemaal chique vind ik het feit dat ook de baannummers (magnetische orientatie) in beton gegoten zijn. Dat heb ik nog nergens gezien. Het ziet er niet uit alsof het veel werk zou kosten om hier weer een vliegveld van te maken.
Later blijkt dat de bisschop er nu gewoon geen behoefte aan heeft. Hij heeft meer dan genoeg aanloopkosten met zo’n nieuw bisdom, wat hem in de schoot is geworpen met een ‘Nou, veel plezier! Je red je wel, he?’. Het is even leuk zo’n paars petje en een handdruk van de paus, maar daarna valt de werkelijkheid rauw op je dak.
De weg naar Bangui gaat op dit moment wel en hij maakt daar veel gebruik van door met zijn auto allerlei benodigdheden te halen uit Bangui. Als ik in Bangui ben zie ik hem dan ook vaak op St Charles, waar hij dan logeert. Het is een gezellige vent. Veel meer een bouwvakker dan een bisschop. Maar hij doet het alletwee.
Ik loop langs een bos met van die grote molshopen. Zo in het bos verscholen doet het denken aan bunkers. Het is een kaal bos. De bladeren zijn gevallen, omdat de droge tijd te weinig vocht voor de bladeren levert. Daardoor doet het erg Europees aan en toch is er iets raars. Het licht klopt niet. Even denk ik aan de zonsverduistering, die hier zou zijn. Zo’n soort licht is het. Herinner je maar een paar jaar geleden. Maar bij navraag blijkt de zonsverduistering in november te zijn geweest. Ze kijken er hier naar, door in een schaaltje water te gieten. Ze kunnen dan zonder problemen naar het spiegelbeeld van de zon kijken. Daar had ik – met mijn kodakrolletje indertijd – nog niet aan gedacht.
Later loop ik weer langs het bos en dan zie ik het ineens. In Nederland wordt een kaal bos altijd vanuit een hoek beschenen door de zon. Hier komt de zon recht van boven. Het is een bos zonder schaduw. Heel onwerkelijk.
Sinds ik naar Berberati ben geweest met pere Philip, kom ik hem overal per toeval tegen. Het is een ontzettend vrolijke en bevlogen Afrikaan. Alindao is zijn thuisbasis, dus het verbaast me niet dat ik hem ook hier tegenkom. Hij zit barstensvol met verhalen. Zo is hij ook in Turkana, Kenia geweest. Lodwar, de basis van Terre des Hommes kent hij ook. Daar zou ik ook graag eens kijken. Hij vertelt van geweld. Wat mij meer beangstigd – en waar ik nog niks van gehoord heb – is dat ie elke avond met zijn voeten in de lucht op een stoel zat. En niet omdat hij vermoeide benen had. Maar omdat het op de grond krioelt van de giftige spinnen. Brrrrr .... ik hou helemaal niet van spinnen.
Zondag ga ik met hem mee naar één van de hem toegewezen kapelletjes, waar hij de mis opdient. Het is altijd weer interessant om zo’n nieuwe omgeving in je op te nemen. Je kan duidelijk merken wanneer we zijn gebied inrijden. Alle mensen groeten enthousiast. De kerk is een beetje vergane glorie. De muur is nog wel mooi, maar het dak stelt niet veel meer voor. Vooral lastig in de regentijd volgens Philip.
Een jongen van ongeveer twintig jaar profileert zich als koorleider. Gebiologeerd kijk en luister ik. De jongen heeft een prachtige stem en een natuurlijk overwicht, waarvan ik onder de indruk ben. Het koor als geheel volgt hem als een eenheid en ze produceren samen echt mooie muziek. Er gebeurt hier in de kerk soms echt iets, wat ik Nederland op de één of andere manier niet zie gebeuren. Ik zou er geen naam aan kunnen geven, maar ik beleef hier in elk geval meer, terwijl ik er toch meestal niet veel van begrijp.
Ik tref in een verborgen hoekje op de missie ineens een schat aan Nederlandse boeken. Geweldig vind ik dat. In Nieuw Guinea was dat ook soms zo. Een totaal vervallen missiepost, waar je dan – door slecht weer - kwam vast te zitten en waar dan ineens allerlei Nederlandse boeken waren. Alsof je een schat vind. Ik snap, dat dat niet voor iedereen zo werkt, maar ik ben dol op lezen en ik lees me hier dan ook helemaal te pletter. Heerlijk. Een klein gedeelte heb ik per vliegtuig al meegenomen en de rest komt per auto. Ik ben in maison St Charles een zeer uitgebreide Nederlands/Engelse bibliotheek aan het aanleggen.
En toen gingen we per auto weer van Alindao naar Kembe. In Kembe bleek er nu ook een onaangekondigde zieke zuster te zijn, die meemoest en zo zaten we uiteindelijk weer gezellig vol. Omdat we – zoals gewoonlijk – hoog terugvlogen is er op de terugweg niet gespuugd, want : des te hoger des te rustiger. Op het laatst was het niet te vermijden dat we nat werden. We waren nog maar net voor de bui binnen.
Hmmmm, dat klinkt onlogisch als ik het nu zo teruglees. We komen uit het oosten, net als de wind. We passeren door een regenfront dat zich westwaarts beweegt. Vervolgens gaan wij op de grond stilzitten en worden wij dus door het regenfront weer ingehaald.
Snap je?
Daarna heeft het continue geregend en geonweerd tot diep in de nacht. Het lijkt wel of de regentijd al is aangebroken. Maart is de laatste maand van de droge tijd.
Bij aankomst stond Minair te tanken. Dus ik was buitengewoon vrolijk – de rest van de dag – want dat betekende dat er weer benzine was.
Echter, de volgende dag bleek dat het om een medische evacuatie vlucht was gegaan, waarvoor de militaire reserve mocht worden aangesproken. Afgelopen vrijdag was er een Fransman in het binnenland overleden aan malaria. Enige dagen ervoor was het verzoek tot medische evacuatie gekomen. Maar dat was onmogelijk geweest, omdat er geen benzine was. En de kerosine vliegtuigen waren niet beschikbaar.
Nu wordt Total voor het gerecht gedaagd ...
De kranten staan er vol van. Dat de Centraal Afrikanen steken laten vallen, dat weten ze nu wel. Maar dat een Fransman dood gaat als gevolg van het mismanagement van een Franse maatschappij. Dat is toch wel bijzonder.
De conclusie is misschien wat kort door de bocht, maar het is niet moeilijk om de aantrekkingskracht van deze stelling op de Centraal Afrikanen mee te voelen.
Bijna had ik – in Mobaye – de zieke niet meegenomen. Het was een Libanees, die al vijf dagen malaria had. Hij kon geen pillen slikken, want alles wat hij innam, ging er linea recta weer uit. Nu zijn de Libanesen in Mobaye ineens schavuiten gebleken en daarom had pere Ben tegen mij gezegd, dat er voorlopig geen Libanees meer inkwam.
In dit geval had hij een uitzondering gemaakt. De Libanees moest wel vóór instappen betalen. Op het moment supreme had hij natuurlijk geen geld bij zich. Hij zag er ook niet heel beroerd uit en toen wist ik nog niet wat hij had. Ik had hem bijna geweigerd : pere Bernard was echt heel specifiek geweest.
Achteraf denk ik niet dat deze man het lang overleefd zou hebben, al vijf dagen ernstig ziek zonder eten en zonder medicijnen. Het was een wonder dat hij uberhaupt nog op zijn benen stond. En met het precedent van de overleden Fransman, zou een bewuste actie van ‘laten staan’ wel heel direct tot een veroordeling leiden ...
Het is mango tijd. Iedereen heeft er rijkhalzend naar uitgekeken, maar nu is het dan zover. Mango bomen zijn mooie, grote bomen met heel veel lommerrijk loof. Van onder tot boven hangen ze nu vol met heerlijke, rijpe mango’s. Van de minder rijpe mango’s kan je een heerlijke moes maken. Bij alle andere vruchten staat er altijd wel iemand bij, die het eigendomsrecht opeist. Mango’s zijn er echter zoveel, dat er meer dan genoeg is voor iedereen.
Met lange bamboestengels – soms meerdere samengebonden, soms met aan het einde een soort collectezakje – wordt door Jan en alleman gehengeld. Schooljeugd gaat met uitpuilende zakken naar school. Sommige gaan er prat op dat ze ‘er wel veertig per dag’ op kunnen.
Het summum is dan, dat ik bij het uit de auto stappen, aangehouden word door een jeugd met een mango in zijn mond : ‘Hee, bleekgezicht ... smak ....’ zegt hij, ‘heb je ... smak ... wat geld voor me, want ik heb ... smak .... zo’n honger ..... smak .....’.
Nou ja ...