Saturday, October 29, 2005
perogues
Een straatje in Bangui.
Wandelend langs s heerendreven rondom Mobaye.
Friday, October 28, 2005
Een dagje uit ...
Je hebt hier sommige mensen, die zó model zouden kunnen staan voor een Koot en Bie typetje.
Zo heb je hier een oude pater en die heet pere Pierre. Nou, een naam voor het typetje hoef je dan al niet meer te verzinnen : in grote lijnen staat hij meteen al voor je. Pere Pierre is eigenlijk met pensioen, maar hij wil dat niet weten en hij wil zéker niet terug naar Frankrijk. Pere Pierre is nogal slecht ter been, maar hij gaat door tot het bittere einde. Op zich een zeer loffelijk streven, want ‘use it or lose it’ werkt zeker ook in het lichamelijke vlak. Als een schip op een stormachtige zee beweegt hij zich voort, hetgeen bij menigeen al tot hartverzakkingen heeft geleid. Soms maakt hij een misstap en dan staat hij echt een hele poos zijn balans terug te vinden. Het feit dat hij slecht ziet maakt het er natuurlijk niet gemakkelijker op.
Overigens is hij aan tafel een buitengewoon fijne gesprekspartner. Hij is vriendelijk tot op het bot en hij weet overal heel veel van. En die vriendelijkheid, dát is hetgeen hem tot een typetje zou kunnen maken. Want de mensen hier ruiken dat van een kilometer afstand en komen dan om geld vragen. En pere Pierre geeft dat dan.
Pere Pierre is begaan met zijn medemens en hij wil ze dus graag helpen. En dat is ook wel het navrante van hier, want mensen maken daar misbruik van. Het is wel aardig dat ze – wat smoezen betreft – niet erg vindingrijk zijn. Ze komen niet veel verder dan de equivalent van ‘de brug stond open’. Als iemand komt vragen om geld, omdat zijn vrouw ligt te bevallen in het ziekenhuis, dan is dat op zich wel een goeie reden. Maar als diezelfde persoon een week later met hetzelfde verhaal komt, gaat er bij menigeen wel een lampje branden. Zoniet bij pere Pierre. Dat heb je soms. Mensen die erg intelligent zijn hebben op bepaalde punten dan ineens een soort blindheid, die je totaal niet zou verwachten. Het is dan aan tafel, dat hij het vreselijke verhaal vertelt. Pere Tanneguy vraagt zich dan af hoe dát nou kan. En samen komen ze dan overeen, dat deze persoon geschrapt moet worden van de lijst van behoeftige mensen. Er was ook iemand, die huilend vertelde over zijn overleden moeder. Hartverscheurend. Hij had geld nodig om haar te begraven. Snikkend overhandigde pere Pierre het gevraagde bedrag. Je kan je dat zo helemaal voorstellen. Maar toen een week later de moeder voor de tweede maal overleed, ging opnieuw bij pere Tanneguy een lampje branden. Weer werd er ieand afgevoerd van de lijst der behoeftigen.
Soms gaat het ook op een andere manier. Gebruik makend van zijn slechte zicht, komen de mensen ’s morgens in het blauw en ’s middags in het rood om geld vragen. Pere Tanneguy ontfermt zich nu meer en meer over pere Pierre. Ook de sentinel kan op dit vlak een filterfunctie vervullen. Helemaal navrant is, dat nu al twee maal een klein radiootje is gestolen uit de kamer van pere Pierre. Wederom gebruik makend van zijn slechte zicht tijdens zo’n bezoekje om geld.
Pere Tanneguy heb ik al enigszins beschreven. Hij staat model voor de ‘don Camillo’ uit Italie. Mensen bellen ook wel eens op voor pere Pierre en Tanneguy (die beslist geen pere wil worden genoemd, door mij) neemt meestal de telefoon op. En poeierd de mensen vaak af. Eenderde van de telefoontjes geeft hij door aan pere Pierre. De tweederde die hij afpoeierd zijn van het volhardende type. Op zich een loffelijke eigenschap, maar zo niet in de ogen van Tanneguy. En al helemaal niet als het zich voordoet tijdens de siesta. De enigszins overbelaste Tanneguy, die ’s morgens naar eigen zeggen al vreselijke moeite heeft met de ‘décollage’ (ontlijmen, onthechten, oftewel de start van een vliegtuig), heeft die siesta ook echt nodig. En als dan in korte tijd dezelfde persoon herhaaldelijk opbelt met steeds een andere smoes, dan hoor je binnen de kortste keren een stortvloed aan krachttermen, die geen vertaling behoeft. In een strip zou je precies weten hoe het ballonnetje eruit zou zien. Er zou dan een sterretje bij staan en zoekend naar de verklaring zou je vinden dat de schrijver het – met het oog op de jeugdige lezertjes – niet verantwoord acht hier een vertaling bij te leveren.
Hij is ook heel goed in staat om een dergelijke monoloog (hij heeft de telefoon er allang op gesmeten) een hele tijd vol te houden. Ik zit dan op de veranda (hoe zou ik immers anders weten dat dit gebeurt) met moeite mijn lachen in te houden. Het is natuurlijk niet tactisch om op zo’n moment in schateren uit te barsten, maar het is wel buitengewoon lachwekkend. Soms kan hij een dergelijke uitbarsting ook vis-a-vis hebben en dat is erg opluchtend voor hem. En verhelderend voor de ander. Ik ben gelukkig nog geen onderwerp van zijn woede geweest en dat wou ik wel graag zo houden.
Als laatste voorbeeld zou ik hier het beeld willen schetsen van de totaal in de wildernis verloren pater. Net zoals ik, zal die pater behoefte hebben aan nieuws van thuis of in elk geval zal hij behoefte hebben aan een praatje met zijn confraters.
Welnu, als het tijd is om de radio aan te zetten, dan blijkt dat de radio voor een groot deel voorziet in juist die behoefte. Er is nu één pater, die vreselijk hengelt naar contact en nooit iemand aan de lijn krijgt. Met een lijzige stem hoor je dan ‘Maison Combonie est á l’écoute’ op één toon (Gregoriaans?). Oftewel ‘ik luister’. Op zich een frase die wel vaker wordt uitgesproken en die vaak tot contact leidt. Als je hoort dat iemand ‘online’ is, realiseer je je dat je die iemand ook nog iets te zeggen had. Echter, bij deze persoon is er nooit iemand, die met hem het gesprek aangaat. En zo hoor je die kreet van eenzaamheid elke twee minuten voorbijkomen. Dat is navrant, maar ja, typetjes komen vaak voort uit navrante situaties.
Woensdag 27 oktober mocht ik weer datgene doen, waarvoor ik hier gekomen ben. De reis ging dit keer naar Bangassou. Met twee rode kruizers. Het bleken twee Zwitsers te zijn, die allebei – naar eigen zeggen – een vliegbrevet hadden, inclusief over de honderd uur vliegervaring. Nu kost het mij niet zo heel veel moeite om me in zó iemand te verplaatsen en voordat ze de frase ‘ik durf het bijna niet te vragen, maar ....’ hadden kunnen uitspreken, had ik ze de linker stoel al aangeboden. Klantenbinding he. Kon ik ook weer eens lekker instructeurtje spelen.
Tot op heden had ik de rit oostwaarts steeds op 5000 voet gemaakt. Net boven de turbulentie en net onder de – op dat traject heersende – tegenwind. Deze mensen hadden echter geen bezwaar tegen turbulentie en wilden de aarde wel eens beter bekijken. Op 5000 voet worden de poppetjes toch al wel behoorlijk klein. Kortom we hebben de CAR van dichtbij bekeken en we hebben er prachtige foto’s van gemaakt. Erg leuk. Wat wel opviel - en wat me in de USA al eens was opgevallen - is dat een Duitssprekende roept dat hij kan vliegen, terwijl hij dat helemaal niet blijkt te kunnen. Zou een zekere mate van zelfoverschatting erfdeel zijn van het grote Germaanse volk?
Op Mobaye (ik wil steeds zeggen : Moanemani, maar dat is een ander tijdperk met een andere locatie) gingen we nog even pere Anthonio op halen. Pere Anthonio is Angolees en kan veel vertellen. Over Angola (oorlog), over hoe je nou komt tot een opleiding ‘pater’ (etre pretre), enzovoorts. Pere Anthonio is zo’n 35 jaar en zeer aimabel.
Afijn, deze stop gaf de Zwitsers de gelegenheid een wissel te maken en zo kwamen we – via de route touristique – in Bangassou. Overigens houdt het rode kruis in de CAR zich bezig met het slaan van nieuwe waterputten en hygiene in het algemeen.
Ook hier heeft het fantoom weer toegeslagen. Ik kreeg kamer acht toegewezen, inclusief de sleutel. Ik was nog maar vijf minuten binnen, had net mijn broekspijpen afgeritst en mijn sandalen aangetrokken, toen ik me afvroeg waar mijn sleutel was. Ik had hem gebruikt om binnen te komen en ineens vroeg mijn interne stemmetje zich af waar de sleutel nu was. Op zich een ongebruikelijke vraag, maar niet één die veel moeite kost om te beantwoorden. Dacht ik. Hij was weg en hij bleef weg. Alles heb ik overhoop gehaald, maar de sleutel kwam niet terug. De mensen waren behoorlijk ontdaan. Ze hadden geen reserve sleutel. Ik voelde me ook behoorlijk schuldig. Intussen kreeg ik de kamer ernaast. Nummer negen. Nou ja ....
Ik ben begonnen in Harry Potter deel één. Ik heb drie ontzettend spannende thrillers achter de kiezen en ik sliep er gewoon niet van. Nee hoor, maar ze waren in het Engels en dat botst dan toch een beetje met het Frans. Zou dat ook een oorzaak zijn van hun botsingen door de eeuwen heen?
Harry Potter deel één. Ja, die ken ik allang. Maar dit exemplaar kocht ik in de supermarché in – ik meen – St. Loupe. Dat is vlakbij Dampierre les Conflans. Enfin, hij is dus in het Frans.
Het is wel weer een hele stap in de taal, maar - tot mijn plezier - kan ik het goed volgen (het is natuurlijk eenvoudige taal, een kinderboek) en vind ik het grappig om de taal zo verder te ontdekken. Het valt dan niet mee om te stoppen. En om 21:30 uur gaat de generator uit en is het donker. Het was ook regenachtig en onweerachtig, dus het was echt aardedonker. Daarmee bedoel ik dat – als er geen bliksem is – het geen verschil maakt of je je ogen nu open hebt of niet. Dan merk je pas hoeveel licht de sterren toch nog geven. En het valt dan dus niet mee om verder te lezen. Nu is iedere gast gelukkig voorzien van een stormlantaarn. Je weet wel, zo’n walmende oliepit. En zo heb ik het nog een hele poos weten te rekken.
De volgende dag nam ik een andere rode kruizer mee terug.
Gingen we op de heenweg sightsee-en. Op de terugweg viel er niets te sightsee-en. Het was zwaar bewolkt. Dus gingen we op 3 kilometer hoog genieten van het windje in de rug. Daarbij ga je – als gevolg van de dunnere lucht - zowiezo al een stuk harder, dan dat de snelheidsmeter aangeeft. Deze keer bijvoorbeeld gaf de snelheidsmeter aan dat we 100 knopen gingen. De werkelijke luchtsnelheid was op die hoogte 125 knopen. Vervolgens hadden we nog eens 20 knopen wind in de rug, waardoor we uiteindelijk op een 145 knopen grondsnelheid uitkwamen. Alsof je in een straaljager zit. Het was bovendien schitterend om op 3 kilometer hoogte soms eindeloos boven de wolkenlandschappen te zitten. Prachtige lichteffecten. Het leek soms veel op de Alpen. Net alsof je echt vlak boven de sneeuw vloog om er dan – even later – met veel overtuiging in te duiken. Heel apart. Dat ben ik – in Nederland – niet gewend, en daarom is het deste leuker.
O ja - toen ik één keer beneden - de sleutel van de auto zocht, vond ik ... de sleutel van kamer nummer acht !!! Nou ja ....
Zo heb je hier een oude pater en die heet pere Pierre. Nou, een naam voor het typetje hoef je dan al niet meer te verzinnen : in grote lijnen staat hij meteen al voor je. Pere Pierre is eigenlijk met pensioen, maar hij wil dat niet weten en hij wil zéker niet terug naar Frankrijk. Pere Pierre is nogal slecht ter been, maar hij gaat door tot het bittere einde. Op zich een zeer loffelijk streven, want ‘use it or lose it’ werkt zeker ook in het lichamelijke vlak. Als een schip op een stormachtige zee beweegt hij zich voort, hetgeen bij menigeen al tot hartverzakkingen heeft geleid. Soms maakt hij een misstap en dan staat hij echt een hele poos zijn balans terug te vinden. Het feit dat hij slecht ziet maakt het er natuurlijk niet gemakkelijker op.
Overigens is hij aan tafel een buitengewoon fijne gesprekspartner. Hij is vriendelijk tot op het bot en hij weet overal heel veel van. En die vriendelijkheid, dát is hetgeen hem tot een typetje zou kunnen maken. Want de mensen hier ruiken dat van een kilometer afstand en komen dan om geld vragen. En pere Pierre geeft dat dan.
Pere Pierre is begaan met zijn medemens en hij wil ze dus graag helpen. En dat is ook wel het navrante van hier, want mensen maken daar misbruik van. Het is wel aardig dat ze – wat smoezen betreft – niet erg vindingrijk zijn. Ze komen niet veel verder dan de equivalent van ‘de brug stond open’. Als iemand komt vragen om geld, omdat zijn vrouw ligt te bevallen in het ziekenhuis, dan is dat op zich wel een goeie reden. Maar als diezelfde persoon een week later met hetzelfde verhaal komt, gaat er bij menigeen wel een lampje branden. Zoniet bij pere Pierre. Dat heb je soms. Mensen die erg intelligent zijn hebben op bepaalde punten dan ineens een soort blindheid, die je totaal niet zou verwachten. Het is dan aan tafel, dat hij het vreselijke verhaal vertelt. Pere Tanneguy vraagt zich dan af hoe dát nou kan. En samen komen ze dan overeen, dat deze persoon geschrapt moet worden van de lijst van behoeftige mensen. Er was ook iemand, die huilend vertelde over zijn overleden moeder. Hartverscheurend. Hij had geld nodig om haar te begraven. Snikkend overhandigde pere Pierre het gevraagde bedrag. Je kan je dat zo helemaal voorstellen. Maar toen een week later de moeder voor de tweede maal overleed, ging opnieuw bij pere Tanneguy een lampje branden. Weer werd er ieand afgevoerd van de lijst der behoeftigen.
Soms gaat het ook op een andere manier. Gebruik makend van zijn slechte zicht, komen de mensen ’s morgens in het blauw en ’s middags in het rood om geld vragen. Pere Tanneguy ontfermt zich nu meer en meer over pere Pierre. Ook de sentinel kan op dit vlak een filterfunctie vervullen. Helemaal navrant is, dat nu al twee maal een klein radiootje is gestolen uit de kamer van pere Pierre. Wederom gebruik makend van zijn slechte zicht tijdens zo’n bezoekje om geld.
Pere Tanneguy heb ik al enigszins beschreven. Hij staat model voor de ‘don Camillo’ uit Italie. Mensen bellen ook wel eens op voor pere Pierre en Tanneguy (die beslist geen pere wil worden genoemd, door mij) neemt meestal de telefoon op. En poeierd de mensen vaak af. Eenderde van de telefoontjes geeft hij door aan pere Pierre. De tweederde die hij afpoeierd zijn van het volhardende type. Op zich een loffelijke eigenschap, maar zo niet in de ogen van Tanneguy. En al helemaal niet als het zich voordoet tijdens de siesta. De enigszins overbelaste Tanneguy, die ’s morgens naar eigen zeggen al vreselijke moeite heeft met de ‘décollage’ (ontlijmen, onthechten, oftewel de start van een vliegtuig), heeft die siesta ook echt nodig. En als dan in korte tijd dezelfde persoon herhaaldelijk opbelt met steeds een andere smoes, dan hoor je binnen de kortste keren een stortvloed aan krachttermen, die geen vertaling behoeft. In een strip zou je precies weten hoe het ballonnetje eruit zou zien. Er zou dan een sterretje bij staan en zoekend naar de verklaring zou je vinden dat de schrijver het – met het oog op de jeugdige lezertjes – niet verantwoord acht hier een vertaling bij te leveren.
Hij is ook heel goed in staat om een dergelijke monoloog (hij heeft de telefoon er allang op gesmeten) een hele tijd vol te houden. Ik zit dan op de veranda (hoe zou ik immers anders weten dat dit gebeurt) met moeite mijn lachen in te houden. Het is natuurlijk niet tactisch om op zo’n moment in schateren uit te barsten, maar het is wel buitengewoon lachwekkend. Soms kan hij een dergelijke uitbarsting ook vis-a-vis hebben en dat is erg opluchtend voor hem. En verhelderend voor de ander. Ik ben gelukkig nog geen onderwerp van zijn woede geweest en dat wou ik wel graag zo houden.
Als laatste voorbeeld zou ik hier het beeld willen schetsen van de totaal in de wildernis verloren pater. Net zoals ik, zal die pater behoefte hebben aan nieuws van thuis of in elk geval zal hij behoefte hebben aan een praatje met zijn confraters.
Welnu, als het tijd is om de radio aan te zetten, dan blijkt dat de radio voor een groot deel voorziet in juist die behoefte. Er is nu één pater, die vreselijk hengelt naar contact en nooit iemand aan de lijn krijgt. Met een lijzige stem hoor je dan ‘Maison Combonie est á l’écoute’ op één toon (Gregoriaans?). Oftewel ‘ik luister’. Op zich een frase die wel vaker wordt uitgesproken en die vaak tot contact leidt. Als je hoort dat iemand ‘online’ is, realiseer je je dat je die iemand ook nog iets te zeggen had. Echter, bij deze persoon is er nooit iemand, die met hem het gesprek aangaat. En zo hoor je die kreet van eenzaamheid elke twee minuten voorbijkomen. Dat is navrant, maar ja, typetjes komen vaak voort uit navrante situaties.
Woensdag 27 oktober mocht ik weer datgene doen, waarvoor ik hier gekomen ben. De reis ging dit keer naar Bangassou. Met twee rode kruizers. Het bleken twee Zwitsers te zijn, die allebei – naar eigen zeggen – een vliegbrevet hadden, inclusief over de honderd uur vliegervaring. Nu kost het mij niet zo heel veel moeite om me in zó iemand te verplaatsen en voordat ze de frase ‘ik durf het bijna niet te vragen, maar ....’ hadden kunnen uitspreken, had ik ze de linker stoel al aangeboden. Klantenbinding he. Kon ik ook weer eens lekker instructeurtje spelen.
Tot op heden had ik de rit oostwaarts steeds op 5000 voet gemaakt. Net boven de turbulentie en net onder de – op dat traject heersende – tegenwind. Deze mensen hadden echter geen bezwaar tegen turbulentie en wilden de aarde wel eens beter bekijken. Op 5000 voet worden de poppetjes toch al wel behoorlijk klein. Kortom we hebben de CAR van dichtbij bekeken en we hebben er prachtige foto’s van gemaakt. Erg leuk. Wat wel opviel - en wat me in de USA al eens was opgevallen - is dat een Duitssprekende roept dat hij kan vliegen, terwijl hij dat helemaal niet blijkt te kunnen. Zou een zekere mate van zelfoverschatting erfdeel zijn van het grote Germaanse volk?
Op Mobaye (ik wil steeds zeggen : Moanemani, maar dat is een ander tijdperk met een andere locatie) gingen we nog even pere Anthonio op halen. Pere Anthonio is Angolees en kan veel vertellen. Over Angola (oorlog), over hoe je nou komt tot een opleiding ‘pater’ (etre pretre), enzovoorts. Pere Anthonio is zo’n 35 jaar en zeer aimabel.
Afijn, deze stop gaf de Zwitsers de gelegenheid een wissel te maken en zo kwamen we – via de route touristique – in Bangassou. Overigens houdt het rode kruis in de CAR zich bezig met het slaan van nieuwe waterputten en hygiene in het algemeen.
Ook hier heeft het fantoom weer toegeslagen. Ik kreeg kamer acht toegewezen, inclusief de sleutel. Ik was nog maar vijf minuten binnen, had net mijn broekspijpen afgeritst en mijn sandalen aangetrokken, toen ik me afvroeg waar mijn sleutel was. Ik had hem gebruikt om binnen te komen en ineens vroeg mijn interne stemmetje zich af waar de sleutel nu was. Op zich een ongebruikelijke vraag, maar niet één die veel moeite kost om te beantwoorden. Dacht ik. Hij was weg en hij bleef weg. Alles heb ik overhoop gehaald, maar de sleutel kwam niet terug. De mensen waren behoorlijk ontdaan. Ze hadden geen reserve sleutel. Ik voelde me ook behoorlijk schuldig. Intussen kreeg ik de kamer ernaast. Nummer negen. Nou ja ....
Ik ben begonnen in Harry Potter deel één. Ik heb drie ontzettend spannende thrillers achter de kiezen en ik sliep er gewoon niet van. Nee hoor, maar ze waren in het Engels en dat botst dan toch een beetje met het Frans. Zou dat ook een oorzaak zijn van hun botsingen door de eeuwen heen?
Harry Potter deel één. Ja, die ken ik allang. Maar dit exemplaar kocht ik in de supermarché in – ik meen – St. Loupe. Dat is vlakbij Dampierre les Conflans. Enfin, hij is dus in het Frans.
Het is wel weer een hele stap in de taal, maar - tot mijn plezier - kan ik het goed volgen (het is natuurlijk eenvoudige taal, een kinderboek) en vind ik het grappig om de taal zo verder te ontdekken. Het valt dan niet mee om te stoppen. En om 21:30 uur gaat de generator uit en is het donker. Het was ook regenachtig en onweerachtig, dus het was echt aardedonker. Daarmee bedoel ik dat – als er geen bliksem is – het geen verschil maakt of je je ogen nu open hebt of niet. Dan merk je pas hoeveel licht de sterren toch nog geven. En het valt dan dus niet mee om verder te lezen. Nu is iedere gast gelukkig voorzien van een stormlantaarn. Je weet wel, zo’n walmende oliepit. En zo heb ik het nog een hele poos weten te rekken.
De volgende dag nam ik een andere rode kruizer mee terug.
Gingen we op de heenweg sightsee-en. Op de terugweg viel er niets te sightsee-en. Het was zwaar bewolkt. Dus gingen we op 3 kilometer hoog genieten van het windje in de rug. Daarbij ga je – als gevolg van de dunnere lucht - zowiezo al een stuk harder, dan dat de snelheidsmeter aangeeft. Deze keer bijvoorbeeld gaf de snelheidsmeter aan dat we 100 knopen gingen. De werkelijke luchtsnelheid was op die hoogte 125 knopen. Vervolgens hadden we nog eens 20 knopen wind in de rug, waardoor we uiteindelijk op een 145 knopen grondsnelheid uitkwamen. Alsof je in een straaljager zit. Het was bovendien schitterend om op 3 kilometer hoogte soms eindeloos boven de wolkenlandschappen te zitten. Prachtige lichteffecten. Het leek soms veel op de Alpen. Net alsof je echt vlak boven de sneeuw vloog om er dan – even later – met veel overtuiging in te duiken. Heel apart. Dat ben ik – in Nederland – niet gewend, en daarom is het deste leuker.
O ja - toen ik één keer beneden - de sleutel van de auto zocht, vond ik ... de sleutel van kamer nummer acht !!! Nou ja ....
Kouango : uitladen.
Een meisje voor de kerk van Bangassou.
De kerk van Bangassou is echt wel een kunsstuk deel 2.
Thursday, October 27, 2005
De kerk van Bangassou vanaf de veranda voor mijn slaapsalet.
Wednesday, October 26, 2005
... Centric ... maar nu even niet ...
Tuesday, October 25, 2005
Bangassou.
Markt in Bangui.
De veranda van de missie in Bangassou.
Bangassou, het enige dak met dakpannen in de CAR !
De kerk van Bangassou is echt wel een kunsstuk.
... in the middle of nowhere ...
De katholieke kerk in Bangui is helemaal fenomenaal.
Uitzicht van de zusters van Kouango.
Kouango.
De barrage bij Mobaye. Aan de overkant is Zaïre ...
Een hutje in de buurt van Mobaye.
Sunday, October 23, 2005
Kouango
Dankzij alle verhalen over geweld en bedreigende situaties voel ik me hier nog steeds niet helemaal op mijn gemak. Daar komt bij dat ik nogal verlegen van aard ben, dus ik heb nogal wat te overwinnen op dat vlak. Het is bijvoorbeeld pas sinds een week, dat ik me in Bangui in korte broek durf te vertonen. Dat is toch een beetje jezelf blootgeven. Het aardige is dat ik in Mobaye meteen en met veel plezier in korte broek rondliep.
Wat ook onzeker maakt is, dat ik bepaalde tekenen niet herken als potentieel bedreigend. Laatst reed ik met Helmut naar het vliegveld. Ineens begon hij – in toenemende mate geagiteerd – te roepen dat ik aan de kant moest stoppen. Ik reageerde niet meteen, begreep niet precies wat hij zei, en ik zag al helemaal geen aanleiding voor een dergelijke actie. Nu blijkt het zo te zijn, dat als een hotemetoot van A naar B gaat, hij wordt voorafgegaan door drie auto’s met militairen daarin. Dat zijn niet als zodanig herkenbare auto’s. Althans niet voor mij, toen. (Bovendien was ik voornamelijk gericht op de gaten in de weg.) Maar de mensen hier hebben er een fijn gevoel voor ontwikkeld. Helmut vertelde me van een taxi, die wel gestopt was, maar onvoldoende naar de kant had gestuurd. Eén militaire auto was afgehaakt en was net zolang op de taxi ingereden totdat hij wel voldoende aan de kant stond.
Iets dergelijks was er laatst. Ik bof wel steeds dat er iemand bij me in de auto zit die me erop kan wijzen. Toevallig moest pere Felix dezelfde kant uit als ik en ik had hem gevraagd of hij mee wilde rijden. Ineens zei pere Felix dat ik moest stoppen. Ik wilde al naar de kant sturen, maar nee dat was niet nodig. En ineens zag ik al het verkeer om me heen stoppen. Nu steken er te pas en vooral te onpas mensen over, maar als er een militair met een wapen oversteekt en hij blijft halverwege staan, dán is het niet de bedoeling dat je hem passeert. Een paar dagen later gebeurde het weer. Nu was ik alleen, maar gelukkig was ik nu in staat om de tekenen te lezen.
Dit soort dingen maken het niet gemakkelijker om me te ontspannen, maar gaandeweg ontstaat er wel steeds meer gewenning en dat is erg plezierig.
Zo was er enkele dagen geleden het uitje naar kilometer cinq. Kilometer cinq is een markt, waarvan Peer me zei hem te mijden en áls ik er dan toch langsmoest met gesloten deuren en ramen. Pere André, die hier jaren de scepter zwaaide zei iets dergelijks en in de reisgids staat dat het een bolwerk is van dieven, boeven en messentrekkers. Pere Felix is er geboren en getogen en vindt het allemaal onzin. Een interessante tegenspraak nietwaar? Wie heeft er nu gelijk? Er is natuurlijk maar één manier om dat uit te vinden en dat is zelf kijken.
Pere Felix had me al eens uitgenodigd mee te gaan en het was er nog niet van gekomen. Het schikte niet of ik durfde niet. Afijn, een paar dagen geleden liepen we samen naar buiten. Hij naar km 5 en ik naar het internet. Nadat onze wegen scheidden, liep ik nog een minuut verder toen ik me ineens bedacht dat het nu of nooit moest zijn. Ik holde dus terug, achter Felix aan. En een bekijks dat je dan hebt, ach, ach. Het kon me allemaal even niet schelen, want in de verte zag ik de veilige Felix. Felix was blij verrast. Natuurlijk wilde hij me km 5 wel laten zien. Graag zelfs.
We namen voor een gedeelte een taxi. Ook al zo’n - voor mij spannende - onderneming. En vlak voor km 5 stapten we uit. Niet één keer heb ik me bedreigd gevoeld. Het is een leuke markt met echt van alles te koop. Felix liet me van alles zien. Bijvoorbeeld de verrukkelijke chenilles. Dat is een soort gebraden duizendpoot, ook als zodanig herkenbaar, brrrrrrrr ..... En natuurlijk moest ik de fameuze palmwijn proberen (een ‘acquired taste, which I haven’t acquired yet’). Vervolgens deed het me erg aan Asterix en Obelix denken. Ik weet niet meer welk album, maar ergens worden Asterix en Obelix voorgesteld aan zowat de halve wereld, die dan allemaal familie blijkt van de gastheer. Om de haverklap kwamen we iemand tegen, die dan meer of minder hartelijk werd begroet en waarvan Felix dan achteraf zei, dat het zijn grote broer, kleine broer, zoon of dochter van ... , enzovoorts was. Een vriendschappelijke handdruk eindigt met een gezamelijke vingerknip. En als je mekaar echt lief vindt, dan buts je links en rechts met de voorhoofden tegen elkaar. Het is een andere wereld, maar zeker niet onvriendelijk en ook niet bedreigend. We liepen tussen de hutten door, over de erven van de bewoners, iets wat ik in mijn eentje nooit zou hebben gedurfd. Overal hebben ze diepe putten, waaruit ze schoon water halen. De huizen zijn van gedroogde stenen. En dat wil in de regentijd wel eens voor problemen zorgen, omdat de huizen dan soms in elkaar zakken als ze te nat worden. Natuurlijk gingen we op bezoek bij verschillende mensen. Als het geen familie was, dan was het wel een vriend. De familie definities liggen iets anders dan bij ons. Ik had al uitgevist dat Felix een broer en een zus had. Maar nu leek toch wel de wonderbaarlijke vermenigvuldiging te hebben plaatsgevonden. En ja, Felix zijn grootvader had dertig kinderen gehad, die Felix – vanuit het Afrikaanse perspectief – allemaal als zijn ouders beschouwde. En vandaaruit extrapolerend had hij natuurlijk ook heel wat broers en zussen. De kinderen daarvan waren weer neven en nichten. Dat is dan weer eenduidiger dan bij ons, want daar ontstaat bij ons natuurlijk de verwarring. Afijn, en dat allemaal in steenkolen Frans. Ik schrijf het nu wel zo snel op, maar het duurde natuurlijk een hele poos, voordat we hier gearriveerd waren.
Alles lijkt hier wel gemuteerd te zijn. Alles is hier groter dan ik gewend ben. En dat geldt ook voor onweer. De wolken zijn ook werkelijk fysiek groter dan in Europa, dat zal ermee te maken hebben. Ik kan me voorstellen dat ze – zoals de Eskimo’s veel woorden voor sneeuw hebben – hier veel woorden voor bliksem hebben. Als hij vlakbij inslaat, dan is er eerst een fluitend geluid alsof er een granaat over je hoofd vliegt, gevolgd door een krakende klap. Als het verderop inslaat dan heb je de rollende donder. ‘So, what’s new?’ zal je je afvragen. Ja, dat is lastig te omschrijven, maar zoals gezegd : alles is hier groter en de bliksem en de donder vormen daarop geen uitzondering. Het komt - denk ik - nog eens extra goed uit de verf doordat er geen demping ontstaat door een laag van dubbelglas. Bovendien is het hier ’s nachts heel donker, zodat het weerlicht wel echt opvalt. En als laatste is daar de achtergrondroffel van de regen. De Engelsen zeggen dat weer zo mooi : ‘when it rains, it pours’. En dat op een golfplaten dak. Alles bij elkaar heel indrukwekkend om dat – vanaf de veranda – te aanschouwen.
Gisteren mocht ik met soeur Marie Monique (uit Besançon) naar Kouango. Ze was alleen, dus ik had gezegd dat ze mee mocht nemen wat ze wilde. De dag begon met regen, regen en nog eens regen. En zoals gezegd : Kouango wordt dan glad en link. Later op de dag droogde het mooi op. De zuster had gevraagd of ik haar kon komen halen en we hadden afgesproken om twee uur ’s middags. Zo kon ik na de lunch vast even de meteo bekijken, een vliegplan indienen en tanken. En, ik was toe aan een nieuwe uitdaging. Ik wilde wel eens meemaken wat nu het verschil was tussen wel of niet strepen dragen. Ik liep dus in mijn korte broek, sandalen en T-shirt bij de meteo naar binnen. Geen kik. Geen centje pijn. Alles ging goed. Edoch, bij het indienen van het vliegplan ging het fout. De meneer achter de balie keek me nadrukkelijk nors aan. ‘U is nieuw hier zeker?’ was zijn openingszin. ‘Nou, laat me uw vliegbewijs dan maar eens zien’. Nu heb ik dus nog geen vliegbewijs, maar een tijdelijk vodje, wat hij aan alle kanten bekeek, bevoelde en besnuffelde. Vervolgens vroeg hij of ik toestemming had om naar Kouango te gaan. De AMBB heeft toestemming tot januari voor alle velden in de CAR. Hij betwijfelde dat. Volgens hem mocht ik alleen maar naar Bambari en Bangassou. Dat stond op mijn tijdelijk vliegbewijs. Het duurde even, voordat ik hem aan zijn verstand had gepeuterd, dat dat slechts de naam was van ‘het bedrijf’ waarvoor ik werkte. AMBB staat voor Aviation Missionaire Bambari Bangassou. Afijn, het duurde alles bij elkaar een uur, waardoor ik niet meer kon tanken. Maar het was een goede ervaring.
Op weg naar de zuster moest ik weer stilstaan omdat er militairen met geweren midden op de weg stonden te staan. Ze hebben hier allemaal gewoon het magazijn erin zitten. In Nederland hadden we het magazijn altijd in onze broekzak om ongelukken te voorkomen. Hier niet. In de rechtervleugel van ons vliegtuig zit ook een mooi rond gat. Op krap een centimeter vanaf de benzine tank. Dat was ook een ongelukje. Ik heb het er niet op.
Bij de zuster gearriveerd bleek dat ze mijn uitnodiging om alles mee te nemen wat ze wilde zeer ruim had geinterpreteerd. Ze had twee vijftig kilo zakken meel. Vijf autobanden (niet gewone, maar terrein banden van grote terreinauto’s), vier stoelen en talloze dozen.
Het duurde even voordat we dat allemaal in de auto hadden (een grote Toyota Landcruiser) en ik zag het eerlijk gezegd nog niet helemaal gebeuren dat alles mee zou gaan in het vliegtuig.
Op twee banden en twee stoelen na ging alles mee. Maar toen stond ik wel smerig te zijn in slechts mijn ooit witte hemd (dus geen T-shirt, geen OVERhemd, maar hemd). Zo arriveerde ik – met korte broek, smerig hemd, bezweet – op het platform om te tanken. Dit was nog eens de overtreffende trap van ‘geen strepen’, maar ik had er zin in. De mensen van de benzine konden het wel waarderen, geloof ik. De verschillende ‘hoge omes’, die altijd even nieuwsgierig komen kijken deden net of hun neus bloedde. Kortom, no problem. Even later waren we onderweg. Alles bij elkaar was het nu toch al half vier en dat is toch al wel weer laat. Ik maakte me niet zozeer zorgen over in de nacht terugkeren, als wel over het in de nacht van het vliegveld naar huis rijden. Maar zo ver was het nog niet. Eerst kon ik genieten van een heerlijke vlucht. Aangezien we Kouango niet aan de lijn kregen maakten we onze aankomst bekend door laag over de rivier, langs de kerk te scheren. Soeur Marie Monique vond het maar wát leuk om haar plekje vanuit dit perspectief te bekijken. Ze werd er helemaal spraakzaam van. Maar nu ging ik toch beter opletten, want dit was nu dat glibberige veld en – hoewel het al een paar uur droog was – wilde ik me toch niet laten verrassen. En verrassingen zouden werkelijk verrassingen zijn, want ik vond het veld er helemaal niet link uitzien. Kortom, ik was extra op mijn hoede toen ik de landing inzette. Het werd een landing zoals het hoort en tijdens het uitrollen begon ik me al te ontspannnen, toen het vliegtuig ineens een rare beweging maakte. Het gebeurde met hoge snelheid, het voelde raar, maar er gebeurde verder niks en we kwamen zonder ongelukken tot stilstand. Dus ik vroeg me af wat we nu eigenlijk tegen waren gekomen. Ik heb bijvoorbeeld op de natte grasmat van Ameland met dwarswind wel eens een slippertje gemaakt en dat voelde heel anders. Nadat ik was uitgestapt snapte ik het wel. We waren met een noodgang door een modderplas ge-aquaplaned. De cargopod was zwart en het spoor werd naar achter toe steeds breder, totdat achteraan de staart van onder tot boven bemodderd was. Als ik hier nu met mijn blinkend witte overhemd met strepen had gestaan was het toch echt geen porum geweest. Nu – met een bezweet en vuil hemd – klopte het gewoon helemaal. En hoewel ik dagen lang gezweet en gezwoegd had op een schoon vliegtuig, vond ik dit eigenlijk wel iets van een uitzonderlijke schoonheid. Een bushvliegtuig hoort eigenlijk wel onder de modder te zitten. Dat klopt eigenlijk wel. Helaas had ik nou net niet mijn fototoestel bij me. Nou ja.
De terugweg was bijzonder mooi. De laagstaande zon scheen me recht in de ogen en daar houd ik wel van. Zo - in mijn eentje en met weinig benzine - ging het vliegtuig naar boven als een ‘homesick angel’. Op 13000 ft vond ik het wel genoeg. Het lichtspel met de wolken en de zon was fenomenaal. Ooit wel eens gedroomd over hoe het zou zijn om door de ‘silver lining’ van een wolk te vliegen. Evenlater vloog ik door wat wolkenflarden. Het zicht naar beneden was nihil en de zon werd zo nu en dan gedempt door een flard. Het voelde net alsof ik me door een moeras bewoog met opkomende dampen. Heel bijzonder.
En zo stond ik om tien voor half zes weer aan het dek. Ik was zo onder de indruk van de vlucht, dat ik de reactie van de sentinel (die altijd op het vliegtuig past) niet helemaal kon plaatsen. Ik was nog niet goed en wel gestopt of de anders onderkoelde Samuel bulderde het uit van het lachen. Hij had mij dagenlang zien poetsen en kijk nu eens. Toen ik ook weer op aarde was geland ( het duurt bij mij altijd even voordat ik arriveer), snapte ik waarover het ging en kon ik hartelijk meelachen. Het duurde alles bij elkaar wel tot zes uur voor ik het vliegveld verliet en daarmee stond ik dus nu voor de, door mij gevreesde, reis door het duister. Je hebt daar om te beginnen de militairen, die de politie op de kruispunten vervangt. Helmut had het al eens sinister benoemd met : ‘Ah ... ça commence ...’. Maar wat eigenlijk veel erger is, is dat de wegen onverlicht zijn. De tegenliggers hebben allemaal heel fout afgestelde koplampen, waardoor je de helft van de tijd verblind bent. En er bevinden zich heel veel voetgangers en een enkele fiets op de weg. Geen van allen verlicht. En de helft met de rug naar je toe. Jij ziet hun niet. Zij zien jou niet. Brrrrrr .... Dan duren de vijf kilometer naar huis heel lang. Maar, ik ben aangekomen. Pere Pierre was ook net terug van een weekje brousse en dat – zo vond Tanneguy – was voldoende aanleiding om de sleutel van het paradijs, zoals hij dat zo mooi noemt, te gaan zoeken.
Ik zal je zeggen dat de Pastis heel welkom omlaag gleed. Het is heerlijk thuiskomen zo.
Wat ook onzeker maakt is, dat ik bepaalde tekenen niet herken als potentieel bedreigend. Laatst reed ik met Helmut naar het vliegveld. Ineens begon hij – in toenemende mate geagiteerd – te roepen dat ik aan de kant moest stoppen. Ik reageerde niet meteen, begreep niet precies wat hij zei, en ik zag al helemaal geen aanleiding voor een dergelijke actie. Nu blijkt het zo te zijn, dat als een hotemetoot van A naar B gaat, hij wordt voorafgegaan door drie auto’s met militairen daarin. Dat zijn niet als zodanig herkenbare auto’s. Althans niet voor mij, toen. (Bovendien was ik voornamelijk gericht op de gaten in de weg.) Maar de mensen hier hebben er een fijn gevoel voor ontwikkeld. Helmut vertelde me van een taxi, die wel gestopt was, maar onvoldoende naar de kant had gestuurd. Eén militaire auto was afgehaakt en was net zolang op de taxi ingereden totdat hij wel voldoende aan de kant stond.
Iets dergelijks was er laatst. Ik bof wel steeds dat er iemand bij me in de auto zit die me erop kan wijzen. Toevallig moest pere Felix dezelfde kant uit als ik en ik had hem gevraagd of hij mee wilde rijden. Ineens zei pere Felix dat ik moest stoppen. Ik wilde al naar de kant sturen, maar nee dat was niet nodig. En ineens zag ik al het verkeer om me heen stoppen. Nu steken er te pas en vooral te onpas mensen over, maar als er een militair met een wapen oversteekt en hij blijft halverwege staan, dán is het niet de bedoeling dat je hem passeert. Een paar dagen later gebeurde het weer. Nu was ik alleen, maar gelukkig was ik nu in staat om de tekenen te lezen.
Dit soort dingen maken het niet gemakkelijker om me te ontspannen, maar gaandeweg ontstaat er wel steeds meer gewenning en dat is erg plezierig.
Zo was er enkele dagen geleden het uitje naar kilometer cinq. Kilometer cinq is een markt, waarvan Peer me zei hem te mijden en áls ik er dan toch langsmoest met gesloten deuren en ramen. Pere André, die hier jaren de scepter zwaaide zei iets dergelijks en in de reisgids staat dat het een bolwerk is van dieven, boeven en messentrekkers. Pere Felix is er geboren en getogen en vindt het allemaal onzin. Een interessante tegenspraak nietwaar? Wie heeft er nu gelijk? Er is natuurlijk maar één manier om dat uit te vinden en dat is zelf kijken.
Pere Felix had me al eens uitgenodigd mee te gaan en het was er nog niet van gekomen. Het schikte niet of ik durfde niet. Afijn, een paar dagen geleden liepen we samen naar buiten. Hij naar km 5 en ik naar het internet. Nadat onze wegen scheidden, liep ik nog een minuut verder toen ik me ineens bedacht dat het nu of nooit moest zijn. Ik holde dus terug, achter Felix aan. En een bekijks dat je dan hebt, ach, ach. Het kon me allemaal even niet schelen, want in de verte zag ik de veilige Felix. Felix was blij verrast. Natuurlijk wilde hij me km 5 wel laten zien. Graag zelfs.
We namen voor een gedeelte een taxi. Ook al zo’n - voor mij spannende - onderneming. En vlak voor km 5 stapten we uit. Niet één keer heb ik me bedreigd gevoeld. Het is een leuke markt met echt van alles te koop. Felix liet me van alles zien. Bijvoorbeeld de verrukkelijke chenilles. Dat is een soort gebraden duizendpoot, ook als zodanig herkenbaar, brrrrrrrr ..... En natuurlijk moest ik de fameuze palmwijn proberen (een ‘acquired taste, which I haven’t acquired yet’). Vervolgens deed het me erg aan Asterix en Obelix denken. Ik weet niet meer welk album, maar ergens worden Asterix en Obelix voorgesteld aan zowat de halve wereld, die dan allemaal familie blijkt van de gastheer. Om de haverklap kwamen we iemand tegen, die dan meer of minder hartelijk werd begroet en waarvan Felix dan achteraf zei, dat het zijn grote broer, kleine broer, zoon of dochter van ... , enzovoorts was. Een vriendschappelijke handdruk eindigt met een gezamelijke vingerknip. En als je mekaar echt lief vindt, dan buts je links en rechts met de voorhoofden tegen elkaar. Het is een andere wereld, maar zeker niet onvriendelijk en ook niet bedreigend. We liepen tussen de hutten door, over de erven van de bewoners, iets wat ik in mijn eentje nooit zou hebben gedurfd. Overal hebben ze diepe putten, waaruit ze schoon water halen. De huizen zijn van gedroogde stenen. En dat wil in de regentijd wel eens voor problemen zorgen, omdat de huizen dan soms in elkaar zakken als ze te nat worden. Natuurlijk gingen we op bezoek bij verschillende mensen. Als het geen familie was, dan was het wel een vriend. De familie definities liggen iets anders dan bij ons. Ik had al uitgevist dat Felix een broer en een zus had. Maar nu leek toch wel de wonderbaarlijke vermenigvuldiging te hebben plaatsgevonden. En ja, Felix zijn grootvader had dertig kinderen gehad, die Felix – vanuit het Afrikaanse perspectief – allemaal als zijn ouders beschouwde. En vandaaruit extrapolerend had hij natuurlijk ook heel wat broers en zussen. De kinderen daarvan waren weer neven en nichten. Dat is dan weer eenduidiger dan bij ons, want daar ontstaat bij ons natuurlijk de verwarring. Afijn, en dat allemaal in steenkolen Frans. Ik schrijf het nu wel zo snel op, maar het duurde natuurlijk een hele poos, voordat we hier gearriveerd waren.
Alles lijkt hier wel gemuteerd te zijn. Alles is hier groter dan ik gewend ben. En dat geldt ook voor onweer. De wolken zijn ook werkelijk fysiek groter dan in Europa, dat zal ermee te maken hebben. Ik kan me voorstellen dat ze – zoals de Eskimo’s veel woorden voor sneeuw hebben – hier veel woorden voor bliksem hebben. Als hij vlakbij inslaat, dan is er eerst een fluitend geluid alsof er een granaat over je hoofd vliegt, gevolgd door een krakende klap. Als het verderop inslaat dan heb je de rollende donder. ‘So, what’s new?’ zal je je afvragen. Ja, dat is lastig te omschrijven, maar zoals gezegd : alles is hier groter en de bliksem en de donder vormen daarop geen uitzondering. Het komt - denk ik - nog eens extra goed uit de verf doordat er geen demping ontstaat door een laag van dubbelglas. Bovendien is het hier ’s nachts heel donker, zodat het weerlicht wel echt opvalt. En als laatste is daar de achtergrondroffel van de regen. De Engelsen zeggen dat weer zo mooi : ‘when it rains, it pours’. En dat op een golfplaten dak. Alles bij elkaar heel indrukwekkend om dat – vanaf de veranda – te aanschouwen.
Gisteren mocht ik met soeur Marie Monique (uit Besançon) naar Kouango. Ze was alleen, dus ik had gezegd dat ze mee mocht nemen wat ze wilde. De dag begon met regen, regen en nog eens regen. En zoals gezegd : Kouango wordt dan glad en link. Later op de dag droogde het mooi op. De zuster had gevraagd of ik haar kon komen halen en we hadden afgesproken om twee uur ’s middags. Zo kon ik na de lunch vast even de meteo bekijken, een vliegplan indienen en tanken. En, ik was toe aan een nieuwe uitdaging. Ik wilde wel eens meemaken wat nu het verschil was tussen wel of niet strepen dragen. Ik liep dus in mijn korte broek, sandalen en T-shirt bij de meteo naar binnen. Geen kik. Geen centje pijn. Alles ging goed. Edoch, bij het indienen van het vliegplan ging het fout. De meneer achter de balie keek me nadrukkelijk nors aan. ‘U is nieuw hier zeker?’ was zijn openingszin. ‘Nou, laat me uw vliegbewijs dan maar eens zien’. Nu heb ik dus nog geen vliegbewijs, maar een tijdelijk vodje, wat hij aan alle kanten bekeek, bevoelde en besnuffelde. Vervolgens vroeg hij of ik toestemming had om naar Kouango te gaan. De AMBB heeft toestemming tot januari voor alle velden in de CAR. Hij betwijfelde dat. Volgens hem mocht ik alleen maar naar Bambari en Bangassou. Dat stond op mijn tijdelijk vliegbewijs. Het duurde even, voordat ik hem aan zijn verstand had gepeuterd, dat dat slechts de naam was van ‘het bedrijf’ waarvoor ik werkte. AMBB staat voor Aviation Missionaire Bambari Bangassou. Afijn, het duurde alles bij elkaar een uur, waardoor ik niet meer kon tanken. Maar het was een goede ervaring.
Op weg naar de zuster moest ik weer stilstaan omdat er militairen met geweren midden op de weg stonden te staan. Ze hebben hier allemaal gewoon het magazijn erin zitten. In Nederland hadden we het magazijn altijd in onze broekzak om ongelukken te voorkomen. Hier niet. In de rechtervleugel van ons vliegtuig zit ook een mooi rond gat. Op krap een centimeter vanaf de benzine tank. Dat was ook een ongelukje. Ik heb het er niet op.
Bij de zuster gearriveerd bleek dat ze mijn uitnodiging om alles mee te nemen wat ze wilde zeer ruim had geinterpreteerd. Ze had twee vijftig kilo zakken meel. Vijf autobanden (niet gewone, maar terrein banden van grote terreinauto’s), vier stoelen en talloze dozen.
Het duurde even voordat we dat allemaal in de auto hadden (een grote Toyota Landcruiser) en ik zag het eerlijk gezegd nog niet helemaal gebeuren dat alles mee zou gaan in het vliegtuig.
Op twee banden en twee stoelen na ging alles mee. Maar toen stond ik wel smerig te zijn in slechts mijn ooit witte hemd (dus geen T-shirt, geen OVERhemd, maar hemd). Zo arriveerde ik – met korte broek, smerig hemd, bezweet – op het platform om te tanken. Dit was nog eens de overtreffende trap van ‘geen strepen’, maar ik had er zin in. De mensen van de benzine konden het wel waarderen, geloof ik. De verschillende ‘hoge omes’, die altijd even nieuwsgierig komen kijken deden net of hun neus bloedde. Kortom, no problem. Even later waren we onderweg. Alles bij elkaar was het nu toch al half vier en dat is toch al wel weer laat. Ik maakte me niet zozeer zorgen over in de nacht terugkeren, als wel over het in de nacht van het vliegveld naar huis rijden. Maar zo ver was het nog niet. Eerst kon ik genieten van een heerlijke vlucht. Aangezien we Kouango niet aan de lijn kregen maakten we onze aankomst bekend door laag over de rivier, langs de kerk te scheren. Soeur Marie Monique vond het maar wát leuk om haar plekje vanuit dit perspectief te bekijken. Ze werd er helemaal spraakzaam van. Maar nu ging ik toch beter opletten, want dit was nu dat glibberige veld en – hoewel het al een paar uur droog was – wilde ik me toch niet laten verrassen. En verrassingen zouden werkelijk verrassingen zijn, want ik vond het veld er helemaal niet link uitzien. Kortom, ik was extra op mijn hoede toen ik de landing inzette. Het werd een landing zoals het hoort en tijdens het uitrollen begon ik me al te ontspannnen, toen het vliegtuig ineens een rare beweging maakte. Het gebeurde met hoge snelheid, het voelde raar, maar er gebeurde verder niks en we kwamen zonder ongelukken tot stilstand. Dus ik vroeg me af wat we nu eigenlijk tegen waren gekomen. Ik heb bijvoorbeeld op de natte grasmat van Ameland met dwarswind wel eens een slippertje gemaakt en dat voelde heel anders. Nadat ik was uitgestapt snapte ik het wel. We waren met een noodgang door een modderplas ge-aquaplaned. De cargopod was zwart en het spoor werd naar achter toe steeds breder, totdat achteraan de staart van onder tot boven bemodderd was. Als ik hier nu met mijn blinkend witte overhemd met strepen had gestaan was het toch echt geen porum geweest. Nu – met een bezweet en vuil hemd – klopte het gewoon helemaal. En hoewel ik dagen lang gezweet en gezwoegd had op een schoon vliegtuig, vond ik dit eigenlijk wel iets van een uitzonderlijke schoonheid. Een bushvliegtuig hoort eigenlijk wel onder de modder te zitten. Dat klopt eigenlijk wel. Helaas had ik nou net niet mijn fototoestel bij me. Nou ja.
De terugweg was bijzonder mooi. De laagstaande zon scheen me recht in de ogen en daar houd ik wel van. Zo - in mijn eentje en met weinig benzine - ging het vliegtuig naar boven als een ‘homesick angel’. Op 13000 ft vond ik het wel genoeg. Het lichtspel met de wolken en de zon was fenomenaal. Ooit wel eens gedroomd over hoe het zou zijn om door de ‘silver lining’ van een wolk te vliegen. Evenlater vloog ik door wat wolkenflarden. Het zicht naar beneden was nihil en de zon werd zo nu en dan gedempt door een flard. Het voelde net alsof ik me door een moeras bewoog met opkomende dampen. Heel bijzonder.
En zo stond ik om tien voor half zes weer aan het dek. Ik was zo onder de indruk van de vlucht, dat ik de reactie van de sentinel (die altijd op het vliegtuig past) niet helemaal kon plaatsen. Ik was nog niet goed en wel gestopt of de anders onderkoelde Samuel bulderde het uit van het lachen. Hij had mij dagenlang zien poetsen en kijk nu eens. Toen ik ook weer op aarde was geland ( het duurt bij mij altijd even voordat ik arriveer), snapte ik waarover het ging en kon ik hartelijk meelachen. Het duurde alles bij elkaar wel tot zes uur voor ik het vliegveld verliet en daarmee stond ik dus nu voor de, door mij gevreesde, reis door het duister. Je hebt daar om te beginnen de militairen, die de politie op de kruispunten vervangt. Helmut had het al eens sinister benoemd met : ‘Ah ... ça commence ...’. Maar wat eigenlijk veel erger is, is dat de wegen onverlicht zijn. De tegenliggers hebben allemaal heel fout afgestelde koplampen, waardoor je de helft van de tijd verblind bent. En er bevinden zich heel veel voetgangers en een enkele fiets op de weg. Geen van allen verlicht. En de helft met de rug naar je toe. Jij ziet hun niet. Zij zien jou niet. Brrrrrr .... Dan duren de vijf kilometer naar huis heel lang. Maar, ik ben aangekomen. Pere Pierre was ook net terug van een weekje brousse en dat – zo vond Tanneguy – was voldoende aanleiding om de sleutel van het paradijs, zoals hij dat zo mooi noemt, te gaan zoeken.
Ik zal je zeggen dat de Pastis heel welkom omlaag gleed. Het is heerlijk thuiskomen zo.
Saturday, October 22, 2005
Mobaye, een travellers tree.
Thursday, October 20, 2005
Mobaye, langs de rivier de U Bangui.
Wednesday, October 19, 2005
Bambari Bria
18-10-2005
Het onderhoud verliep wat je noemt van een leien dakje. Ik kreeg de indruk dat de mensen betrokken en gedegen te werk gingen. Ik heb me intussen wild gepoetst en nu ziet het vliegtuig er weer (gedeeltelijk) toonbaar uit.
De 22ste oktober verloopt het CDN. Dat is net zoiets als de APK van je auto. Maar ... je raadt het al ... de meneer, die de vernieuwing daarvan regelt is in Frankrijk ... met zijn tampon ...
Ik kon het niet geloven en ik scheurde dus ogenblikkelijk naar meneer Samba om verhaal te halen. Die trof ik om te beginnen al meteen en dat scheelde weer een paar uur wachten. Vervolgens stelde hij me onmiddellijk gerust. Nee hoor, dat kon hij ook. Pfffffff, een pak van mijn hart. André – de (Franse) chef onderhoud kon het niet geloven. Hij wilde meteen weten wat ik meneer Samba had toegeschoven.
En zo was gister aan het eind van de middag het vliegtuig klaar. En dat kwam goed uit, want ik was nog niet thuis of Tanneguy kwam op mij af. Of ik morgen in Bria een overledene wilde ophalen. Met de overledene moest ik naar Bambari om de weduwe op te halen. En dan moesten we naar Bangui terug om hem te begraven.
Nou ben ik dol op vliegen en ik stond langzamerhand echt wel te trappelen om de grote boze wereld in te gaan, maar dit is nou niet echt een prettige opdracht. Ik heb er dan ook heel slecht van geslapen.
Via de radio zouden we nog contact hebben over de details, maar de athmosferische omstandigheden werkten niet mee. Gelukkig lukte het later – in de lucht - wel. De plannen waren namelijk een beetje veranderd, ze waren namelijk bang dat de overledene al te ver heen was om vervoerd te worden. Kortom, ik moest eerst op Bambari de weduwe ophalen en dan samen in Bria gaan kijken of we de overledene nog konden meenemen of niet. ’s Morgens had ik twee stoelen verwijderd, zodat de overledene languit kon liggen. In Nieuw Guinea heb ik het ook eens gedaan en op die manier ging het best. Het was wel even zweten zo op de vroege morgen, maar alla. Vervolgens werd er eerst een groot vliegtuig getankt. Kortom het was al tien uur, toen ik eindelijk het luchtruim koos. Het was de eerste keer dat ik alles alleen had gedaan.
De verkeersleiding wilde nog even weten vanwaar de verandering van vliegplan, maar ja, ga dat maar eens uitleggen. Ze kennen de standaard zinnen in het Engels, maar dit is wel iets buiten de gebaande paadjes, zeg maar.
Op Bambari was de landing een non event. Helmut had het over een boom gehad, maar hoe goed ik ook keek. Niks te zien. Voor de rest een prima baan. Bij het draaien kwam ik wel even in het gras. Dat is gras wat wel zowat boven de vleugel uitgroeid. Dan zie je dus even héél veel gras voorbij komen ... Gelukkig kon je wel zien dat er geen thermietheuvels in verborgen zaten.
De weduwe was inderdaad heel bedroefd en ze bleek nog een zoon bij zich te hebben ook. Die kwam er eigenlijk een beetje hap snap bij. Was bijna achtergebleven. Ook al zo’n droevig hoopje ellende. En dan heb je zo’n handige driepuntsrolgordel. Nou, dat spreekt niet voor zichzelf hoor, hoe dat aanmoet. En het spreekt ook helemaal niet vanzelf dát je iets aanmoet. Een gordel ... ze hadden er nog nooit van gehoord. Uiteindelijk ging er ook nog een pater mee.
Het was prachtig weer en overal hingen de bloemkooltjes al groter te worden. Op drie kilometer hoogte kwamen we erbovenuit en dat was wel lekker rustig. Nog half tussen de wolken door zwenkend was het uitzicht adembenemend. De onwaarschijnlijke felheid van de tropenzon gecombineerd met drie kilometer hoog en rondom glinsterende wolken met een volledig ongerepte, groene achtergrond. Zo nu en dan keek ik achteruit om te zien hoe het ging en dan kon ik duidelijk zien dat er ook mensen waren, die er niet van konden genieten.
Het verdriet was haast aanstekelijk. Het lijkt me ook wel heel wreed om je wederhelft te verliezen en dan ook nog eens niet bij het sterven aanwezig te kunnen zijn. Zelfs de begrafenis was bijna zonder hen gebeurd.
Bria was wel interessant. Ik zag een hoop mensen op de baan lopen en dus besloot ik er maar eens laag overheen te gaan. Tot mijn stomme verbazing trof ik een half autokerkhof aan. Zo lag er bijvoorbeeld het chassis van een pickup. Een voortrein van een pickup. En zo lag er elke honderd meter wel wat. Nou ja, het zal wel zo horen dacht ik en manoevreerde er behoedzaam tussendoor ... Tot verbazing van de militairen, die ik later aantrof. ‘Dat was wel lastig he, dat landen’ zeiden ze. ‘Ja, dat komt, die rotzooi hebben wij daar neergelegd in opdracht van ene hotemetoot in Bangui’. ‘Ja, maar ik ben toch geen bandiet’ zei ik. Nee, dat was waar en daarom zouden ze nu die rotzooi even aan de kant leggen, zodat ik fatsoenlijk zou kunnen opstijgen.
De weduwe was inmiddels opgehaald. Ze zouden kijken of de overledene wel of niet meekon. Het duurde eeuwigheden, maar dat gaf niet, want ik werd wel bezighouden door nieuwsgierige mensen, die me het hemd van het lijf vroegen (en ik hun natuurlijk). Uiteindelijk – na een uur of twee-en-een-half kwam er een brommertje. Stomverbaasd. Dat ik er nog was. De overledene lag allang onder de groene zoden. Maar eigenlijk kwam het wel uit. Dan konden ze mee naar huis. Naar Bambari wilden ze terug. Sinds dat op de route ligt, had ik daar geen bezwaar tegen. En zo hingen we even later weer tussen de bloemkolen.
Bambari, waar ik vanmorgen zo vrindelijk ontvangen was, lag er nu maar stilletjes bij. Ik had de évec (bisschop), die dit allemaal bedisseld had niet weer te pakken kunnen krijgen op de radio, dus vloog ik wat rond in de hoop dat mijn lawaai hem zou wekken. Anders stonden deze mensen zo meteen wel heel verlaten op het veld. Maar goed, uiteindelijk moest het toch gebeuren. Ik vloog de baan aan van de andere kant dan vanmorgen, maar het zag er allemaal even degelijk uit. Op final zag ik wel iets dwars op de baan, maar ik dacht aan wat Peer hierover gezegd had : ‘dat zijn van die oversteekpaadjes, die steeds verder uitslijten, daar moet je voor oppassen. Kortom ik gokte het zo, dat ik nét voorbij de twee geulen, die ik kon zien zou landen. Vlak ervoor , al helemaal in de flare, realiseerde ik me ineens dat datgene wat ik zag geen geul was. Het waren twee, tegen elkaar aangelegde boomstammen. De volgende geul was ook geen geul. Ik gaf vol gas, maar met vol flaps heeft dat niet meteen het gevolg dat je ook weer vliegt. Zo hing ik er voor rotte peer bij, maar gelukkig wel net hoog genoeg om de bomen te passeren. En toen zag ik dat de hele baan vollag. Ik snap niet dat ik dat eerder niet zag. Maar het feit dat ik hier vanmorgen gewoon geland was, gecombineerd met een blokkeren van nieuwe informatie zo van ‘dit kán niet wat ik nu zie’. Het is frapant, dat je hersens dan een hele poos nodig hebben voor ze eruit zijn. ‘Nee, dit zijn toch heus bomen, die we nu zien’. ‘Nou, misschien moeten we dan toch maar volgas geven’. Gelukkig is het goed afgelopen, maar het was één van de weinige keren, dat ik echt gifgroen van boosheid was.
Afijn, de passagiers vonden het geen probleem, dus gingen we verder naar Bangui.
Op Bangui werd ik om te beginnen geconfronteerd met een triomfantelijke André, die me vertelde dat Mr. Samba was geweest. Hij had hem natuurlijk onmiddellijk gevraagd hoe dát nou kon, met die CDN verlenging. CDN verlenging, nee, hij mocht CEN verlenging doen. Nou, daar gaan we weer.
Vervolgens kwam de brandweer. De toren wilde me spreken. Dus ik mijn headset weer ingeplugd en ik benieuwd naar wat ik in vredesnaam had foutgedaan. Ik had het eigenlijk wel zowat gehad en het was al bijna donker. De toren wilde weten, waarom ik van mijn plan was afgeweken, die morgen. Terwijl ik hun dat voor de tweede maal die dag uitlegde, kwamen ze ertussen door. Ik snap eigenlijk niet hoe dat kan, maar ze meldden dat ze het begrepen hadden nu en bedankt he.
Het was heel prettig om onder de douche wat af te koelen en het was ook heel prettig dat Tanneguy me vroeg of ik zin had om iets te drinken.
‘Unwind’ noemen de Engelsen dat heel mooi.
Het onderhoud verliep wat je noemt van een leien dakje. Ik kreeg de indruk dat de mensen betrokken en gedegen te werk gingen. Ik heb me intussen wild gepoetst en nu ziet het vliegtuig er weer (gedeeltelijk) toonbaar uit.
De 22ste oktober verloopt het CDN. Dat is net zoiets als de APK van je auto. Maar ... je raadt het al ... de meneer, die de vernieuwing daarvan regelt is in Frankrijk ... met zijn tampon ...
Ik kon het niet geloven en ik scheurde dus ogenblikkelijk naar meneer Samba om verhaal te halen. Die trof ik om te beginnen al meteen en dat scheelde weer een paar uur wachten. Vervolgens stelde hij me onmiddellijk gerust. Nee hoor, dat kon hij ook. Pfffffff, een pak van mijn hart. André – de (Franse) chef onderhoud kon het niet geloven. Hij wilde meteen weten wat ik meneer Samba had toegeschoven.
En zo was gister aan het eind van de middag het vliegtuig klaar. En dat kwam goed uit, want ik was nog niet thuis of Tanneguy kwam op mij af. Of ik morgen in Bria een overledene wilde ophalen. Met de overledene moest ik naar Bambari om de weduwe op te halen. En dan moesten we naar Bangui terug om hem te begraven.
Nou ben ik dol op vliegen en ik stond langzamerhand echt wel te trappelen om de grote boze wereld in te gaan, maar dit is nou niet echt een prettige opdracht. Ik heb er dan ook heel slecht van geslapen.
Via de radio zouden we nog contact hebben over de details, maar de athmosferische omstandigheden werkten niet mee. Gelukkig lukte het later – in de lucht - wel. De plannen waren namelijk een beetje veranderd, ze waren namelijk bang dat de overledene al te ver heen was om vervoerd te worden. Kortom, ik moest eerst op Bambari de weduwe ophalen en dan samen in Bria gaan kijken of we de overledene nog konden meenemen of niet. ’s Morgens had ik twee stoelen verwijderd, zodat de overledene languit kon liggen. In Nieuw Guinea heb ik het ook eens gedaan en op die manier ging het best. Het was wel even zweten zo op de vroege morgen, maar alla. Vervolgens werd er eerst een groot vliegtuig getankt. Kortom het was al tien uur, toen ik eindelijk het luchtruim koos. Het was de eerste keer dat ik alles alleen had gedaan.
De verkeersleiding wilde nog even weten vanwaar de verandering van vliegplan, maar ja, ga dat maar eens uitleggen. Ze kennen de standaard zinnen in het Engels, maar dit is wel iets buiten de gebaande paadjes, zeg maar.
Op Bambari was de landing een non event. Helmut had het over een boom gehad, maar hoe goed ik ook keek. Niks te zien. Voor de rest een prima baan. Bij het draaien kwam ik wel even in het gras. Dat is gras wat wel zowat boven de vleugel uitgroeid. Dan zie je dus even héél veel gras voorbij komen ... Gelukkig kon je wel zien dat er geen thermietheuvels in verborgen zaten.
De weduwe was inderdaad heel bedroefd en ze bleek nog een zoon bij zich te hebben ook. Die kwam er eigenlijk een beetje hap snap bij. Was bijna achtergebleven. Ook al zo’n droevig hoopje ellende. En dan heb je zo’n handige driepuntsrolgordel. Nou, dat spreekt niet voor zichzelf hoor, hoe dat aanmoet. En het spreekt ook helemaal niet vanzelf dát je iets aanmoet. Een gordel ... ze hadden er nog nooit van gehoord. Uiteindelijk ging er ook nog een pater mee.
Het was prachtig weer en overal hingen de bloemkooltjes al groter te worden. Op drie kilometer hoogte kwamen we erbovenuit en dat was wel lekker rustig. Nog half tussen de wolken door zwenkend was het uitzicht adembenemend. De onwaarschijnlijke felheid van de tropenzon gecombineerd met drie kilometer hoog en rondom glinsterende wolken met een volledig ongerepte, groene achtergrond. Zo nu en dan keek ik achteruit om te zien hoe het ging en dan kon ik duidelijk zien dat er ook mensen waren, die er niet van konden genieten.
Het verdriet was haast aanstekelijk. Het lijkt me ook wel heel wreed om je wederhelft te verliezen en dan ook nog eens niet bij het sterven aanwezig te kunnen zijn. Zelfs de begrafenis was bijna zonder hen gebeurd.
Bria was wel interessant. Ik zag een hoop mensen op de baan lopen en dus besloot ik er maar eens laag overheen te gaan. Tot mijn stomme verbazing trof ik een half autokerkhof aan. Zo lag er bijvoorbeeld het chassis van een pickup. Een voortrein van een pickup. En zo lag er elke honderd meter wel wat. Nou ja, het zal wel zo horen dacht ik en manoevreerde er behoedzaam tussendoor ... Tot verbazing van de militairen, die ik later aantrof. ‘Dat was wel lastig he, dat landen’ zeiden ze. ‘Ja, dat komt, die rotzooi hebben wij daar neergelegd in opdracht van ene hotemetoot in Bangui’. ‘Ja, maar ik ben toch geen bandiet’ zei ik. Nee, dat was waar en daarom zouden ze nu die rotzooi even aan de kant leggen, zodat ik fatsoenlijk zou kunnen opstijgen.
De weduwe was inmiddels opgehaald. Ze zouden kijken of de overledene wel of niet meekon. Het duurde eeuwigheden, maar dat gaf niet, want ik werd wel bezighouden door nieuwsgierige mensen, die me het hemd van het lijf vroegen (en ik hun natuurlijk). Uiteindelijk – na een uur of twee-en-een-half kwam er een brommertje. Stomverbaasd. Dat ik er nog was. De overledene lag allang onder de groene zoden. Maar eigenlijk kwam het wel uit. Dan konden ze mee naar huis. Naar Bambari wilden ze terug. Sinds dat op de route ligt, had ik daar geen bezwaar tegen. En zo hingen we even later weer tussen de bloemkolen.
Bambari, waar ik vanmorgen zo vrindelijk ontvangen was, lag er nu maar stilletjes bij. Ik had de évec (bisschop), die dit allemaal bedisseld had niet weer te pakken kunnen krijgen op de radio, dus vloog ik wat rond in de hoop dat mijn lawaai hem zou wekken. Anders stonden deze mensen zo meteen wel heel verlaten op het veld. Maar goed, uiteindelijk moest het toch gebeuren. Ik vloog de baan aan van de andere kant dan vanmorgen, maar het zag er allemaal even degelijk uit. Op final zag ik wel iets dwars op de baan, maar ik dacht aan wat Peer hierover gezegd had : ‘dat zijn van die oversteekpaadjes, die steeds verder uitslijten, daar moet je voor oppassen. Kortom ik gokte het zo, dat ik nét voorbij de twee geulen, die ik kon zien zou landen. Vlak ervoor , al helemaal in de flare, realiseerde ik me ineens dat datgene wat ik zag geen geul was. Het waren twee, tegen elkaar aangelegde boomstammen. De volgende geul was ook geen geul. Ik gaf vol gas, maar met vol flaps heeft dat niet meteen het gevolg dat je ook weer vliegt. Zo hing ik er voor rotte peer bij, maar gelukkig wel net hoog genoeg om de bomen te passeren. En toen zag ik dat de hele baan vollag. Ik snap niet dat ik dat eerder niet zag. Maar het feit dat ik hier vanmorgen gewoon geland was, gecombineerd met een blokkeren van nieuwe informatie zo van ‘dit kán niet wat ik nu zie’. Het is frapant, dat je hersens dan een hele poos nodig hebben voor ze eruit zijn. ‘Nee, dit zijn toch heus bomen, die we nu zien’. ‘Nou, misschien moeten we dan toch maar volgas geven’. Gelukkig is het goed afgelopen, maar het was één van de weinige keren, dat ik echt gifgroen van boosheid was.
Afijn, de passagiers vonden het geen probleem, dus gingen we verder naar Bangui.
Op Bangui werd ik om te beginnen geconfronteerd met een triomfantelijke André, die me vertelde dat Mr. Samba was geweest. Hij had hem natuurlijk onmiddellijk gevraagd hoe dát nou kon, met die CDN verlenging. CDN verlenging, nee, hij mocht CEN verlenging doen. Nou, daar gaan we weer.
Vervolgens kwam de brandweer. De toren wilde me spreken. Dus ik mijn headset weer ingeplugd en ik benieuwd naar wat ik in vredesnaam had foutgedaan. Ik had het eigenlijk wel zowat gehad en het was al bijna donker. De toren wilde weten, waarom ik van mijn plan was afgeweken, die morgen. Terwijl ik hun dat voor de tweede maal die dag uitlegde, kwamen ze ertussen door. Ik snap eigenlijk niet hoe dat kan, maar ze meldden dat ze het begrepen hadden nu en bedankt he.
Het was heel prettig om onder de douche wat af te koelen en het was ook heel prettig dat Tanneguy me vroeg of ik zin had om iets te drinken.
‘Unwind’ noemen de Engelsen dat heel mooi.
Sunday, October 16, 2005
Mobaye International Airport
Saturday, October 15, 2005
eindelijk het felbegeerde papiertje
Als een stuiterbal op een glazen plaat ben ik gestuiterd. Elke keer dat ik stuiterde werd het balletje een beetje ingedeukt. De indrukken waren in het begin het heftigst. Het was niet onprettig hoor. Eigenlijk bedacht het stuiterballetje, dat het juist hiervoor gemaakt was. Een stuiterballetje moet stuiteren en daardoor indrukken verwerken. En met dat het stuiterballetje zich dit realiseerde, bedacht het stuiterballetje, dat het lang geleden was dat hij zo vrolijk en uitbundig gestuiterd had. Na verloop van tijd raakte het balletje zijn energie kwijt en werden de indrukken minder heftig. De hoogte van de stuiters nam ook af. Zo kon het balletje in de vlucht steeds beter blijven kijken naar datgene wat hem steeds zo’n indruk gaf. En op zeker moment bleef het balletje stil liggen. Nu kon het balletje op zijn gemak kijken naar wat er zich achter die glazen plaat allemaal afspeelde. Het balletje zag vooral de afwijkende dingen. Ik bedoel, het feit dat de mensen, die onder de glazen plaat woonden een neus, een mond en twee oren hadden, was niet echt indrukwekkend. Maar dat ze zwart waren, dat ze anders praatten en ga zo maar door, dát wel. Dat was toch wel interessant.
Na verloop van tijd begon het glas wat minder hard te worden, leek het wel. Misschien was het eigenlijk nooit zo keihard geweest. Zo kon het balletje op een gegeven moment niet alleen dingen zien, maar ook dingen voelen. Zo zakte het balletje, met dat het glas steeds zachter werd, steeds verder in die vreemde wereld onder hem. Op een goed moment, begon hij er zelfs onderdeel van uit te maken. En daarmee raakte hij het zicht op de wereld waar hij vandaan kwam een beetje kwijt. Dat zorgde even voor wat consternatie, want het balletje had wel eens gehoord van een aandoening, die de Engelsen heel mooi benoemen met ‘going native’. Gelukkig kreeg hij nu ook nieuws van thuis, zodat er een stevig lijntje met die andere wereld bleef bestaan.
Zo ongeveer heb ik het tot nog toe ervaren.
En nu heb ik mijn papiertje. Nou ja, het is een tijdelijk papiertje, maar who cares, ik mag ermee vliegen. En zo wilden Helmut en ik op 13 okt naar Mobaye. Daar zou ik hem afzetten. Vervolgens zou ik in Kouango twee zusters ophalen en naar Bangui brengen. Daarna kwam een honderd uur inspectie. Maar het ging iets anders. Op 13 okt regende het namelijk. De hele tijd. Nou ja, ‘yeke yeke’ zeggen ze hier dan, doe het maar rustig aan, morgen is er weer een dag. Uiteindelijk zijn we toch nog ’s middags vertrokken. Maar ik ben lekker in Mobaye blijven slapen, want Kouango schijnt nogal glad te worden als het nat is. Maar een belangrijker overweging vond ikzelf, dat het donderdag was. En op donderdag wordt er altijd bij de zusters gedineerd. In stijl. Daarbovenop mocht ik deze keer bij de zusters slapen. Het fantoom zal wel teleurgesteld zijn geweest. En ik mocht niet zomaar bij de zusters slapen, nee, ik mocht in de kamer slapen die ze normaal exclusief houden voor de bisschop!! Een hele lieve kamer, met een heel lief uitzicht door een geruit raamwerk, waardoor het uitzicht nadrukkelijk een Brits karakter krijgt. Heel apart. En vanaf de veranda van het gastenverblijf heb je mooi uitzicht op het daartegenover gelegen kapelletje, waar voor het eten de mis wordt opgedragen. Zo klinkt in het duister - met op de achtergrond de krekels en aan het firmament honderdduizend sterren – ineens de ijle zang van een vrouwenstem (dat is zuster Alfreda) evenlater vergezeld van de mooie bariton van abbé Helmut.
Ja dat moet ik nog even uitleggen, maar je hebt hier paters en abbés. Paters zijn lid van een orde en abbés niet. Helmut is een soort freelancer, zeg maar.
Het aperitief wordt hier heel serieus genomen en met een liter bier de man is er hier zeker geen sprake van een halve maatregel. Daarnaast hebben ze hier pinda’s uit een fles. Die je dan zo – heel hygie – op je hand kan schudden, in plaats van dat je met zijn allen met je gore handen in een schaaltje grabbelt. Bovendien doen ze hier nogal eens aan huisvlijt (wat zul je anders doen op die lange winteravonden) en zo verpakken ze pinda’s vaak met een heerlijk suikerlaagje. Het diner wordt aangevangen met een heerlijk soepje, gevolgd door een hoofdmaaltijd, die ik niet meer helemaal voor de geest kan halen. Hij werd in elk geval vergezeld door een heerlijk rood, Frans wijntje. Ook hier viel tijdens de maaltijd het licht uit. Maar daarom niet getreurd. Terwijl Helmut de generator ging starten, konden we bij het maanlicht in elk geval ons glas nog wel vinden.
Ik vond het nodig om op deze heuglijke donderdag de dertiende te melden dat ik nimmer op zo’n fijn vliegtuig vloog, waarbij ik nog extra opmerkte, dat ik het ook zo bijzonder vond dat er zoveel mooie speeltjes inzaten én dat alles het nog deed ook.
En dat had ik beter niet kunnen doen, want toen ik de volgende dag – voor het eerst alleen – bij het vliegtuig kwam, ontdekte ik alras dat de flaps niet naar beneden kwamen. Gewoon niet. En het was niet een eruit gevlogen stop ofzo. Wat is een Cessna 185 dan fijn. Die heeft gewoon een grote handel waarmee je de flaps mechanisch laat zakken. Nou ja, niet getreurd, want de banen zijn hier hartstikke lang. Nog even op Mobaye een touch en go gemaakt om het gevoel even terug te krijgen en ja, het enige nadeel is dat je neus veel hoger staat dan normaal. Nou ja ...
Na een plezierige vlucht staat het vliegtuig nu in onderhoud. Ik ben wel blij, dat ik Turtle wax heb meegenomen, want ik denk niet dat iemand hem in zijn zesjarig bestaan heeft opgepoetst en zo ziet hij er nu uit alsof ie al dertig jaar is. Helemaal futloos. Het is echt zonde. De staart is niet meer te redden De verf is gewoon kaal. De ruiten zijn nog wel mooi en tot mijn verbazing was de bovenkant van de vleugel nog wel te redden, terwijl het er vreselijk uitzag. Maar het kost wel een hoop – wat ze in Amerika zo mooi benoemen – ‘elbow grease’. Maar het is wel fijn om te doen, want hij knapt er echt van op.
Het heeft net weer geweldig geonweerd en ik hoop dat ik dat nog eens vliegend mee mag maken. Binnenkort is het regenseizoen ten einde en dan wordt het echt zoeken naar een beetje rotweer. Ach misschien is het ook maar beter zo.
Na verloop van tijd begon het glas wat minder hard te worden, leek het wel. Misschien was het eigenlijk nooit zo keihard geweest. Zo kon het balletje op een gegeven moment niet alleen dingen zien, maar ook dingen voelen. Zo zakte het balletje, met dat het glas steeds zachter werd, steeds verder in die vreemde wereld onder hem. Op een goed moment, begon hij er zelfs onderdeel van uit te maken. En daarmee raakte hij het zicht op de wereld waar hij vandaan kwam een beetje kwijt. Dat zorgde even voor wat consternatie, want het balletje had wel eens gehoord van een aandoening, die de Engelsen heel mooi benoemen met ‘going native’. Gelukkig kreeg hij nu ook nieuws van thuis, zodat er een stevig lijntje met die andere wereld bleef bestaan.
Zo ongeveer heb ik het tot nog toe ervaren.
En nu heb ik mijn papiertje. Nou ja, het is een tijdelijk papiertje, maar who cares, ik mag ermee vliegen. En zo wilden Helmut en ik op 13 okt naar Mobaye. Daar zou ik hem afzetten. Vervolgens zou ik in Kouango twee zusters ophalen en naar Bangui brengen. Daarna kwam een honderd uur inspectie. Maar het ging iets anders. Op 13 okt regende het namelijk. De hele tijd. Nou ja, ‘yeke yeke’ zeggen ze hier dan, doe het maar rustig aan, morgen is er weer een dag. Uiteindelijk zijn we toch nog ’s middags vertrokken. Maar ik ben lekker in Mobaye blijven slapen, want Kouango schijnt nogal glad te worden als het nat is. Maar een belangrijker overweging vond ikzelf, dat het donderdag was. En op donderdag wordt er altijd bij de zusters gedineerd. In stijl. Daarbovenop mocht ik deze keer bij de zusters slapen. Het fantoom zal wel teleurgesteld zijn geweest. En ik mocht niet zomaar bij de zusters slapen, nee, ik mocht in de kamer slapen die ze normaal exclusief houden voor de bisschop!! Een hele lieve kamer, met een heel lief uitzicht door een geruit raamwerk, waardoor het uitzicht nadrukkelijk een Brits karakter krijgt. Heel apart. En vanaf de veranda van het gastenverblijf heb je mooi uitzicht op het daartegenover gelegen kapelletje, waar voor het eten de mis wordt opgedragen. Zo klinkt in het duister - met op de achtergrond de krekels en aan het firmament honderdduizend sterren – ineens de ijle zang van een vrouwenstem (dat is zuster Alfreda) evenlater vergezeld van de mooie bariton van abbé Helmut.
Ja dat moet ik nog even uitleggen, maar je hebt hier paters en abbés. Paters zijn lid van een orde en abbés niet. Helmut is een soort freelancer, zeg maar.
Het aperitief wordt hier heel serieus genomen en met een liter bier de man is er hier zeker geen sprake van een halve maatregel. Daarnaast hebben ze hier pinda’s uit een fles. Die je dan zo – heel hygie – op je hand kan schudden, in plaats van dat je met zijn allen met je gore handen in een schaaltje grabbelt. Bovendien doen ze hier nogal eens aan huisvlijt (wat zul je anders doen op die lange winteravonden) en zo verpakken ze pinda’s vaak met een heerlijk suikerlaagje. Het diner wordt aangevangen met een heerlijk soepje, gevolgd door een hoofdmaaltijd, die ik niet meer helemaal voor de geest kan halen. Hij werd in elk geval vergezeld door een heerlijk rood, Frans wijntje. Ook hier viel tijdens de maaltijd het licht uit. Maar daarom niet getreurd. Terwijl Helmut de generator ging starten, konden we bij het maanlicht in elk geval ons glas nog wel vinden.
Ik vond het nodig om op deze heuglijke donderdag de dertiende te melden dat ik nimmer op zo’n fijn vliegtuig vloog, waarbij ik nog extra opmerkte, dat ik het ook zo bijzonder vond dat er zoveel mooie speeltjes inzaten én dat alles het nog deed ook.
En dat had ik beter niet kunnen doen, want toen ik de volgende dag – voor het eerst alleen – bij het vliegtuig kwam, ontdekte ik alras dat de flaps niet naar beneden kwamen. Gewoon niet. En het was niet een eruit gevlogen stop ofzo. Wat is een Cessna 185 dan fijn. Die heeft gewoon een grote handel waarmee je de flaps mechanisch laat zakken. Nou ja, niet getreurd, want de banen zijn hier hartstikke lang. Nog even op Mobaye een touch en go gemaakt om het gevoel even terug te krijgen en ja, het enige nadeel is dat je neus veel hoger staat dan normaal. Nou ja ...
Na een plezierige vlucht staat het vliegtuig nu in onderhoud. Ik ben wel blij, dat ik Turtle wax heb meegenomen, want ik denk niet dat iemand hem in zijn zesjarig bestaan heeft opgepoetst en zo ziet hij er nu uit alsof ie al dertig jaar is. Helemaal futloos. Het is echt zonde. De staart is niet meer te redden De verf is gewoon kaal. De ruiten zijn nog wel mooi en tot mijn verbazing was de bovenkant van de vleugel nog wel te redden, terwijl het er vreselijk uitzag. Maar het kost wel een hoop – wat ze in Amerika zo mooi benoemen – ‘elbow grease’. Maar het is wel fijn om te doen, want hij knapt er echt van op.
Het heeft net weer geweldig geonweerd en ik hoop dat ik dat nog eens vliegend mee mag maken. Binnenkort is het regenseizoen ten einde en dan wordt het echt zoeken naar een beetje rotweer. Ach misschien is het ook maar beter zo.
Friday, October 14, 2005
Bangui, bij de aartsbischop.
Wednesday, October 12, 2005
al een week niet voetjes van de vloer
Het is alweer een week geleden, dat ik van de olielampjes in Bangassou genoot. Intussen heeft Peer me meegenomen op nog wat nostalgische tripjes. Zo hebben we bijvoorbeeld de zusters van Mobaye – althans hun hoofdkantoor in Bangui – bezocht. Heel gezellig, twee kwetterende zusters, die honderduit vertellen over hun belevenissen de afgelopen honderd jaar. En er is in die tijd héél wat gebeurd. Ze wonen hier vlak bij kilometer ‘douze’ en dat is een militair checkpoint. Eigenlijk durfden we niet te gaan, want op dit punt gebeurt er vaak rottigheid. Ze zeggen dan, dat de militairen ‘méchant’ zijn. Ik heb op school geleerd, dat je dat woord voor kinderen gebruikt (stout), maar het kan kennelijk ook zo. Maar goed, de zusters hebben ons bij km12 opgehaald en alles ging goed.
Ze hebben hier weer een school gemaakt en er zitten iets van 1000 leerlingen op de lagere school. Het kost ze 30000 CFA voor een jaar. Dat is ongeveer een maandsalaris, dus dat is nog wel te doen. Ze hebben hier bij de laatste ‘mutinery’ ook nogal onder vuur gelegen. Ze vertellen erover alsof het een grapje is (en geláchen dat we hebben), maar wát ze vertellen doet je de haren te berge rijzen. Misschien word ik ook katholiek.
Het eten komt uit eigen tuin. Het begint met salade en brood. Ik denk eindelijk eens een lichte lunch te krijgen, maar dan blijkt de ene na de andere gang op tafel te komen. En dan realiseer ik me hoe de fout ontstaan is. Ik zit bovenwinds van de keuken. Normaal komen de geuren je tegemoet en je houd je wat in, zeker bij de eerste gangen. Kortom, ik heb me hier werkelijk te barsten gegeten.
Zondag ben ik hier eens naar de mis gegaan. Tanneguy, de baas hier in huis, is de priester. Het is aardig om te zien hoe deze man, die in het dagelijks leven regelmatig zijn hart lucht op een manier die een Rotterdamse bootwerker niet zou misstaan (omdat er iets tegenzit ,hij is ook maar gewoon een mens), heel natuurlijk in zijn priesterrol glijdt en dat er dan – op dat moment – ook echt ‘een man van God’ staat. Misschien deed ik het wel om mijn verdriet een plaats te geven, want eerst heb ik Peer op het vliegtuig naar huis gezet en dat maakte de pijn van het afscheid van twee weken terug weer helemaal los.
Daarna ben ik met zuster Noella een eindje gaan toeren. Ze is iets van 85 denk ik, en ze rijdt nog prima auto. Het gaat wel een beetje wijfelend, wat haar bij een rotonde onmiddellijk op een luid fluitende politie agente kwam te staan. Die kon er echter naar blijven fluiten, want soeur Noella is een beetje hardhorend en ik heb ook maar even omstandig de andere kant uitgekeken. De linker achterruit was kapot en ze vertelde dat ze afgelopen vrijdag een steen door de ruit had gehad, terwijl ze door de stad reed. Daar moet ik dan toch wel aan wennen hoor. Ik zou me rotschrikken en als je zo’n steen op je kop krijgt, dan vertel je het gewoon niet na. Het glas lag nog overal. Onze Corolla, heeft ook zo’n deuk in de dakgoot. Helmut zat er op dat moment met vier anderen in. Dat was ook boffen, want als ie door de ruit was gegaan, had altijd iemand hem op schoot gekregen.
Maandag heb ik vele spijkers met koppen geslagen. Op regelgebied.
En ik heb mijn eerste aanhouding achter de rug! Ik reed – nadat ik bij de bank een check had ingeleverd – door om een kopie van mijn paspoort bij het gemeentehuis te valideren. Ik reed echter te ver en ik stond voor een afgesloten poort met een militair ervoor. Ik heb nauwelijks gekeken. Ik zag wel dat ik tever was doorgeschoten en ik maakte dus een draai om te keren. Dat ging natuurlijk niet ineens (ik denk dan met weemoed aan mijn Volvo, die je om je pink windt) en tijdens het steken kwam er een militair naar mij toerennen. Of ie mijn rijbewijs mocht zien? Natuurlijk. Als mededeling kwam er nog hijgend achteraan : ‘dit is het presidentieel paleis hoor’. Gunst.
Ik moest mijn auto op het parkeerterrein van het gemeentehuis parkeren. Intussen waren er meer militairen en een opgewonden baasje in burger bijgekomen. Het opgewonden baasje nam de leiding en meldde op dreigende toon dat dit het presidentieel paleis was. Helaas, het kon mij niet opwinden. Toen wees hij op mijn internationaal rijbewijs en zei hoopvol dat hij daarin toch geen rijbewijs herkende. Nu kan ik me daar iets bij voorstellen, ik vind het ook een waardeloos vod, wat voor buitenlanders onleesbaar en onherkenbaar is. Maar ik kon hem ervan overtuigen dat dit een Nederlands Internationaal Rijbewijs Was.
Hij verzocht nu ook om mijn paspoort. Nadat hij eraan had gesnuffeld en ook hier niets verdachts aan bespeurd had, meldde hij bars dat ik wél beleefd moest blijven, want dat ik wél één of andere hotemetoot tegenover me had. Helaas kan ik niet zeggen wat, want dat kon ik weer niet volgen. Hij wees me nog eens links en rechts. Daar was aan beide zijden een slagboom te zien. Nooit en nooit mocht ik het meer wagen om hier te komen.
Nou goed.
Het viel me alles mee. En ik had me er zó zenuwachtig voor gemaakt. Nou ja, dat het de eerste keer goed gaat wil natuurlijk niet zeggen dat het de tweede keer ook goed gaat.
Op enig moment wilde hij weten wat ik eigenlijk deed en toen heb ik hem verteld dat ik voor de missie werkte. Volgens mij was dat de trigger, die hem deed ontdooien. Waarschijnlijk zitten zijn eigen kinderen op een door de katholieken gestichte school. De gewone, door de staat gefinancierde school schijnt nogal tegen te vallen. En op de moslim school (ja, die heb je hier ook), leer je alleen de Koran uit je hoofd en daar ga je – later als je groot bent – niet veel geld mee kunnen verdienen.
Overigens valt het me op, dat hier vaak op aggressieve toon tegen elkaar gesproken wordt. Tanneguy zegt, dat er op die manier ook tegen kleine kinderen wordt opgetreden. Onbegrijpelijk, maar wel begrijpelijk, dat je dat dan ook zelf doet als je wat groter bent.
Nu krijg ik morgen waarschijnlijk een tijdelijk vliegbewijs, want de meneer met de tampon zit nog steeds in Frankrijk te feesten. En dat is dan wel weer heel soepel, vind ik.
Pere Félix zegt, dat er veel vooroordelen over aggressie bij de Europese mensen leven. Zo was er een pater, die jaren in Bangui heeft gewoond en die km5 echt heel onveilig vond. Maar hij is er zelf nooit geweest. De halve familie van Pere Félix woont daar en heeft nooit ergens last van. Nou ja ... Binnenkort loop ik met hem mee. Dan wordt ik in km5 rondgeleid en dan kan ik het zelf beoordelen.
Vanmorgen zou ik mijn vliegbewijs ophalen en dan meteen op en neer naar Bangassou. Helaas was er twee uur vertraging, maar ja. Nu heb ik het dan toch echt en morgen ga ik er plezier aan beleven.
Ze hebben hier weer een school gemaakt en er zitten iets van 1000 leerlingen op de lagere school. Het kost ze 30000 CFA voor een jaar. Dat is ongeveer een maandsalaris, dus dat is nog wel te doen. Ze hebben hier bij de laatste ‘mutinery’ ook nogal onder vuur gelegen. Ze vertellen erover alsof het een grapje is (en geláchen dat we hebben), maar wát ze vertellen doet je de haren te berge rijzen. Misschien word ik ook katholiek.
Het eten komt uit eigen tuin. Het begint met salade en brood. Ik denk eindelijk eens een lichte lunch te krijgen, maar dan blijkt de ene na de andere gang op tafel te komen. En dan realiseer ik me hoe de fout ontstaan is. Ik zit bovenwinds van de keuken. Normaal komen de geuren je tegemoet en je houd je wat in, zeker bij de eerste gangen. Kortom, ik heb me hier werkelijk te barsten gegeten.
Zondag ben ik hier eens naar de mis gegaan. Tanneguy, de baas hier in huis, is de priester. Het is aardig om te zien hoe deze man, die in het dagelijks leven regelmatig zijn hart lucht op een manier die een Rotterdamse bootwerker niet zou misstaan (omdat er iets tegenzit ,hij is ook maar gewoon een mens), heel natuurlijk in zijn priesterrol glijdt en dat er dan – op dat moment – ook echt ‘een man van God’ staat. Misschien deed ik het wel om mijn verdriet een plaats te geven, want eerst heb ik Peer op het vliegtuig naar huis gezet en dat maakte de pijn van het afscheid van twee weken terug weer helemaal los.
Daarna ben ik met zuster Noella een eindje gaan toeren. Ze is iets van 85 denk ik, en ze rijdt nog prima auto. Het gaat wel een beetje wijfelend, wat haar bij een rotonde onmiddellijk op een luid fluitende politie agente kwam te staan. Die kon er echter naar blijven fluiten, want soeur Noella is een beetje hardhorend en ik heb ook maar even omstandig de andere kant uitgekeken. De linker achterruit was kapot en ze vertelde dat ze afgelopen vrijdag een steen door de ruit had gehad, terwijl ze door de stad reed. Daar moet ik dan toch wel aan wennen hoor. Ik zou me rotschrikken en als je zo’n steen op je kop krijgt, dan vertel je het gewoon niet na. Het glas lag nog overal. Onze Corolla, heeft ook zo’n deuk in de dakgoot. Helmut zat er op dat moment met vier anderen in. Dat was ook boffen, want als ie door de ruit was gegaan, had altijd iemand hem op schoot gekregen.
Maandag heb ik vele spijkers met koppen geslagen. Op regelgebied.
En ik heb mijn eerste aanhouding achter de rug! Ik reed – nadat ik bij de bank een check had ingeleverd – door om een kopie van mijn paspoort bij het gemeentehuis te valideren. Ik reed echter te ver en ik stond voor een afgesloten poort met een militair ervoor. Ik heb nauwelijks gekeken. Ik zag wel dat ik tever was doorgeschoten en ik maakte dus een draai om te keren. Dat ging natuurlijk niet ineens (ik denk dan met weemoed aan mijn Volvo, die je om je pink windt) en tijdens het steken kwam er een militair naar mij toerennen. Of ie mijn rijbewijs mocht zien? Natuurlijk. Als mededeling kwam er nog hijgend achteraan : ‘dit is het presidentieel paleis hoor’. Gunst.
Ik moest mijn auto op het parkeerterrein van het gemeentehuis parkeren. Intussen waren er meer militairen en een opgewonden baasje in burger bijgekomen. Het opgewonden baasje nam de leiding en meldde op dreigende toon dat dit het presidentieel paleis was. Helaas, het kon mij niet opwinden. Toen wees hij op mijn internationaal rijbewijs en zei hoopvol dat hij daarin toch geen rijbewijs herkende. Nu kan ik me daar iets bij voorstellen, ik vind het ook een waardeloos vod, wat voor buitenlanders onleesbaar en onherkenbaar is. Maar ik kon hem ervan overtuigen dat dit een Nederlands Internationaal Rijbewijs Was.
Hij verzocht nu ook om mijn paspoort. Nadat hij eraan had gesnuffeld en ook hier niets verdachts aan bespeurd had, meldde hij bars dat ik wél beleefd moest blijven, want dat ik wél één of andere hotemetoot tegenover me had. Helaas kan ik niet zeggen wat, want dat kon ik weer niet volgen. Hij wees me nog eens links en rechts. Daar was aan beide zijden een slagboom te zien. Nooit en nooit mocht ik het meer wagen om hier te komen.
Nou goed.
Het viel me alles mee. En ik had me er zó zenuwachtig voor gemaakt. Nou ja, dat het de eerste keer goed gaat wil natuurlijk niet zeggen dat het de tweede keer ook goed gaat.
Op enig moment wilde hij weten wat ik eigenlijk deed en toen heb ik hem verteld dat ik voor de missie werkte. Volgens mij was dat de trigger, die hem deed ontdooien. Waarschijnlijk zitten zijn eigen kinderen op een door de katholieken gestichte school. De gewone, door de staat gefinancierde school schijnt nogal tegen te vallen. En op de moslim school (ja, die heb je hier ook), leer je alleen de Koran uit je hoofd en daar ga je – later als je groot bent – niet veel geld mee kunnen verdienen.
Overigens valt het me op, dat hier vaak op aggressieve toon tegen elkaar gesproken wordt. Tanneguy zegt, dat er op die manier ook tegen kleine kinderen wordt opgetreden. Onbegrijpelijk, maar wel begrijpelijk, dat je dat dan ook zelf doet als je wat groter bent.
Nu krijg ik morgen waarschijnlijk een tijdelijk vliegbewijs, want de meneer met de tampon zit nog steeds in Frankrijk te feesten. En dat is dan wel weer heel soepel, vind ik.
Pere Félix zegt, dat er veel vooroordelen over aggressie bij de Europese mensen leven. Zo was er een pater, die jaren in Bangui heeft gewoond en die km5 echt heel onveilig vond. Maar hij is er zelf nooit geweest. De halve familie van Pere Félix woont daar en heeft nooit ergens last van. Nou ja ... Binnenkort loop ik met hem mee. Dan wordt ik in km5 rondgeleid en dan kan ik het zelf beoordelen.
Vanmorgen zou ik mijn vliegbewijs ophalen en dan meteen op en neer naar Bangassou. Helaas was er twee uur vertraging, maar ja. Nu heb ik het dan toch echt en morgen ga ik er plezier aan beleven.
Friday, October 07, 2005
Vliegen voor de missie in de Centraal Afrikaanse Republiek
Van achter de duinkant, 15-09-2005
Half juni kwam er een mailtje van piloten zonder grenzen of ik wilde komen praten over een uitzending naar de Centraal Afrikaanse Republiek voor drie maanden. Nu, praten wil ik altijd wel, hoewel ik dit nu niet speciaal het ideale tijdstip vond om ergens heen te gaan. Bij het gesprek bleek het over minstens zes maanden te gaan. Enig overleg thuis was gewenst.
Ik zal jullie de eindeloze details besparen, maar een en ander leidde tot een tweede gesprek en we kregen er langzamerhand zin in. Je leest het goed : we, want Hanneke (mijn wederhelft) ziet het ook helemaal zitten!!! Hoewel het voor Hanneke en Daniel (mijn zoontje van zeven jaar) natuurlijk behoorlijk zwaar zal zijn, staat ze er toch helemaal achter. En het zal ook voor Hanneke plenty nieuwe ervaringen opleveren.
Na het tweede gesprek wilden ze natuurlijk zien of ik werkelijk zo goed kon vliegen als ik had beweerd, dus maakten we een afspraak in oost Groningen. Oost Wold om precies te zijn. Helaas was het pokkeweer, dus 500 km voor nop gereden. Gelukkig was het de week erna prima en bleken mijn vliegvaardigheden ook up to par.
Nu moest ik naar mijn baas om onbetaald verlof te bedingen. Wie schetst mijn verbazing (niemand? Nou dan zal ik het zelf maar doen. Citaat Fons Jansen) toen ik zonder slag of stoot een half jaar (inmiddels zeven maanden) onbetaald verlof kreeg.
De trein stond dus nu echt op de rails en begon vaart te krijgen. Ik ging prikken halen. Ik moest de medische keuring voor het vliegen ondergaan. Ik moest een profcheck doen om mijn brevet verlengd te krijgen. Enzovoorts.
En toen kwam er een mailtje uit de CAR dat het niet doorging ....
Een week lang waren we zo lam geslagen dat we van voren niet wisten dat we van achteren leefden.
Maar na die week waren alle vuiltjes uit de lucht en kon ik alsnog, maar dan wel een maand later, weg.
Onze vakantie was inmiddels behoorlijk in het water gevallen, maar we hebben er toch nog 10 dagen bij boer Pierre, in Dampierre les Conflans, uit weten te persen. En dat was wel heel erg prettig. We hadden een vrindje van Daniel mee en dat was erg gezellig. Het was bij tijd en wijle wel confronterend, want beide heren waren enig kind en ze waren dus weinig concurrentie gewend. Meerdere dagen hadden ze de vier schommels voor zichzelf, maar ze hadden al gauw uitgemaakt dat de witte schommel favoriet was. Daarom hebben ze elkaar, zeker in het begin, de hersens onophoudelijk ingeslagen. Heel leerzaam.
Maar we hebben ook veel leuke dingen gedaan. Daniel was dit jaar voor het eerst gebrevetteerd zwemmer en dat heeft hij wel uitgebuit. Ook heeft hij ontdekt dat hij een eenpersoons kayak kan besturen. Hij is er zelfs een stroomversnelling mee afgegaan.
En nu is Daniel naar de eerste klas gegaan. Hij vindt het geweldig! Hij kende al wel een paar letters en ineens is hij begonnen dingen op te schrijven. Hij kan er maar niet over uit dat je zo je gedachten kan vastleggen en later nog eens nalezen. Het is echt weer een volgende stap en hij, en wij met hem, genieten er erg van.
Intussen heeft hij het er erg moeilijk mee dat ik wegga en bij tijd en wijle zijn we daar alledrie erg emotioneel onder. Het is bijzonder om voor de stroom te staan en er dan uiteindelijk toch met zijn drien in te springen. Het gevoel oude vertrouwde dingen kwijt te raken is soms lastig. De onzekerheid waar die woeste stroom heen zal leiden maakt onzeker. Het meegesleurd worden, het onderweg zijn in plaats van stil te staan of je met een gematigd tempo voort te bewegen zorgt bij tijd en wijle voor een ongekende adrenaline rush. Alles schuift, alles beweegt en het is heel bijzonder om daar, met zijn drien zo bewust en samen mee bezig te zijn.
Als alles goed gaat (dat is, als het in de CAR rustig blijft) komen Hanneke en Daniel mij daar met de kerst drie weken gezelschap houden. Dat is natuurlijk wel heel erg leuk. Niet dat we daar veel spannend wild zullen zien, want dat is allemaal al afgeschoten, maar voor de rest zal er genoeg te beleven zijn.
Interessant om te zien hoe de omgeving erop reageert. Voor velen is het een non event. “Leuk voor je” is dan het enige commentaar. Sommigen kunnen het niet begrijpen. “Wat schuift het?”. “Tjonge, jij bent mal”. Maar soms ook bijna bestraffend, omdat ik Hanneke en Daniel in de steek laat.
Als je meer wilt weten kan je op www.pzg.nl lezen wat mijn voorgangers zoal hebben meegemaakt. Als je op http://www.irinnews.org/frontpage.asp?SelectRegion=Great_Lakes&SelectCountry=Central_African_Republic kijkt kan je ook nieuwtjes vernemen over onder andere de CAR. Je hoeft dat hele ingewikkelde adres niet over te tikken hoor. Gewoon naar www.irinnews.org surfen en dan Centraal Africa en CAR selecteren.
Vanuit Bangui, 25 september 2005Ik zit hier op een ruim balkon, na het middageten en na een heerlijke vlucht en ik schrijf mijn memoires. Het is hier onbeschrijfelijk mooi, de donder klinkt in de verte, het is 35 graden heerlijk niet koud en de rivier stroomt langzaam verder. Hoe ging het verder? Je wilt het niet geloven, maar er is geen internet aansluiting hier. Ik moet voor mijn mail dus naar een internetcafe. Nou ja. Gister heb ik tijdens de pushback op Schiphol nog een lichtflits op het promenadedek gezien (20:00 uur, donker). Dat was Manja (een vriendin), die er een foto van maakte. Ik werd wel weer emotioneel daardoor. Het afscheid was zowiezo erg emotioneel. Aan de ene kant is dat OK, want het geeft slechts weer dat je veel voor elkaar betekent en dat is heel prettig. In die zin kan je er ook echt van (na)genieten.Ik heb met Peer (iemand, die er eerder vloog voor PzG en me nu wegwijs gemaakt heeft) een plezierige reis gehad. Vanaf Parijs zaten we gescheiden. Dat was niet heel erg, want we gingen natuurlijk toch proberen te slapen. Ik zat naast een Libanese vrouw met een kind van negen maanden. Ze had het er maar moeilijk mee en ik heb geprobeerd haar het leven wat gemakkelijker te maken.We zijn nog geland in de hoofdstad van Tsjad : N’Djamena. Daar bleven we zo’n anderhalf uur, waarna we de laatste 1:20 uur naar Bangui aflegden.De aankomst is redelijk christelijk, totdat je je bagage hebt. Dan komen er allerlei dragers aangerend, die je bagage gewoon overnemen. Gelukkig was Helmut, de vliegende pater, in de buurt om het allemaal in banen te leiden. Daarna was het voor Peer (iemand van PzG, die hier eerder vloog), maar toch ook voor mij een feest van herkenning. De zweterige lucht, de lucht van vuurtjes ...We werden opgehaald door pater Tanneguy. Een pater van ongeveer mijn leeftijd. Hij is erg aardig en zwaait hier de scepter, zolang de echte baas van huis is.Om 11:45 uur zijn we aan de whiskey gegaan, die verschillende mensen – waaronder Peer en ik – hadden meegebracht. Inmiddels waren er verschillende anderen binnengedruppeld, zoals soeur Noella. Zij is directrice van een school met 4000 leerlingen, hier vlakbij. Vanaf de kleuterklas t/m de middelbare school. Monsieur Paul is iemand die hier jarenlang aardbevingen heeft bestudeerd en nu – eenmaal met pensioen – dit vak (geologie) hier onderwijst. Verder heb je hier een pygmeen kok - Alexi, die exceptioneel kan koken. Aangezien ze hier zowel ’s middags als ’s avonds warm eten zal ik maar vast rekenen op wat overgewicht. Pater Helmut is – als hij niet vliegt – pater van Mobaye. Ze hebben daar een paar auto's, die hij zelf heeft overgereden vanuit Europa. Hij is - wat je noemt - een avontuurlijke pater. Samen met pater Ben en pater Piet bestieren ze 33 parochies, waarvan Helmut 18 gemeenschappen bedient,die hij alleen per prauw bereiken kan. Aanstaand weekend gaan we daar verblijven.Het was bij aankomst 21 graden. Uitzonderlijk fris volgens Tanneguy, en heel plezierig om bij aan te komen. Nu zit ik dit – zo nu en dan indommelend – te schrijven, zodat ik dat te gelegenertijd per USB stick, in het internet cafe op de mail kan overzetten.
26 september 2005Gisteren om 19:00 uur hebben we hetzelfde gegeten als ’s middags. Heerlijk boontjes met zoete aardappelen en gehakt. Een heerlijk soepje vooraf en een heerlijke cake toe. Daarna hebben we wat tv gekeken (met de sateliet kunnen we hier alles ontvangen) en ben ik al vroeg naar bed gegaan. Ik heb heerlijk geslapen in mijn nieuwe bed. Ik heb de sateliettelefoon nu steeds aanstaan en ik heb goede ontvangst in mijn kamer, dus daar ben ik ook soms te bereiken. Vooral na het middageten (siesta) zal ik daar wel zijn.Vanmorgen zijn we met pater Helmut op een regelronde gegaan. Naar de bank om mij mederekeninghouder te maken van het AMBB (aviation missionaire Bambari Bangassou) account. Naar de rijksluchtvaartdienst om mijn CAR brevet te halen. Naar de procureur om hem – voor mij – een langere verblijfsvergunning te laten aanvragen. Naar het vliegtuig om kennis te maken met het onderhoudsbedrijf en de bewakers. Er was in de afgelopen zes weken maar 80 liter benzine verdampt .... Nergens vingen we bot, in de zin van afwezige of onwillige mensen. Ze vonden het hier een wonder dat het zo gladjes verliep. Niet dat we geen hobbels zijn tegengekomen, maar toch ...Alexi is de kok. En hij kookt - zoals gezegd - verukkelijk. Hij maakt ook jam van vruchten hier uit de tuin. Daarbij doet hij ook de klerenwas. Alles wordt daarna ook keurig getreken. Niet alleen omdat het er dan netjes uitziet, maar om de beestjes en vooral de eitjes ervan - die tijdens het drogen aan de lijn erin kunnen komen, eruit te halen. Naast Alexi zij er nog twee, die ‘opdoen’. Ik kom straks zwaar verwend terug ben ik bang. De mensen die ik hier tegenkom zijn erg vriendelijk. Zelfs de mensen die wat van je willen zijn vriendelijk. De natuur is hier prachtig, overdadig en ook vriendelijk. Vanmorgen zijn we een eind in het rond gereden om van alles te doen en wat opvalt is dat het gewoon een vriendelijk land is om te zien. Het is enigzsins heuvelachtig en de bomen zijn niet, zoals in Nieuw Guinea van het overwoekerende type. Veelal hebben ze genoeg licht om zich rondom te ontwikkelen tot een prachtig groen monument. Daarnaast is het bijzonder dat er zo ontzettend veel verscheidenheid aan boomsoorten bestaat. Ik zie hier prachtige meesachtigen en er zijn ook behoorlijk grote hagedissen. Je hebt ook de tjitjak typen, die over de muur rennen. Daarnaast zagen we tijdens de autorit deze morgen een slang de weg oversteken. De grote vogelspin heb ik nog niet gezien, maar er hangt in de eetkamer wel een opgezet exemplaar en volgens Peer kan je die regelmatig tegenkomen.
28 sep 2005-09-28Eergisteren hebben we laat in de middag een halfuurtje gevlogen om te kijken of alles werkt. Het vliegtuig had zowat 2 maanden stilgestaan, maar alles behalve de autopilot werkte prima en het is een fijn vliegtuig om mee te vliegen.Daarna viel de nacht, zoals dat hier gaat. Het is toch wel een belevenis, dat vallen van de nacht. Ik vond het angstig om daarna naar huis te rijden. Gelukkig stuurde Helmut, maar toch. De straten zijn hier gevuld met mensen, die aan weerszijden wandelen. En omdat er veel mensen wandelen wordt het rijvlak smaller. Daarop rijden veel auto’s, nou, meer wrakken rond. En fietsers. En bromfietsers. Overdag is dat al spannend genoeg, maar in het donker wordt dat helemaal feest. Helmut rijdt daar zeer zelfverzekerd doorheen. Helmut is inmiddels wel 66 jaar, maar hij is buitengewoon capabel en ook aimabel.Naast regeldingen hebben we gister weer een half uurtje gevlogen en toen waren we hier gelukkig met het laatste licht binnen.Mijn Franse leercurve, die ik bij boer Pierre zo bemoedigend stijl de lucht in had zien gaan, vertoond nu wel enige afvlakking. Maar iedereen heeft veel consideratie met mijn handicap en ze vinden het – zoals alle Fransen – ontzettend leuk dat ik het althans probeer. Pere Helmut heeft het nadrukkelijke voordeel dat hij het ook nog eens in het Duits en soms ook in het Engels kan herhalen.Omdat ze steeds alle brandstof uit de tanks stelen, zijn we begonnen zelf alle brandstof na de vlucht in jerrycans te drainen. Het is wel omslachtig, maar ik moet er maar aan wennen dat ze hier echt alles onder je kont vandaan stelen. Daarnaast zijn ze heel aardig en behulpzaam. Het is een rare mix zo nu en dan.Vandaag ben ik samen met Helmut naar Kouango gevlogen. Dat ligt zo’n 100 mijl ten oosten van Bangui aan dezelfde rivier. Er waren zuster Monique uit Besancon en zuster novice hier uit de buurt als pax en ze hadden echt een enorme berg bagage bij zich. Ze hadden door de telefoon aangegeven dat ze 30 kg hadden, maar ze hadden 3 van die schiphol karretjes volgeladen met iets van 100 kg. Viel nog mee als je het volume zag. Afijn, we hebben het er net allemaal in gekregen, maar het ging niet hard omhoog.Bangui bestaat voornamelijk uit hutjes van baksteen met golfplaat. Heus niet ongeriefelijk en armmoedig. Ik zou het in elk geval nooit in de categorie sloppenwijk plaatsen. Iedereen heeft plenty te eten, want je hoeft je hand maar uit te steken en je hebt de heerlijkste vruchten te pakken. Ik hou niet van tropische vruchten, maar ik moet dat nu bijstellen : ik hou niet van de tropische vruchten die je in Nederland krijgen kunt. Hier zijn ze om je vingers bij af te likken.Maar, ik dwaal af. Je ziet de dichtheid van de huizen - na de start – snel afnemen en daarna zie je 100 mijl lang niks dan groen. Het is groene steppe met langs kreekjes bomen. Zo heel nu en dan zie je een paar strooien hutjes. De baan bij Kouango is alleszins begaanbaar. Niet spannend kort of smal. Het schijnt bij regenval wel glad te worden. Nou ja.De baan was leeg bij aankomst, dus we konden in een keer landen. De baan loopt gedeeltelijk door het dorp en zo kon ik halverwege de uitloop me al vergapen aan de eerste strooien hutjes. Aan het einde van de baan draaiden we om, zodat we klaar voor de start waren. Zonet was de baan nog leeg. Nu zag het zwart van de mensen. Niet zozeer vanwege hun huidskleur (ook natuurlijk), maar toch vooral vanwege hun aantal. Er is, wat dat soort dingen betreft, niet zo veel verschil met Nieuw Guinea. Het zijn ook hier vooral nieuwsgierige kinderen, die je eindeloos aanstaren. We werden door de zusters op de koffie gevraagd en dat was erg gezellig. Ze hebben een prachtige missiepost op de wal van de rivier, die daar - wel een kilometer breed - toch behoorlijk sterk stromend langsglijdt : een prachtig uitzicht, werkelijk. Ze hebben hier een school en een ziekenhuisje neergezet en uiteindelijk ook een kerk. Wat mij opvalt is dat de broeders en zusters heel begeesterde mensen zijn. Iets om respect voor te hebben en iets om bijna jaloers op te zijn. Waar we in Nieuw Guinea bang waren voor wolken (vooral de cumulus granitus was gevreesd), gaat het hier standaard de helft van de tijd er doorheen. Hier moeten we oppassen voor de onweerswolken. Dit vliegtuig heeft gelukkig een moderne weerradar, zodat je – ook zonder zicht – om de ergste buien heen kan.Morgen gaan we naar Mobaye, 200 mijl naar het oosten langs de rivier. Daar blijven we dan tot maandag. Dus dat wordt wel leuk!
Vanuit Mobaye, 28 sep – 3 okt 2005
Onderweg zagen we echt heel veel termietbulten. Zo’n beetje zoals je bij ‘de Lakens’ langs de Zeeweg caravans ziet. Bovenop elkaar. En daarbij oude bulten (met gras) en nieuwe bulten (zonder gras). Daarnaast valt het toch wel op dat er in dit deel van Afrika echt NIEMAND woont. In 200 zeemijlen zijn we één dorp tegen gekomen en één noor-zuid zandweg (wij vlogen west-oost). Het aardige is dat de jungle hier niet meer echt aanwezig is. Het wisselt af met savanne. Dat maakt het zoeken van een gestrand gezelschap dramatisch gemakkelijker. Want iemand, die eenmaal door het bladerdak van de jungle is heengezakt .... die vind je gewoon nooit meer terug.
Het vliegveld van Mobaye is breed, lang, comfortabel en een beetje tegen de helling op.
We werden opgewacht door een delegatie van de missie. Het vliegveld is een 10 kilometer vanaf het dorp Mobaye. Onderweg werden we steeds toegezwaaid door allerlei mensen, die vanuit rieten hutjes naar buiten kwamen rennen. In Mobaye kwamen we uiteindelijk bij de missie, waar ook de vernieuwde kerk staat, die Helmut zelf – met behulp van alle dorpelingen – gebouwd heeft.
Peer – mijn begeleider vanuit PzG, die hier tien jaar geleden ook gevlogen heeft – mocht bij de zusters en ik bij de paters. Daar kreeg ik gauw spijt van, maar ja.
We kwamen op een bijzonder christelijke tijd aan (200 zeemijlen is tenslotte niet veel anders dan een één uur en nog wat vliegen) en dus was er ’s middags nog gelegenheid tot verkenning. Maar allereerst boften we met een heerlijke lunch op de veranda van de missie (warm, met koud bier) en dan koffie, met zelfgebrouwen drambuie bij de zusters. Gewoontegetrouw lap ik de siesta aan mijn laars en ging ik op zoek naar de barrage. Mobaye boft, want aan de overkant (Zaire) ligt het geboortedorp van Mobutu. En die heeft hier een stuw met generator aangelegd in de grensrivier. Daarop heeft Mobaye geroepen dat ze ook wel wat stroom kon gebruiken. Daaraan heeft Mobutu gehoor gegeven en zo heeft heel Mobaye gratis stroom (zo’n 180 Volt).
Ik moet je eerlijk zeggen dat dat (wandeling) – voor mij – wel een sprong in het diepe is. Het voelt - bijna fysiek – als ogen en neus dicht en springen maar. Jullie zullen misschien denken ‘wat een watje’ en dat begrijp ik wel, want ik vind Frankrijk al spannend genoeg, maar ja. Ik vind dat dus echt even adem inhouden en springen maar. Als je dan de eerste ontmoeting hebt gehad, dan kom je na enige tijd wel weer boven, zodat je de gelegeheid tot ademhalen krijgt. En dan is het eigenlijk ook wel weer erg leuk. Er is hier geen reeel gevaar, maar ze zijn hier ook gewoon echt geen blanken gewend. Dus elke dorpeling spreekt je aan (bibalemo is goeie dag, maar je moet het uitspreken als bibaremo. Net als in Japan en China hebben ze hier moeite de ‘l’ en de ‘r’ uit elkaar te houden. Grappig he?) en de helft wil daarbij ook een hand. Het is interessant om te zien dat deze mensen ook zeker een enorme waardigheid hebben. Ze zijn veel minder dan de Aziaten geneigd tot buigen en krimpen. Pas als je respect toont bloeien ze open. Vervolgens zijn ze een interessante bron van informatie. Tenminste, als ze Frans praten. De meesten praten slechts Sango.
Die avond boften we nog veel meer, want op jeudi wordt er altijd bij de zusters gedineerd en dan is het voor elkaar. Nou, als er ooit een duidelijke man-vrouw tegenstelling was, is het wel hier. Het eten is voor mekaar hoor, in beide gevallen. Maar het oog wil ook wat. Bij de paters is het gewoon een gore boel. Bij de zusters (Italiaans overigens) is het echt sophisticated. Een prachtige veranda. Een prachtig gedekte tafel. Incl. glinsterende wijnglazen en sprankelende sterren. Het gezelschap is intelueel en het gesprek is dus congruent aan de rest van het uiterlijk vertoon. Kortom : het geheel is in balans. Overigens was de barrage zeer de moeite waard. In het resterende deel aan de CAR kant wordt op een zeer spectaculaire manier gevist met behulp van perogues midden in de heftige stroom.
De avond was ook heel plezierig, want er zijn hier nogal wat Nederlandse paters (geweest) en dus zijn er ook nogal wat Nederlandse boeken. Onder andere van Godfried Bomans en Simon Carmiggelt. Heerlijk ’s avonds op de veranda met een pijpje nagenieten ... Als iedereen naar bed gaat, zit ik nog lekker te lezen en als ik er dan op enig moment genoeg van heb en ook naar bed ga, is het 21:30 uur. Een uur waarop je alleen nog gesnurk hoort.
De vendredi heb ik ’s morgens – na een heerlijk ontbijt met zelfgemaakt brood, zelfgemaakte jam en in Mobaye geproduceerde koffie – de Godfried Bomans episode verder voortgezet. Tot de luch. Steeds een warme lunch. Erg prettig. Het ontbijt is stipt om 07:00 uur. De lunch om 12:00 uur en het diner om 19:00 uur. Ook warm.
Op deze dag wilde ik naar het vliegveld wandelen, maar eindigde ik op een weg in in noordelijke richting leidde. Het was erg mooi. Dit keer echt door het regenwoud. Burgers Bush is er dan echt niks bij, maar op zich is het wel grappig om daar eens te zijn geweest. De real thing is tegelijk leuker en minder leuk. Er zijn minder dieren per vierkante meter dan in Burgers Bush, maar de geluiden zijn meer intens, net als de geuren. En de beleving dat er gewoon geen einde aan is, is ook wel heel anders dan bij BB, waar de uitgang nooit verder dan een honderd meter verwijderd is. Eigenlijk realiseer ik me – op het moment dat ik de vergelijking maak – hoe bevoorrecht ik ben, dat ik dit mag meemaken. Ik denk aan mensen, die mij hierom waarderen, maar ik denk dat mensen mij hierom eerder zouden kunnen benijden.
Uiteindelijk loop ik er even uit en kom ik – op een heuvel – op een klein stukje savanne terecht. Daarmee kijk ik over het bos heen en zie ik in de verte de rivier en Zaire. Op de éen of andere manier ziet zo’n beetje alles hier er indrukwekkend uit. Maar zo’n uitzicht is helemaal super. Als je het over ongerept hebt is dit wel een enorme uitdrukkingsvorm daarvan. Misschien is dat het wel. Wat ik op deze tocht ook als heel plezierig ervaar is het op grote stukken alleen lopen. Elke Afrikaan die ik tegen kom, moet wel iets van me. Nu kan ik mijn gedachten de vrije loop geven en zo kan ik verwerken wat ik zie. Het is interessant om met al mijn zintuigen ‘waar te nemen’. Ik ben hier echt aan het proeven. Ik geniet ervan, maar ik vind het ook spannend. Ik vind het ook wel eng. Het is wel prettig om te weten dat je hier – objectief gezien – geen gevaar loopt. Ik geloof dat ik toch wel een erg schuw typje ben. Nou ja, ik geniet er toch wel van.
In de nacht van vendredi op samedi word ik de hele nacht wakker gehouden door een luidruchtige buurman, die veel koormuziek speelt. Op zich hou ik daar wel van. Ik word midden in de nacht nog wakker, omdat hij zelfs begint te schreeuwen, maar ik slaap weer lekker verder. Ieder het zijne – nietwaar?
Je moet weten, dat ik in een gastengebouw slaap van de paters. Als ik de volgende dag dus vraag naar wie mijn luidruchtige buurman was, is mijn verbazing schier peilloos, als ik verneem dat er – naast mijzelve – niemand verblijft. Het gaat hier om niets minder, dan een echte fantoom. Een voorganger van mij meldde overigens hetzelfde, zodat je niet hoeft te vrezen voor mijn geestelijke gezondheid op dit moment.
Deze dag loop ik via de markt naar het vliegveld. Deze weg loopt veel meer door het veld. Het gras is bij tijd en wijle anderhalf keer zo hoog als ik. Er wonen hier veel meer mensen, dan langs de route van gisteren. Zo kom ik minder toe aan reflectie, maar des te meer aan handen schudden en groeten. Het aardige is dat, als je iemand goeie dag wenst, hij/zij antwoord met merci. Het kost me beslist enige moeite om dit over te nemen. Wij zijn gewend een dergelijke groet identiek te beantwoorden. Het is ook grappig dat mensen een heel verhaal ophangen als je met bibalemo groet. Een verhaal in sango, wel te verstaan. Velen zijn het Frans niet machtig. Sango is trouwens een mooie taal. Zo is ‘kind’ in het engels ‘infant’. Dat betekend ‘onmondig’, ‘heeft niets te melden’. In het nederlands is dat ‘kind’, wat ‘totale afhankelijkheid’ betekent. In het sango is het ‘momingi’, wat ‘parels van mijn hart’ betekent. Ontroerend, niet?
De nacht naar dimanche is rustig, omdat de fantoom niet langer muziek speelt of schreeuwt. Wat hij wel bij tijd en wijle doet is het verschuiven van een stoel of het zachtjes wegrochelen van iets wat hem dwars zit. Het zal een oud pater zijn, die zijn weg naar de hemel nog niet helemaal gevonden heeft. Het kan tal van redenen hebben hebben. Nodeloos je daarmee bezig te houden. Het houdt me toch tot op zekere hoogte bezig, maar op enig moment val ik toch in slaap. Ik ben tenslotte ook op het onverantwoorde uur 21:30 uur naar bed gegaan. Ben daarmee echt dé nachtbraker van de buurt.
De dimanche word ik gewekt om 06:30 uur door origineel Hollandsch gebeier. Klokgelui . Deze missie post is in de vijftiger jaren door Hollanders opgezet. Vandaar. Overigens is hier 30 kilometer verderop een dorpje, waar pas in de zeventiger jaren voor het eerst een missionaris langsging. En ja, dat was het eerste contact met de westerse wereld. Vóór die tijd sloegen ze elkaar de hersens in. Na die tijd omhelsden ze elkaar. Ineens realiseer ik me, dat artsen zonder grenzen niet compleet is als er niet ook zielzorg verleend wordt. Vooral aan deze – veelal getraumatiseerde – mensen. Mij werd uitgelegd : als er in Nederland een school instort, dan wordt de verantwoordelijke ingenieur ter verantwoording geroepen. Zeker als er één kind bij overlijdt. Hier wordt een schuldige gezocht, die het kind mogelijk eerder vervloekt heeft. Die gaat dan de bak in – als hij geluk heeft. In het andere geval wordt hij gelynched. Dat gebeurt nu nog steeds. Maar wel steeds minder. Zo zijn er nog talloze voorbeelden te noemen van zielzorg, die nodig is en o.a. door de paters en zusters wordt geboden.
Op dimanche loop ik opnieuw langs de barrage, maar nu verder. Ik kom – net als gister – langs vele gehuchten. Vandaag heb ik een schaduw opgelopen. En hij laat me niet alleen. Na een uur geeft hij aan dat hij moe is en dat we moeten stoppen. Ik begrijp dat hij moe is en dat we bovendien bij het eind van het pad (enkelspoor) zijn gekomen. Ik beduid hem dat ik nog even verder loop en hij volgt me. Het pad blijkt nog lang niet ten einde.
Ook hier eindigt het met bedelarij, maar hier in het binnenland is het wel verkwikkend minder dan in de stad.
De nacht begin ik stijf van de zenuwen, want naast het schuiven van stoel en rochelen hoor ik nu ook nadrukkelijk gerotzooi aan mijn hor. Ineens ben ik weer terug bij het moment, dat ik jaren geleden ’s nachts werd overvallen door een psychopaat. Ook met een hor. Op mijn wandelingen was ik inmiddels uiteraard ook de psychisch zwakkere medemens tegengekomen en ik weet vanuit Amerika nog wel waar dat soms op uit kon draaien. Kortom ik haalde me van alles in mijn hoofd ...
Enigszins vermoeid ben ik vandaag opgestaan. Om 07:00 uur precies hingen we in de lucht.
Vanuit Bangassou, 4 okt – 5 okt 2005
Vandaag zou ik tot Mobaye meegaan en daar dan achterblijven, omdat ik – op weg naar Bangassou - er niet meer bij zou passen. Eenmaal gearriveerd, bleek er echter wel plaats. Nét. Omdat ik de lichtste was, mocht ik achterin zitten, om de gewichtsverdeling in balans te houden en dat was een hele ervaring erbij, kan ik je zeggen.
Het is het totaal andere perspectief wat het anders maakt. Je voelt ook het vliegtuig op een andere manier bewegen. Net zoals achter in een bus bijvoorbeeld. Afijn, laat ik het samenvatten met dat het een lollige ervaring was.
Bangassou is een veel grotere plaats dan Mobaye, maar wel veeeeel kleiner dan Bangui. Het is grappig om hier ook op een bepaald moment de nuance te gaan zien. Er gaan langzamerhand weer dingen in mijn denkraam passen. In deze plaats zetelt ook de bisschop van dit rayon. Er staat dan ook een heuse cathedraal. Nou ja, er zit wel golfplaat op, maar het is echt wel een mooi stukje architectuur verder. Hebben we in Bangui stroom van de watervallen verderop en in Mobaye van de stuw in de Oubangui, in Bangassou is die luxe er niet. Als dus om 18:00 het licht uitvalt zet iemand de generator aan. Dat ding heeft een behoorlijke aanloop nodig. Langzaam ploffend en hoestend komt de Lister tot leven en even later brand er overal op de missie licht. Het wordt eigenlijk pas echt leuk – vind ik – als zo rond een uur of negen ineens een oorverdovende stilte valt. Met de huidige nieuwe maan is het aardedonker, afgezien van het regelmatige weerlicht, wat hier elke avond is. Met zo’n duisternis is de sterrenhemel natuurlijk onbeschrijfelijk. Ik zal het hier dan ook maar niet proberen.
We werden opgehaald op het vliegveld door pater Theo uit ’s Heerenberg. Met een onafscheidelijke pijp en vrolijk twinkelende ogen reed hij ons in de Toyota Landcruiser – een alomaanwezig type hier – naar de missie. De wegen hier zijn bij tijd en wijle toch echt interessant om te aanschouwen. Toen ik in Nederland de kaart van de CAR bekeek, zag ik een weidverbreid wegennet. “Waarom hebben ze hier eigenlijk een vliegtuig nodig?”, dacht ik toen. Nu weet iedereen in Nederland wel dat het met de wegen in de derde wereld wat minder is gesteld. Wat ik me nooit heb gerealiseerd is dat dat echt waar is. De hoofdwegen, die op de kaart zijn aangegeven, zijn voor het merendeel zandsporen. Zeker waar ík het meest heenmoet. En met de regentijd, spoelen er dan diepe geulen in. In de natte tijd worden de wegen soms ook voor alle verkeer afgesloten, om te voorkomen dat het helemaal aan gort wordt gereden. Het resultaat is een slakkengang en als je dan bedenkt dat het – over de weg – ruim 500 km is, naar Bangassou, dan kan je je voorstellen dat er iemand wat extra geld overheeft voor een vliegtuig. Daarnaast is er nog het punt van veiligheid. Er zijn legio smeuige verhalen van mensen die slechts in hun onderbroek aankomen. Op dit moment is het overigens erg rustig wat dat betreft. De dictatuur hier heeft ook een relatief vriendelijk karakter. Er zijn meerdere kranten hier (een paar gekopieerde velletjes), waaruit vrijheid van meningsuiting blijkt en er is nu een staking van leraren aan de gang (staken mag dus kennelijk) omdat ze de afgelopen negen maanden geen salaris hebben ontvangen.
Naast pater Theo was er ook nog een Pool, pere Christoph. De slaapkamer was deze keer heel christelijk en het eten was - als steeds – geweldig. In de eetzaal heb ik voor het eerst in mijn leven een soort van vogelspin gezien. Wat dat betreft moet ik zeggen, brrrrrrrrr maar het past hier wel. Wat dat betreft verandert je perspectief gelukkig ook. Alles beweegt en leeft hier. Als je daar – vanuit Nederland – aan denkt lijkt het vreselijk. Maar het valt dus mee. Het is net zoals vroeger als ik de stal uit ging mesten. In het begin denk je : “bah, poep”. En een poosje later zit het zelfs in je wenkbrauwen en dan denk je : “gunst, wat ruikt hier lekker landelijk”. Zoiets. Ook zweet en kleren. Ik stink hier gewoon vaak een uur in de wind. Net zoals iedereen. In Nederland denk je : “getver, ik ga zweten, dat wordt stinken”. Hier zweet je gewoon. Wat ik nog steeds wel rot vind is kakkerlakken. Ik had er gisteravond één in mijn wasbak zitten en die heb ik eruit gejaagd. Vanmorgen wilde ik – na het tandenpoetsen – mijn mond spoelen, toen ik – uit het overloop gaatje, vlak naast de kraan – twee voelsprieten naar buiten zag steken. Brrrrrrr. Maar ’s avonds vliegt er van alles tegen je aan en dat vind ik nu niet meer erg.
Met pater Theo hebben we ook nog een beetje de buurt bekeken. Wat me opvalt is dat de paters wel trots zijn op wat ze bereikt hebben en dat dan ook graag laten zien. Zo hebben ze in Bangassou een heel mooie polikliniek neergezet. Daarachter hebben ze een mooi gebouw neergezet, waar vroeger meest lepra lijders zaten. Nu zijn het meest sida lijders. Sida is Frans voor aids. Overal langs de weg staan grote borden om je daartegen te waarschuwen.
Daarnaast hebben ze een prachtig weeshuis in de buurt neergezet, waar het er ook heel vredig en goed geregeld uitziet. De zusters hebben van de weeromstuit maar een school neergezet. Er zitten – op de lagere school – wel duizend leerlingen!! Ze hebben ook nog een middelbare school. Afijn, zo weet je een beetje wat de missie zoal doet. Tot 2000 was er een Nederlandse bisschop hier. Hij heette Maanicus en hij is in Utrecht, Nederland overleden. Daarna is zijn lichaam naar Bangassou overgevlogen en hij ligt nu in de kerk begraven. Hij is hier alom bekend en geliefd. Zo was hij in de Bokassa tijd de enige, die tegen de keizer in durfde te gaan. Hij is in elk geval de enige die een dergelijke actie overleeft heeft. Daarmee – als pleitbezorger van het volk – heeft hij zich zeer geliefd gemaakt.
Vanmorgen zaten we om 04:45 uur aan het ontbijt. Er zijn twee Argentijnse leke zusters (net zoals ik leke broeder ben, niks bijzonders), die ons ondersteunden met ontbijt. Bij kaarslicht. Heeeeeel romantisch. En dan om 05:00 uur draait er iemand aan een knopje – lijkt het wel – en dan gaat het licht aan. Het blijft een belevenis.
De start, de vlucht, de landing, erg mooi ... Grappig dat de nadruk van mijn indrukken niet in het vliegen ligt. Dat was in Nieuw Guinea wel anders.
Overigens ben ik benieuwd of ik kan internetten vandaag, want de bliksem is in de algemene internet antenne van Bangui geslagen en de aarde kabel bleek gestolen. Daarom wil de verzekering waarschijnlijk niet betalen. Al mijn papier werk is nu wel geregeld. Behalve de verlenging van mijn visum en de gelijkstelling van mijn brevet. Wat dat laatste betreft : degene die daar een stempel op moet zetten is al drie weken met vakantie in Frankrijk en hij heeft het daartoe benodigde stempeltje meegenomen. Men weet niet wanneer hij weerkomt, maar we wachten vol spanning het vliegtuig van aanstaande zondag af.
Helmut heeft er ook de buik van vol. Hij vliegt al vanaf 05:00 uur vanochtend. Na Bangui ging hij alleen terug (met de nieuwe bisschop, een Spanjaard) naar Bangassou. Daarna zou hij naar Mobaye vliegen en daar blijven om zijn eigen zaken (Mobaye is zijn parochie) verder af te handelen. Halverwege de vlucht naar Bangassou kwam er het verzoek om een zieke uit Bambari op te halen. Dús is Helmut (nog steeds 66 jaar oud) vanavond hopelijk met het eten hier in Bangui, waarna hij wel direct in zijn bed zal rollen.
Half juni kwam er een mailtje van piloten zonder grenzen of ik wilde komen praten over een uitzending naar de Centraal Afrikaanse Republiek voor drie maanden. Nu, praten wil ik altijd wel, hoewel ik dit nu niet speciaal het ideale tijdstip vond om ergens heen te gaan. Bij het gesprek bleek het over minstens zes maanden te gaan. Enig overleg thuis was gewenst.
Ik zal jullie de eindeloze details besparen, maar een en ander leidde tot een tweede gesprek en we kregen er langzamerhand zin in. Je leest het goed : we, want Hanneke (mijn wederhelft) ziet het ook helemaal zitten!!! Hoewel het voor Hanneke en Daniel (mijn zoontje van zeven jaar) natuurlijk behoorlijk zwaar zal zijn, staat ze er toch helemaal achter. En het zal ook voor Hanneke plenty nieuwe ervaringen opleveren.
Na het tweede gesprek wilden ze natuurlijk zien of ik werkelijk zo goed kon vliegen als ik had beweerd, dus maakten we een afspraak in oost Groningen. Oost Wold om precies te zijn. Helaas was het pokkeweer, dus 500 km voor nop gereden. Gelukkig was het de week erna prima en bleken mijn vliegvaardigheden ook up to par.
Nu moest ik naar mijn baas om onbetaald verlof te bedingen. Wie schetst mijn verbazing (niemand? Nou dan zal ik het zelf maar doen. Citaat Fons Jansen) toen ik zonder slag of stoot een half jaar (inmiddels zeven maanden) onbetaald verlof kreeg.
De trein stond dus nu echt op de rails en begon vaart te krijgen. Ik ging prikken halen. Ik moest de medische keuring voor het vliegen ondergaan. Ik moest een profcheck doen om mijn brevet verlengd te krijgen. Enzovoorts.
En toen kwam er een mailtje uit de CAR dat het niet doorging ....
Een week lang waren we zo lam geslagen dat we van voren niet wisten dat we van achteren leefden.
Maar na die week waren alle vuiltjes uit de lucht en kon ik alsnog, maar dan wel een maand later, weg.
Onze vakantie was inmiddels behoorlijk in het water gevallen, maar we hebben er toch nog 10 dagen bij boer Pierre, in Dampierre les Conflans, uit weten te persen. En dat was wel heel erg prettig. We hadden een vrindje van Daniel mee en dat was erg gezellig. Het was bij tijd en wijle wel confronterend, want beide heren waren enig kind en ze waren dus weinig concurrentie gewend. Meerdere dagen hadden ze de vier schommels voor zichzelf, maar ze hadden al gauw uitgemaakt dat de witte schommel favoriet was. Daarom hebben ze elkaar, zeker in het begin, de hersens onophoudelijk ingeslagen. Heel leerzaam.
Maar we hebben ook veel leuke dingen gedaan. Daniel was dit jaar voor het eerst gebrevetteerd zwemmer en dat heeft hij wel uitgebuit. Ook heeft hij ontdekt dat hij een eenpersoons kayak kan besturen. Hij is er zelfs een stroomversnelling mee afgegaan.
En nu is Daniel naar de eerste klas gegaan. Hij vindt het geweldig! Hij kende al wel een paar letters en ineens is hij begonnen dingen op te schrijven. Hij kan er maar niet over uit dat je zo je gedachten kan vastleggen en later nog eens nalezen. Het is echt weer een volgende stap en hij, en wij met hem, genieten er erg van.
Intussen heeft hij het er erg moeilijk mee dat ik wegga en bij tijd en wijle zijn we daar alledrie erg emotioneel onder. Het is bijzonder om voor de stroom te staan en er dan uiteindelijk toch met zijn drien in te springen. Het gevoel oude vertrouwde dingen kwijt te raken is soms lastig. De onzekerheid waar die woeste stroom heen zal leiden maakt onzeker. Het meegesleurd worden, het onderweg zijn in plaats van stil te staan of je met een gematigd tempo voort te bewegen zorgt bij tijd en wijle voor een ongekende adrenaline rush. Alles schuift, alles beweegt en het is heel bijzonder om daar, met zijn drien zo bewust en samen mee bezig te zijn.
Als alles goed gaat (dat is, als het in de CAR rustig blijft) komen Hanneke en Daniel mij daar met de kerst drie weken gezelschap houden. Dat is natuurlijk wel heel erg leuk. Niet dat we daar veel spannend wild zullen zien, want dat is allemaal al afgeschoten, maar voor de rest zal er genoeg te beleven zijn.
Interessant om te zien hoe de omgeving erop reageert. Voor velen is het een non event. “Leuk voor je” is dan het enige commentaar. Sommigen kunnen het niet begrijpen. “Wat schuift het?”. “Tjonge, jij bent mal”. Maar soms ook bijna bestraffend, omdat ik Hanneke en Daniel in de steek laat.
Als je meer wilt weten kan je op www.pzg.nl lezen wat mijn voorgangers zoal hebben meegemaakt. Als je op http://www.irinnews.org/frontpage.asp?SelectRegion=Great_Lakes&SelectCountry=Central_African_Republic kijkt kan je ook nieuwtjes vernemen over onder andere de CAR. Je hoeft dat hele ingewikkelde adres niet over te tikken hoor. Gewoon naar www.irinnews.org surfen en dan Centraal Africa en CAR selecteren.
Vanuit Bangui, 25 september 2005Ik zit hier op een ruim balkon, na het middageten en na een heerlijke vlucht en ik schrijf mijn memoires. Het is hier onbeschrijfelijk mooi, de donder klinkt in de verte, het is 35 graden heerlijk niet koud en de rivier stroomt langzaam verder. Hoe ging het verder? Je wilt het niet geloven, maar er is geen internet aansluiting hier. Ik moet voor mijn mail dus naar een internetcafe. Nou ja. Gister heb ik tijdens de pushback op Schiphol nog een lichtflits op het promenadedek gezien (20:00 uur, donker). Dat was Manja (een vriendin), die er een foto van maakte. Ik werd wel weer emotioneel daardoor. Het afscheid was zowiezo erg emotioneel. Aan de ene kant is dat OK, want het geeft slechts weer dat je veel voor elkaar betekent en dat is heel prettig. In die zin kan je er ook echt van (na)genieten.Ik heb met Peer (iemand, die er eerder vloog voor PzG en me nu wegwijs gemaakt heeft) een plezierige reis gehad. Vanaf Parijs zaten we gescheiden. Dat was niet heel erg, want we gingen natuurlijk toch proberen te slapen. Ik zat naast een Libanese vrouw met een kind van negen maanden. Ze had het er maar moeilijk mee en ik heb geprobeerd haar het leven wat gemakkelijker te maken.We zijn nog geland in de hoofdstad van Tsjad : N’Djamena. Daar bleven we zo’n anderhalf uur, waarna we de laatste 1:20 uur naar Bangui aflegden.De aankomst is redelijk christelijk, totdat je je bagage hebt. Dan komen er allerlei dragers aangerend, die je bagage gewoon overnemen. Gelukkig was Helmut, de vliegende pater, in de buurt om het allemaal in banen te leiden. Daarna was het voor Peer (iemand van PzG, die hier eerder vloog), maar toch ook voor mij een feest van herkenning. De zweterige lucht, de lucht van vuurtjes ...We werden opgehaald door pater Tanneguy. Een pater van ongeveer mijn leeftijd. Hij is erg aardig en zwaait hier de scepter, zolang de echte baas van huis is.Om 11:45 uur zijn we aan de whiskey gegaan, die verschillende mensen – waaronder Peer en ik – hadden meegebracht. Inmiddels waren er verschillende anderen binnengedruppeld, zoals soeur Noella. Zij is directrice van een school met 4000 leerlingen, hier vlakbij. Vanaf de kleuterklas t/m de middelbare school. Monsieur Paul is iemand die hier jarenlang aardbevingen heeft bestudeerd en nu – eenmaal met pensioen – dit vak (geologie) hier onderwijst. Verder heb je hier een pygmeen kok - Alexi, die exceptioneel kan koken. Aangezien ze hier zowel ’s middags als ’s avonds warm eten zal ik maar vast rekenen op wat overgewicht. Pater Helmut is – als hij niet vliegt – pater van Mobaye. Ze hebben daar een paar auto's, die hij zelf heeft overgereden vanuit Europa. Hij is - wat je noemt - een avontuurlijke pater. Samen met pater Ben en pater Piet bestieren ze 33 parochies, waarvan Helmut 18 gemeenschappen bedient,die hij alleen per prauw bereiken kan. Aanstaand weekend gaan we daar verblijven.Het was bij aankomst 21 graden. Uitzonderlijk fris volgens Tanneguy, en heel plezierig om bij aan te komen. Nu zit ik dit – zo nu en dan indommelend – te schrijven, zodat ik dat te gelegenertijd per USB stick, in het internet cafe op de mail kan overzetten.
26 september 2005Gisteren om 19:00 uur hebben we hetzelfde gegeten als ’s middags. Heerlijk boontjes met zoete aardappelen en gehakt. Een heerlijk soepje vooraf en een heerlijke cake toe. Daarna hebben we wat tv gekeken (met de sateliet kunnen we hier alles ontvangen) en ben ik al vroeg naar bed gegaan. Ik heb heerlijk geslapen in mijn nieuwe bed. Ik heb de sateliettelefoon nu steeds aanstaan en ik heb goede ontvangst in mijn kamer, dus daar ben ik ook soms te bereiken. Vooral na het middageten (siesta) zal ik daar wel zijn.Vanmorgen zijn we met pater Helmut op een regelronde gegaan. Naar de bank om mij mederekeninghouder te maken van het AMBB (aviation missionaire Bambari Bangassou) account. Naar de rijksluchtvaartdienst om mijn CAR brevet te halen. Naar de procureur om hem – voor mij – een langere verblijfsvergunning te laten aanvragen. Naar het vliegtuig om kennis te maken met het onderhoudsbedrijf en de bewakers. Er was in de afgelopen zes weken maar 80 liter benzine verdampt .... Nergens vingen we bot, in de zin van afwezige of onwillige mensen. Ze vonden het hier een wonder dat het zo gladjes verliep. Niet dat we geen hobbels zijn tegengekomen, maar toch ...Alexi is de kok. En hij kookt - zoals gezegd - verukkelijk. Hij maakt ook jam van vruchten hier uit de tuin. Daarbij doet hij ook de klerenwas. Alles wordt daarna ook keurig getreken. Niet alleen omdat het er dan netjes uitziet, maar om de beestjes en vooral de eitjes ervan - die tijdens het drogen aan de lijn erin kunnen komen, eruit te halen. Naast Alexi zij er nog twee, die ‘opdoen’. Ik kom straks zwaar verwend terug ben ik bang. De mensen die ik hier tegenkom zijn erg vriendelijk. Zelfs de mensen die wat van je willen zijn vriendelijk. De natuur is hier prachtig, overdadig en ook vriendelijk. Vanmorgen zijn we een eind in het rond gereden om van alles te doen en wat opvalt is dat het gewoon een vriendelijk land is om te zien. Het is enigzsins heuvelachtig en de bomen zijn niet, zoals in Nieuw Guinea van het overwoekerende type. Veelal hebben ze genoeg licht om zich rondom te ontwikkelen tot een prachtig groen monument. Daarnaast is het bijzonder dat er zo ontzettend veel verscheidenheid aan boomsoorten bestaat. Ik zie hier prachtige meesachtigen en er zijn ook behoorlijk grote hagedissen. Je hebt ook de tjitjak typen, die over de muur rennen. Daarnaast zagen we tijdens de autorit deze morgen een slang de weg oversteken. De grote vogelspin heb ik nog niet gezien, maar er hangt in de eetkamer wel een opgezet exemplaar en volgens Peer kan je die regelmatig tegenkomen.
28 sep 2005-09-28Eergisteren hebben we laat in de middag een halfuurtje gevlogen om te kijken of alles werkt. Het vliegtuig had zowat 2 maanden stilgestaan, maar alles behalve de autopilot werkte prima en het is een fijn vliegtuig om mee te vliegen.Daarna viel de nacht, zoals dat hier gaat. Het is toch wel een belevenis, dat vallen van de nacht. Ik vond het angstig om daarna naar huis te rijden. Gelukkig stuurde Helmut, maar toch. De straten zijn hier gevuld met mensen, die aan weerszijden wandelen. En omdat er veel mensen wandelen wordt het rijvlak smaller. Daarop rijden veel auto’s, nou, meer wrakken rond. En fietsers. En bromfietsers. Overdag is dat al spannend genoeg, maar in het donker wordt dat helemaal feest. Helmut rijdt daar zeer zelfverzekerd doorheen. Helmut is inmiddels wel 66 jaar, maar hij is buitengewoon capabel en ook aimabel.Naast regeldingen hebben we gister weer een half uurtje gevlogen en toen waren we hier gelukkig met het laatste licht binnen.Mijn Franse leercurve, die ik bij boer Pierre zo bemoedigend stijl de lucht in had zien gaan, vertoond nu wel enige afvlakking. Maar iedereen heeft veel consideratie met mijn handicap en ze vinden het – zoals alle Fransen – ontzettend leuk dat ik het althans probeer. Pere Helmut heeft het nadrukkelijke voordeel dat hij het ook nog eens in het Duits en soms ook in het Engels kan herhalen.Omdat ze steeds alle brandstof uit de tanks stelen, zijn we begonnen zelf alle brandstof na de vlucht in jerrycans te drainen. Het is wel omslachtig, maar ik moet er maar aan wennen dat ze hier echt alles onder je kont vandaan stelen. Daarnaast zijn ze heel aardig en behulpzaam. Het is een rare mix zo nu en dan.Vandaag ben ik samen met Helmut naar Kouango gevlogen. Dat ligt zo’n 100 mijl ten oosten van Bangui aan dezelfde rivier. Er waren zuster Monique uit Besancon en zuster novice hier uit de buurt als pax en ze hadden echt een enorme berg bagage bij zich. Ze hadden door de telefoon aangegeven dat ze 30 kg hadden, maar ze hadden 3 van die schiphol karretjes volgeladen met iets van 100 kg. Viel nog mee als je het volume zag. Afijn, we hebben het er net allemaal in gekregen, maar het ging niet hard omhoog.Bangui bestaat voornamelijk uit hutjes van baksteen met golfplaat. Heus niet ongeriefelijk en armmoedig. Ik zou het in elk geval nooit in de categorie sloppenwijk plaatsen. Iedereen heeft plenty te eten, want je hoeft je hand maar uit te steken en je hebt de heerlijkste vruchten te pakken. Ik hou niet van tropische vruchten, maar ik moet dat nu bijstellen : ik hou niet van de tropische vruchten die je in Nederland krijgen kunt. Hier zijn ze om je vingers bij af te likken.Maar, ik dwaal af. Je ziet de dichtheid van de huizen - na de start – snel afnemen en daarna zie je 100 mijl lang niks dan groen. Het is groene steppe met langs kreekjes bomen. Zo heel nu en dan zie je een paar strooien hutjes. De baan bij Kouango is alleszins begaanbaar. Niet spannend kort of smal. Het schijnt bij regenval wel glad te worden. Nou ja.De baan was leeg bij aankomst, dus we konden in een keer landen. De baan loopt gedeeltelijk door het dorp en zo kon ik halverwege de uitloop me al vergapen aan de eerste strooien hutjes. Aan het einde van de baan draaiden we om, zodat we klaar voor de start waren. Zonet was de baan nog leeg. Nu zag het zwart van de mensen. Niet zozeer vanwege hun huidskleur (ook natuurlijk), maar toch vooral vanwege hun aantal. Er is, wat dat soort dingen betreft, niet zo veel verschil met Nieuw Guinea. Het zijn ook hier vooral nieuwsgierige kinderen, die je eindeloos aanstaren. We werden door de zusters op de koffie gevraagd en dat was erg gezellig. Ze hebben een prachtige missiepost op de wal van de rivier, die daar - wel een kilometer breed - toch behoorlijk sterk stromend langsglijdt : een prachtig uitzicht, werkelijk. Ze hebben hier een school en een ziekenhuisje neergezet en uiteindelijk ook een kerk. Wat mij opvalt is dat de broeders en zusters heel begeesterde mensen zijn. Iets om respect voor te hebben en iets om bijna jaloers op te zijn. Waar we in Nieuw Guinea bang waren voor wolken (vooral de cumulus granitus was gevreesd), gaat het hier standaard de helft van de tijd er doorheen. Hier moeten we oppassen voor de onweerswolken. Dit vliegtuig heeft gelukkig een moderne weerradar, zodat je – ook zonder zicht – om de ergste buien heen kan.Morgen gaan we naar Mobaye, 200 mijl naar het oosten langs de rivier. Daar blijven we dan tot maandag. Dus dat wordt wel leuk!
Vanuit Mobaye, 28 sep – 3 okt 2005
Onderweg zagen we echt heel veel termietbulten. Zo’n beetje zoals je bij ‘de Lakens’ langs de Zeeweg caravans ziet. Bovenop elkaar. En daarbij oude bulten (met gras) en nieuwe bulten (zonder gras). Daarnaast valt het toch wel op dat er in dit deel van Afrika echt NIEMAND woont. In 200 zeemijlen zijn we één dorp tegen gekomen en één noor-zuid zandweg (wij vlogen west-oost). Het aardige is dat de jungle hier niet meer echt aanwezig is. Het wisselt af met savanne. Dat maakt het zoeken van een gestrand gezelschap dramatisch gemakkelijker. Want iemand, die eenmaal door het bladerdak van de jungle is heengezakt .... die vind je gewoon nooit meer terug.
Het vliegveld van Mobaye is breed, lang, comfortabel en een beetje tegen de helling op.
We werden opgewacht door een delegatie van de missie. Het vliegveld is een 10 kilometer vanaf het dorp Mobaye. Onderweg werden we steeds toegezwaaid door allerlei mensen, die vanuit rieten hutjes naar buiten kwamen rennen. In Mobaye kwamen we uiteindelijk bij de missie, waar ook de vernieuwde kerk staat, die Helmut zelf – met behulp van alle dorpelingen – gebouwd heeft.
Peer – mijn begeleider vanuit PzG, die hier tien jaar geleden ook gevlogen heeft – mocht bij de zusters en ik bij de paters. Daar kreeg ik gauw spijt van, maar ja.
We kwamen op een bijzonder christelijke tijd aan (200 zeemijlen is tenslotte niet veel anders dan een één uur en nog wat vliegen) en dus was er ’s middags nog gelegenheid tot verkenning. Maar allereerst boften we met een heerlijke lunch op de veranda van de missie (warm, met koud bier) en dan koffie, met zelfgebrouwen drambuie bij de zusters. Gewoontegetrouw lap ik de siesta aan mijn laars en ging ik op zoek naar de barrage. Mobaye boft, want aan de overkant (Zaire) ligt het geboortedorp van Mobutu. En die heeft hier een stuw met generator aangelegd in de grensrivier. Daarop heeft Mobaye geroepen dat ze ook wel wat stroom kon gebruiken. Daaraan heeft Mobutu gehoor gegeven en zo heeft heel Mobaye gratis stroom (zo’n 180 Volt).
Ik moet je eerlijk zeggen dat dat (wandeling) – voor mij – wel een sprong in het diepe is. Het voelt - bijna fysiek – als ogen en neus dicht en springen maar. Jullie zullen misschien denken ‘wat een watje’ en dat begrijp ik wel, want ik vind Frankrijk al spannend genoeg, maar ja. Ik vind dat dus echt even adem inhouden en springen maar. Als je dan de eerste ontmoeting hebt gehad, dan kom je na enige tijd wel weer boven, zodat je de gelegeheid tot ademhalen krijgt. En dan is het eigenlijk ook wel weer erg leuk. Er is hier geen reeel gevaar, maar ze zijn hier ook gewoon echt geen blanken gewend. Dus elke dorpeling spreekt je aan (bibalemo is goeie dag, maar je moet het uitspreken als bibaremo. Net als in Japan en China hebben ze hier moeite de ‘l’ en de ‘r’ uit elkaar te houden. Grappig he?) en de helft wil daarbij ook een hand. Het is interessant om te zien dat deze mensen ook zeker een enorme waardigheid hebben. Ze zijn veel minder dan de Aziaten geneigd tot buigen en krimpen. Pas als je respect toont bloeien ze open. Vervolgens zijn ze een interessante bron van informatie. Tenminste, als ze Frans praten. De meesten praten slechts Sango.
Die avond boften we nog veel meer, want op jeudi wordt er altijd bij de zusters gedineerd en dan is het voor elkaar. Nou, als er ooit een duidelijke man-vrouw tegenstelling was, is het wel hier. Het eten is voor mekaar hoor, in beide gevallen. Maar het oog wil ook wat. Bij de paters is het gewoon een gore boel. Bij de zusters (Italiaans overigens) is het echt sophisticated. Een prachtige veranda. Een prachtig gedekte tafel. Incl. glinsterende wijnglazen en sprankelende sterren. Het gezelschap is intelueel en het gesprek is dus congruent aan de rest van het uiterlijk vertoon. Kortom : het geheel is in balans. Overigens was de barrage zeer de moeite waard. In het resterende deel aan de CAR kant wordt op een zeer spectaculaire manier gevist met behulp van perogues midden in de heftige stroom.
De avond was ook heel plezierig, want er zijn hier nogal wat Nederlandse paters (geweest) en dus zijn er ook nogal wat Nederlandse boeken. Onder andere van Godfried Bomans en Simon Carmiggelt. Heerlijk ’s avonds op de veranda met een pijpje nagenieten ... Als iedereen naar bed gaat, zit ik nog lekker te lezen en als ik er dan op enig moment genoeg van heb en ook naar bed ga, is het 21:30 uur. Een uur waarop je alleen nog gesnurk hoort.
De vendredi heb ik ’s morgens – na een heerlijk ontbijt met zelfgemaakt brood, zelfgemaakte jam en in Mobaye geproduceerde koffie – de Godfried Bomans episode verder voortgezet. Tot de luch. Steeds een warme lunch. Erg prettig. Het ontbijt is stipt om 07:00 uur. De lunch om 12:00 uur en het diner om 19:00 uur. Ook warm.
Op deze dag wilde ik naar het vliegveld wandelen, maar eindigde ik op een weg in in noordelijke richting leidde. Het was erg mooi. Dit keer echt door het regenwoud. Burgers Bush is er dan echt niks bij, maar op zich is het wel grappig om daar eens te zijn geweest. De real thing is tegelijk leuker en minder leuk. Er zijn minder dieren per vierkante meter dan in Burgers Bush, maar de geluiden zijn meer intens, net als de geuren. En de beleving dat er gewoon geen einde aan is, is ook wel heel anders dan bij BB, waar de uitgang nooit verder dan een honderd meter verwijderd is. Eigenlijk realiseer ik me – op het moment dat ik de vergelijking maak – hoe bevoorrecht ik ben, dat ik dit mag meemaken. Ik denk aan mensen, die mij hierom waarderen, maar ik denk dat mensen mij hierom eerder zouden kunnen benijden.
Uiteindelijk loop ik er even uit en kom ik – op een heuvel – op een klein stukje savanne terecht. Daarmee kijk ik over het bos heen en zie ik in de verte de rivier en Zaire. Op de éen of andere manier ziet zo’n beetje alles hier er indrukwekkend uit. Maar zo’n uitzicht is helemaal super. Als je het over ongerept hebt is dit wel een enorme uitdrukkingsvorm daarvan. Misschien is dat het wel. Wat ik op deze tocht ook als heel plezierig ervaar is het op grote stukken alleen lopen. Elke Afrikaan die ik tegen kom, moet wel iets van me. Nu kan ik mijn gedachten de vrije loop geven en zo kan ik verwerken wat ik zie. Het is interessant om met al mijn zintuigen ‘waar te nemen’. Ik ben hier echt aan het proeven. Ik geniet ervan, maar ik vind het ook spannend. Ik vind het ook wel eng. Het is wel prettig om te weten dat je hier – objectief gezien – geen gevaar loopt. Ik geloof dat ik toch wel een erg schuw typje ben. Nou ja, ik geniet er toch wel van.
In de nacht van vendredi op samedi word ik de hele nacht wakker gehouden door een luidruchtige buurman, die veel koormuziek speelt. Op zich hou ik daar wel van. Ik word midden in de nacht nog wakker, omdat hij zelfs begint te schreeuwen, maar ik slaap weer lekker verder. Ieder het zijne – nietwaar?
Je moet weten, dat ik in een gastengebouw slaap van de paters. Als ik de volgende dag dus vraag naar wie mijn luidruchtige buurman was, is mijn verbazing schier peilloos, als ik verneem dat er – naast mijzelve – niemand verblijft. Het gaat hier om niets minder, dan een echte fantoom. Een voorganger van mij meldde overigens hetzelfde, zodat je niet hoeft te vrezen voor mijn geestelijke gezondheid op dit moment.
Deze dag loop ik via de markt naar het vliegveld. Deze weg loopt veel meer door het veld. Het gras is bij tijd en wijle anderhalf keer zo hoog als ik. Er wonen hier veel meer mensen, dan langs de route van gisteren. Zo kom ik minder toe aan reflectie, maar des te meer aan handen schudden en groeten. Het aardige is dat, als je iemand goeie dag wenst, hij/zij antwoord met merci. Het kost me beslist enige moeite om dit over te nemen. Wij zijn gewend een dergelijke groet identiek te beantwoorden. Het is ook grappig dat mensen een heel verhaal ophangen als je met bibalemo groet. Een verhaal in sango, wel te verstaan. Velen zijn het Frans niet machtig. Sango is trouwens een mooie taal. Zo is ‘kind’ in het engels ‘infant’. Dat betekend ‘onmondig’, ‘heeft niets te melden’. In het nederlands is dat ‘kind’, wat ‘totale afhankelijkheid’ betekent. In het sango is het ‘momingi’, wat ‘parels van mijn hart’ betekent. Ontroerend, niet?
De nacht naar dimanche is rustig, omdat de fantoom niet langer muziek speelt of schreeuwt. Wat hij wel bij tijd en wijle doet is het verschuiven van een stoel of het zachtjes wegrochelen van iets wat hem dwars zit. Het zal een oud pater zijn, die zijn weg naar de hemel nog niet helemaal gevonden heeft. Het kan tal van redenen hebben hebben. Nodeloos je daarmee bezig te houden. Het houdt me toch tot op zekere hoogte bezig, maar op enig moment val ik toch in slaap. Ik ben tenslotte ook op het onverantwoorde uur 21:30 uur naar bed gegaan. Ben daarmee echt dé nachtbraker van de buurt.
De dimanche word ik gewekt om 06:30 uur door origineel Hollandsch gebeier. Klokgelui . Deze missie post is in de vijftiger jaren door Hollanders opgezet. Vandaar. Overigens is hier 30 kilometer verderop een dorpje, waar pas in de zeventiger jaren voor het eerst een missionaris langsging. En ja, dat was het eerste contact met de westerse wereld. Vóór die tijd sloegen ze elkaar de hersens in. Na die tijd omhelsden ze elkaar. Ineens realiseer ik me, dat artsen zonder grenzen niet compleet is als er niet ook zielzorg verleend wordt. Vooral aan deze – veelal getraumatiseerde – mensen. Mij werd uitgelegd : als er in Nederland een school instort, dan wordt de verantwoordelijke ingenieur ter verantwoording geroepen. Zeker als er één kind bij overlijdt. Hier wordt een schuldige gezocht, die het kind mogelijk eerder vervloekt heeft. Die gaat dan de bak in – als hij geluk heeft. In het andere geval wordt hij gelynched. Dat gebeurt nu nog steeds. Maar wel steeds minder. Zo zijn er nog talloze voorbeelden te noemen van zielzorg, die nodig is en o.a. door de paters en zusters wordt geboden.
Op dimanche loop ik opnieuw langs de barrage, maar nu verder. Ik kom – net als gister – langs vele gehuchten. Vandaag heb ik een schaduw opgelopen. En hij laat me niet alleen. Na een uur geeft hij aan dat hij moe is en dat we moeten stoppen. Ik begrijp dat hij moe is en dat we bovendien bij het eind van het pad (enkelspoor) zijn gekomen. Ik beduid hem dat ik nog even verder loop en hij volgt me. Het pad blijkt nog lang niet ten einde.
Ook hier eindigt het met bedelarij, maar hier in het binnenland is het wel verkwikkend minder dan in de stad.
De nacht begin ik stijf van de zenuwen, want naast het schuiven van stoel en rochelen hoor ik nu ook nadrukkelijk gerotzooi aan mijn hor. Ineens ben ik weer terug bij het moment, dat ik jaren geleden ’s nachts werd overvallen door een psychopaat. Ook met een hor. Op mijn wandelingen was ik inmiddels uiteraard ook de psychisch zwakkere medemens tegengekomen en ik weet vanuit Amerika nog wel waar dat soms op uit kon draaien. Kortom ik haalde me van alles in mijn hoofd ...
Enigszins vermoeid ben ik vandaag opgestaan. Om 07:00 uur precies hingen we in de lucht.
Vanuit Bangassou, 4 okt – 5 okt 2005
Vandaag zou ik tot Mobaye meegaan en daar dan achterblijven, omdat ik – op weg naar Bangassou - er niet meer bij zou passen. Eenmaal gearriveerd, bleek er echter wel plaats. Nét. Omdat ik de lichtste was, mocht ik achterin zitten, om de gewichtsverdeling in balans te houden en dat was een hele ervaring erbij, kan ik je zeggen.
Het is het totaal andere perspectief wat het anders maakt. Je voelt ook het vliegtuig op een andere manier bewegen. Net zoals achter in een bus bijvoorbeeld. Afijn, laat ik het samenvatten met dat het een lollige ervaring was.
Bangassou is een veel grotere plaats dan Mobaye, maar wel veeeeel kleiner dan Bangui. Het is grappig om hier ook op een bepaald moment de nuance te gaan zien. Er gaan langzamerhand weer dingen in mijn denkraam passen. In deze plaats zetelt ook de bisschop van dit rayon. Er staat dan ook een heuse cathedraal. Nou ja, er zit wel golfplaat op, maar het is echt wel een mooi stukje architectuur verder. Hebben we in Bangui stroom van de watervallen verderop en in Mobaye van de stuw in de Oubangui, in Bangassou is die luxe er niet. Als dus om 18:00 het licht uitvalt zet iemand de generator aan. Dat ding heeft een behoorlijke aanloop nodig. Langzaam ploffend en hoestend komt de Lister tot leven en even later brand er overal op de missie licht. Het wordt eigenlijk pas echt leuk – vind ik – als zo rond een uur of negen ineens een oorverdovende stilte valt. Met de huidige nieuwe maan is het aardedonker, afgezien van het regelmatige weerlicht, wat hier elke avond is. Met zo’n duisternis is de sterrenhemel natuurlijk onbeschrijfelijk. Ik zal het hier dan ook maar niet proberen.
We werden opgehaald op het vliegveld door pater Theo uit ’s Heerenberg. Met een onafscheidelijke pijp en vrolijk twinkelende ogen reed hij ons in de Toyota Landcruiser – een alomaanwezig type hier – naar de missie. De wegen hier zijn bij tijd en wijle toch echt interessant om te aanschouwen. Toen ik in Nederland de kaart van de CAR bekeek, zag ik een weidverbreid wegennet. “Waarom hebben ze hier eigenlijk een vliegtuig nodig?”, dacht ik toen. Nu weet iedereen in Nederland wel dat het met de wegen in de derde wereld wat minder is gesteld. Wat ik me nooit heb gerealiseerd is dat dat echt waar is. De hoofdwegen, die op de kaart zijn aangegeven, zijn voor het merendeel zandsporen. Zeker waar ík het meest heenmoet. En met de regentijd, spoelen er dan diepe geulen in. In de natte tijd worden de wegen soms ook voor alle verkeer afgesloten, om te voorkomen dat het helemaal aan gort wordt gereden. Het resultaat is een slakkengang en als je dan bedenkt dat het – over de weg – ruim 500 km is, naar Bangassou, dan kan je je voorstellen dat er iemand wat extra geld overheeft voor een vliegtuig. Daarnaast is er nog het punt van veiligheid. Er zijn legio smeuige verhalen van mensen die slechts in hun onderbroek aankomen. Op dit moment is het overigens erg rustig wat dat betreft. De dictatuur hier heeft ook een relatief vriendelijk karakter. Er zijn meerdere kranten hier (een paar gekopieerde velletjes), waaruit vrijheid van meningsuiting blijkt en er is nu een staking van leraren aan de gang (staken mag dus kennelijk) omdat ze de afgelopen negen maanden geen salaris hebben ontvangen.
Naast pater Theo was er ook nog een Pool, pere Christoph. De slaapkamer was deze keer heel christelijk en het eten was - als steeds – geweldig. In de eetzaal heb ik voor het eerst in mijn leven een soort van vogelspin gezien. Wat dat betreft moet ik zeggen, brrrrrrrrr maar het past hier wel. Wat dat betreft verandert je perspectief gelukkig ook. Alles beweegt en leeft hier. Als je daar – vanuit Nederland – aan denkt lijkt het vreselijk. Maar het valt dus mee. Het is net zoals vroeger als ik de stal uit ging mesten. In het begin denk je : “bah, poep”. En een poosje later zit het zelfs in je wenkbrauwen en dan denk je : “gunst, wat ruikt hier lekker landelijk”. Zoiets. Ook zweet en kleren. Ik stink hier gewoon vaak een uur in de wind. Net zoals iedereen. In Nederland denk je : “getver, ik ga zweten, dat wordt stinken”. Hier zweet je gewoon. Wat ik nog steeds wel rot vind is kakkerlakken. Ik had er gisteravond één in mijn wasbak zitten en die heb ik eruit gejaagd. Vanmorgen wilde ik – na het tandenpoetsen – mijn mond spoelen, toen ik – uit het overloop gaatje, vlak naast de kraan – twee voelsprieten naar buiten zag steken. Brrrrrrr. Maar ’s avonds vliegt er van alles tegen je aan en dat vind ik nu niet meer erg.
Met pater Theo hebben we ook nog een beetje de buurt bekeken. Wat me opvalt is dat de paters wel trots zijn op wat ze bereikt hebben en dat dan ook graag laten zien. Zo hebben ze in Bangassou een heel mooie polikliniek neergezet. Daarachter hebben ze een mooi gebouw neergezet, waar vroeger meest lepra lijders zaten. Nu zijn het meest sida lijders. Sida is Frans voor aids. Overal langs de weg staan grote borden om je daartegen te waarschuwen.
Daarnaast hebben ze een prachtig weeshuis in de buurt neergezet, waar het er ook heel vredig en goed geregeld uitziet. De zusters hebben van de weeromstuit maar een school neergezet. Er zitten – op de lagere school – wel duizend leerlingen!! Ze hebben ook nog een middelbare school. Afijn, zo weet je een beetje wat de missie zoal doet. Tot 2000 was er een Nederlandse bisschop hier. Hij heette Maanicus en hij is in Utrecht, Nederland overleden. Daarna is zijn lichaam naar Bangassou overgevlogen en hij ligt nu in de kerk begraven. Hij is hier alom bekend en geliefd. Zo was hij in de Bokassa tijd de enige, die tegen de keizer in durfde te gaan. Hij is in elk geval de enige die een dergelijke actie overleeft heeft. Daarmee – als pleitbezorger van het volk – heeft hij zich zeer geliefd gemaakt.
Vanmorgen zaten we om 04:45 uur aan het ontbijt. Er zijn twee Argentijnse leke zusters (net zoals ik leke broeder ben, niks bijzonders), die ons ondersteunden met ontbijt. Bij kaarslicht. Heeeeeel romantisch. En dan om 05:00 uur draait er iemand aan een knopje – lijkt het wel – en dan gaat het licht aan. Het blijft een belevenis.
De start, de vlucht, de landing, erg mooi ... Grappig dat de nadruk van mijn indrukken niet in het vliegen ligt. Dat was in Nieuw Guinea wel anders.
Overigens ben ik benieuwd of ik kan internetten vandaag, want de bliksem is in de algemene internet antenne van Bangui geslagen en de aarde kabel bleek gestolen. Daarom wil de verzekering waarschijnlijk niet betalen. Al mijn papier werk is nu wel geregeld. Behalve de verlenging van mijn visum en de gelijkstelling van mijn brevet. Wat dat laatste betreft : degene die daar een stempel op moet zetten is al drie weken met vakantie in Frankrijk en hij heeft het daartoe benodigde stempeltje meegenomen. Men weet niet wanneer hij weerkomt, maar we wachten vol spanning het vliegtuig van aanstaande zondag af.
Helmut heeft er ook de buik van vol. Hij vliegt al vanaf 05:00 uur vanochtend. Na Bangui ging hij alleen terug (met de nieuwe bisschop, een Spanjaard) naar Bangassou. Daarna zou hij naar Mobaye vliegen en daar blijven om zijn eigen zaken (Mobaye is zijn parochie) verder af te handelen. Halverwege de vlucht naar Bangassou kwam er het verzoek om een zieke uit Bambari op te halen. Dús is Helmut (nog steeds 66 jaar oud) vanavond hopelijk met het eten hier in Bangui, waarna hij wel direct in zijn bed zal rollen.