Wednesday, December 28, 2005
allemaal mooie bloemetjes hier ...
Tuesday, December 27, 2005
Bij de zusters in Kembe
Sunday, December 25, 2005
kerstmorgen
Het is kerstochtend. De kerklokken luiden, er wordt gelachen, er worden sneeuwballen gegooid, iemand wordt eens flink ingezeept en ... maar ... het ziet er hier helemaal niet zo uit ...
En toch was er gister iets, wat me met een enorme zwiepert in dit verhaal slingerde. De Christmas Carol met die hele erge foute Scrooge. Die - dankzij een wonder - zijn enorme misstappen inziet en er alsnog het beste van maakt.
Ik ging gisteren wat boodschappen doen om het appartement van soeur Noella wat meer te laten leven. Koffie en thee en boter enzo. Ik was de auto nog niet uit of ze stonden al rijen dik om me heen. Er was ook een blinde oude bij, die door een jeugd werd geleid. Er waren veel mensen, die flauwekul wilden verkopen. Van kerstkaarten, via kerstverlichting en slingers (wel minstens drie meter lang mon pere, een koopje!) tot een heuse kerstboom (nep en echt). Van verlengsnoeren, via verlichting-algemeen tot volledige sleutel sets en schroevedraaiers. Toen ik klaar was met mijn boodschappen stonden er nóg meer mensen te wachten om mij te bespringen. Met een vriendelijk ‘bedankt maar ik heb het niet nodig’ wipte ik de auto in en weg was ik.
Later stond er voor de poort van St. Charles een man in een rolstoel en hij begon ook al over geld. Hij leek me een aardige kerel, dus heb ik hem uitgelegd dat ik hier voor weinig geld werk, dat ik er dus eigenlijk bij in schiet en dat ik nou één keer niet het leed van de hele wereld op mijn schouders kan nemen. Ik ben hier, omdat ik zie dat de mensen het hier moeilijk hebben en ik wil mijn steentje bijdragen bij het lenigen van die nood. Maar als ik niet iedereen kan helpen, móet ik érgens een grens trekken en die trek ík zó, dat ik geen los geld weggeef.
Gaandeweg deze uitleg was een jeugd zich ertegenaan gaan bemoeien. In gebroken Engels probeerde hij intermediair te spelen. Heel aardig. Aan het eind van mijn uitleg was de meneer in de rolstoel tevreden. Hij begreep mijn standpunt en had er respect voor. De jeugd echter begon nu te vertellen dat hij elke dag in de kerk was en tot God bad dat deze hem zou helpen om naar Europa te gaan, zodat hij daar naar school zou kunnen gaan. Een nobele droom en een mens kan nou een keer niet goed leven zonder dromen. Dromen zijn de drijfveer van de vooruitgang van de maatschappij, denk ik. En in die zin geloof ik dat het deze mensen aan dromen een beetje ontbreekt. Ik heb daar met verschillende mensen diepzinnig over gediscussieerd. Wat ontbreekt er hier, waardoor de boel niet van de grond komt?
Deze jongen droomde echter prima en hij had al mijn sympathie, totdat hij zei dat je alleen maar OK was als je katholiek was. Hij was dan ook lichtelijk geschokt toen ik hem vertelde dat ik protestant was. Het ging tussen ons helemaal fout toen hij mij vroeg om ook een steentje bij te dragen aan de verwezenlijking van zijn droom. Ik zei hem, dat ik zojuist een half uur uitgebreid de tijd had genomen om uit te leggen waar voor mij de grens lag en waarom. Ik vroeg hem of hij dat gehoord en begrepen had? Het bleek dat hij het niet gehoord en al helemaal niet begrepen had. Hij was waarschijnlijk verblind door het beeld van een onder geld gebukt gaande westerling. Wat ? Een piloot ? Pfffffff ... die weten helemáál niet waar ze ermee heen moeten. En toen werd hij wakker. Het was alleen maar een mooie droom.
Zo waren er nog wat akkefietjes en toen ik nog even wat wilde halen bij de winkel, omdat ik iets vergeten was, werd ik halverwege dringend gemaand om te stoppen. Ik ben dan niet zo goed of ik stop. Weet jij veel. Misschien gaat er wel iemand dood. Het noodgeval betrof zijn beurs in combinatie met kerst. En toen overviel mij die tekst uit de Christmas Carol. ‘God zegene u, beste brave man ........’ zingt een jongetje voor het raam van Scrooge in de hoop dat hij er iets voor terug krijgt. Hij krijgt iets naar zijn hoofd geslingerd. Afijn, zo staat het boek vol met voorbeelden – het één nog afschuwelijker dan het andere – waarbij wij allemaal denken : ‘God, wat ben ik blij dat ik niet ben zoals hij’. Wíj hebben het licht gezien. Wij weten hoe het hoort.
En nu – nadat ik bijna élk jaar, en ik ben nu drie en veertig, met ontzettend veel plezier dit boek rond de kerst heb gelezen – werd ik als door een zweep geslagen wakker. Wat weet ik er eigenlijk van? Dit soort situaties kom je in Europa niet meer tegen. En als je ze tegen komt wat doe je dan? De redenatie, dat je niet de hele wereld kunt redden en dat je dús ergens een lijn moet trekken klopt als een bus. Daar is geen speld tussen te krijgen. Maar intussen levert het wel Dickensiaanse toestanden op.
Wat moet ik daar nu mee? Het is al kerstmorgen en ik heb het licht volgens Dickens nog niet gezien.
Afijn, ik zal het er eens met de goegemeente over hebben.
Om nog even terug te komen op de vraag waarom de boel hier zo stagneert, de volgende gedachtenkronkels, waarbij ik een ieder uitnodig om aan deze discussie een bijdrage te leveren. Wie weet, komen we er wel uit.
De eerste mens is hier in Afrika aangetroffen. Hij is alle kanten opgelopen, maar de Afrikaanse mens had dus in principe een voorsprong. Als je de pyramide van – ik geloof Maslov – bekijkt, heb je in deze contrijen al vrij snel aan de basisvoorwaarden voldaan : eten, drinken, een plek waar je kunt leven. Dus je kunt verder met de meer complexe dingen van het leven.
In Europa zaten ze zich nog in beestenvellen druk te maken over hoe ze het in vredesnaam warm genoeg moesten krijgen om niet te bevriezen en hoe ze in ‘s hemelsnaam aan het volgende hapje eten moesten komen. Je kunt je voorstellen dat juist zo’n van de werkelijkheid verwijderd doel leidt tot technologische vernieuwing, maar Maslov zegt toch dat de behoefte daaraan vanzelf komt boven drijven als aan de basis voorwaarden is voldaan. Misschien krijg je dan in het begin een voorutgang met een hoog Willie Wortel gehalte, maar vooruitgang zal er worden geboekt.
En toen – toen we zowel in Europa als in Afrika nog uitgebreid in de bomen leefden – kwam daar in Egypte ineens iets van de grond. Op een schaal en op een niveau waar we nou nog steeds verbaasd over zijn.
Wat was de lucifer, die daar die houtstapel in de brand stak?
De belangrijkste voorwaarde voor ontwikkeling is, dat er rust en vrede is. In dit land is er drie jaar lang rust en vrede. Afgezien van boeven, die ook in Europa welig tieren, is het hier heel rustig. Bovendien zijn er niet onbelangrijke bodemschatten. En het verleden heeft aangetoond dat er ook in de landbouw een vruchtbare toekomst ligt. Er zijn niet zo heel veel monden om te voeden. Drie miljoen inwoners in zo’n groot land ... er is ruimte voor iedereen. Als je de grondprijzen hier ziet .... De houtstapel ligt dus klaar om aangestoken te worden. Welke lucifer is er nodig om de boel inderdaad aan te steken?
En dan is er nog de vraag of je eigenlijk wel wilt, dat ie wordt aangestoken. Als je in het binnenland kijkt, waar de mensen inderdaad de ruimte hebben genomen, dan zie je meestal tevreden mensen. Ze hebben hun plekje, ze hebben hun stekje. Het voldoet niet aan Europese standaarden, maar het is niet het levensdoel van ieder mens op aarde, om uiteindelijk te voldoen aan de Europese standaard. Ik denk dat het het doel is van elk mens op aarde om gelukkig te worden. En deze mensen in het achterland zijn over het algemeen gelukkig. Natuurlijk hebben ze weer hun eigen problemen. Zo leven ze in angst voor toverij. Iemand wordt nooit zómaar ziek. Maar door de bank zijn ze dramatisch gelukkiger dan de mensen, die in de hoofdstad hebben geproefd van de vrucht van de kennis. Het eerste wat wij westerlingen overbrengen is onvrede. Het grondbeginsel : ‘ik wil hetzelfde als mijn buurman’ zit er heel wat eerder in dan het woord van God, om maar eens een andere dwarsstraat te noemen. Het is natuurlijk allemaal niet meer terug te draaien, maar het hoeft misschien niet allemaal zo ontzettend hightech. Ik bedoel : een waterput met drinkbaar water is natuurlijk gewoon echt een aanwinst. En een vaccinatie tegen polio verhoogt het levensgenot ook aanzienlijk. Maar een sateliet televisie is een discutabele aanwinst en zo kan je er nog wel meer bedenken.
Nou ja, ik weet het ook niet. Het is een vraag die hier zo nu en dan rondwaait. Iedereen breekt er dan een poosje zijn hersens op en laat het dan weer liggen. Maar op zich is een zo spelen met een probleem wel de manier om ’s nachts ooit met een ‘eureka’ wakker te worden. Hoewel ik niet denk dat de oplossing van dit probleem zich in een enkel ‘eureka’ laat vatten.
Nu ga ik mijn wederhelft en mijn zoon van het vliegtuig halen.
Vrolijk kerstfeest allemaal!
En toch was er gister iets, wat me met een enorme zwiepert in dit verhaal slingerde. De Christmas Carol met die hele erge foute Scrooge. Die - dankzij een wonder - zijn enorme misstappen inziet en er alsnog het beste van maakt.
Ik ging gisteren wat boodschappen doen om het appartement van soeur Noella wat meer te laten leven. Koffie en thee en boter enzo. Ik was de auto nog niet uit of ze stonden al rijen dik om me heen. Er was ook een blinde oude bij, die door een jeugd werd geleid. Er waren veel mensen, die flauwekul wilden verkopen. Van kerstkaarten, via kerstverlichting en slingers (wel minstens drie meter lang mon pere, een koopje!) tot een heuse kerstboom (nep en echt). Van verlengsnoeren, via verlichting-algemeen tot volledige sleutel sets en schroevedraaiers. Toen ik klaar was met mijn boodschappen stonden er nóg meer mensen te wachten om mij te bespringen. Met een vriendelijk ‘bedankt maar ik heb het niet nodig’ wipte ik de auto in en weg was ik.
Later stond er voor de poort van St. Charles een man in een rolstoel en hij begon ook al over geld. Hij leek me een aardige kerel, dus heb ik hem uitgelegd dat ik hier voor weinig geld werk, dat ik er dus eigenlijk bij in schiet en dat ik nou één keer niet het leed van de hele wereld op mijn schouders kan nemen. Ik ben hier, omdat ik zie dat de mensen het hier moeilijk hebben en ik wil mijn steentje bijdragen bij het lenigen van die nood. Maar als ik niet iedereen kan helpen, móet ik érgens een grens trekken en die trek ík zó, dat ik geen los geld weggeef.
Gaandeweg deze uitleg was een jeugd zich ertegenaan gaan bemoeien. In gebroken Engels probeerde hij intermediair te spelen. Heel aardig. Aan het eind van mijn uitleg was de meneer in de rolstoel tevreden. Hij begreep mijn standpunt en had er respect voor. De jeugd echter begon nu te vertellen dat hij elke dag in de kerk was en tot God bad dat deze hem zou helpen om naar Europa te gaan, zodat hij daar naar school zou kunnen gaan. Een nobele droom en een mens kan nou een keer niet goed leven zonder dromen. Dromen zijn de drijfveer van de vooruitgang van de maatschappij, denk ik. En in die zin geloof ik dat het deze mensen aan dromen een beetje ontbreekt. Ik heb daar met verschillende mensen diepzinnig over gediscussieerd. Wat ontbreekt er hier, waardoor de boel niet van de grond komt?
Deze jongen droomde echter prima en hij had al mijn sympathie, totdat hij zei dat je alleen maar OK was als je katholiek was. Hij was dan ook lichtelijk geschokt toen ik hem vertelde dat ik protestant was. Het ging tussen ons helemaal fout toen hij mij vroeg om ook een steentje bij te dragen aan de verwezenlijking van zijn droom. Ik zei hem, dat ik zojuist een half uur uitgebreid de tijd had genomen om uit te leggen waar voor mij de grens lag en waarom. Ik vroeg hem of hij dat gehoord en begrepen had? Het bleek dat hij het niet gehoord en al helemaal niet begrepen had. Hij was waarschijnlijk verblind door het beeld van een onder geld gebukt gaande westerling. Wat ? Een piloot ? Pfffffff ... die weten helemáál niet waar ze ermee heen moeten. En toen werd hij wakker. Het was alleen maar een mooie droom.
Zo waren er nog wat akkefietjes en toen ik nog even wat wilde halen bij de winkel, omdat ik iets vergeten was, werd ik halverwege dringend gemaand om te stoppen. Ik ben dan niet zo goed of ik stop. Weet jij veel. Misschien gaat er wel iemand dood. Het noodgeval betrof zijn beurs in combinatie met kerst. En toen overviel mij die tekst uit de Christmas Carol. ‘God zegene u, beste brave man ........’ zingt een jongetje voor het raam van Scrooge in de hoop dat hij er iets voor terug krijgt. Hij krijgt iets naar zijn hoofd geslingerd. Afijn, zo staat het boek vol met voorbeelden – het één nog afschuwelijker dan het andere – waarbij wij allemaal denken : ‘God, wat ben ik blij dat ik niet ben zoals hij’. Wíj hebben het licht gezien. Wij weten hoe het hoort.
En nu – nadat ik bijna élk jaar, en ik ben nu drie en veertig, met ontzettend veel plezier dit boek rond de kerst heb gelezen – werd ik als door een zweep geslagen wakker. Wat weet ik er eigenlijk van? Dit soort situaties kom je in Europa niet meer tegen. En als je ze tegen komt wat doe je dan? De redenatie, dat je niet de hele wereld kunt redden en dat je dús ergens een lijn moet trekken klopt als een bus. Daar is geen speld tussen te krijgen. Maar intussen levert het wel Dickensiaanse toestanden op.
Wat moet ik daar nu mee? Het is al kerstmorgen en ik heb het licht volgens Dickens nog niet gezien.
Afijn, ik zal het er eens met de goegemeente over hebben.
Om nog even terug te komen op de vraag waarom de boel hier zo stagneert, de volgende gedachtenkronkels, waarbij ik een ieder uitnodig om aan deze discussie een bijdrage te leveren. Wie weet, komen we er wel uit.
De eerste mens is hier in Afrika aangetroffen. Hij is alle kanten opgelopen, maar de Afrikaanse mens had dus in principe een voorsprong. Als je de pyramide van – ik geloof Maslov – bekijkt, heb je in deze contrijen al vrij snel aan de basisvoorwaarden voldaan : eten, drinken, een plek waar je kunt leven. Dus je kunt verder met de meer complexe dingen van het leven.
In Europa zaten ze zich nog in beestenvellen druk te maken over hoe ze het in vredesnaam warm genoeg moesten krijgen om niet te bevriezen en hoe ze in ‘s hemelsnaam aan het volgende hapje eten moesten komen. Je kunt je voorstellen dat juist zo’n van de werkelijkheid verwijderd doel leidt tot technologische vernieuwing, maar Maslov zegt toch dat de behoefte daaraan vanzelf komt boven drijven als aan de basis voorwaarden is voldaan. Misschien krijg je dan in het begin een voorutgang met een hoog Willie Wortel gehalte, maar vooruitgang zal er worden geboekt.
En toen – toen we zowel in Europa als in Afrika nog uitgebreid in de bomen leefden – kwam daar in Egypte ineens iets van de grond. Op een schaal en op een niveau waar we nou nog steeds verbaasd over zijn.
Wat was de lucifer, die daar die houtstapel in de brand stak?
De belangrijkste voorwaarde voor ontwikkeling is, dat er rust en vrede is. In dit land is er drie jaar lang rust en vrede. Afgezien van boeven, die ook in Europa welig tieren, is het hier heel rustig. Bovendien zijn er niet onbelangrijke bodemschatten. En het verleden heeft aangetoond dat er ook in de landbouw een vruchtbare toekomst ligt. Er zijn niet zo heel veel monden om te voeden. Drie miljoen inwoners in zo’n groot land ... er is ruimte voor iedereen. Als je de grondprijzen hier ziet .... De houtstapel ligt dus klaar om aangestoken te worden. Welke lucifer is er nodig om de boel inderdaad aan te steken?
En dan is er nog de vraag of je eigenlijk wel wilt, dat ie wordt aangestoken. Als je in het binnenland kijkt, waar de mensen inderdaad de ruimte hebben genomen, dan zie je meestal tevreden mensen. Ze hebben hun plekje, ze hebben hun stekje. Het voldoet niet aan Europese standaarden, maar het is niet het levensdoel van ieder mens op aarde, om uiteindelijk te voldoen aan de Europese standaard. Ik denk dat het het doel is van elk mens op aarde om gelukkig te worden. En deze mensen in het achterland zijn over het algemeen gelukkig. Natuurlijk hebben ze weer hun eigen problemen. Zo leven ze in angst voor toverij. Iemand wordt nooit zómaar ziek. Maar door de bank zijn ze dramatisch gelukkiger dan de mensen, die in de hoofdstad hebben geproefd van de vrucht van de kennis. Het eerste wat wij westerlingen overbrengen is onvrede. Het grondbeginsel : ‘ik wil hetzelfde als mijn buurman’ zit er heel wat eerder in dan het woord van God, om maar eens een andere dwarsstraat te noemen. Het is natuurlijk allemaal niet meer terug te draaien, maar het hoeft misschien niet allemaal zo ontzettend hightech. Ik bedoel : een waterput met drinkbaar water is natuurlijk gewoon echt een aanwinst. En een vaccinatie tegen polio verhoogt het levensgenot ook aanzienlijk. Maar een sateliet televisie is een discutabele aanwinst en zo kan je er nog wel meer bedenken.
Nou ja, ik weet het ook niet. Het is een vraag die hier zo nu en dan rondwaait. Iedereen breekt er dan een poosje zijn hersens op en laat het dan weer liggen. Maar op zich is een zo spelen met een probleem wel de manier om ’s nachts ooit met een ‘eureka’ wakker te worden. Hoewel ik niet denk dat de oplossing van dit probleem zich in een enkel ‘eureka’ laat vatten.
Nu ga ik mijn wederhelft en mijn zoon van het vliegtuig halen.
Vrolijk kerstfeest allemaal!
Saturday, December 24, 2005
Les petits histoires rencontrer pendant le repas ...
Tijdens het eten wordt er veel en geanimeerd gekletst. Vaak over wat iemand die morgen nu weer is overkomen. Er wordt vaak en veel gelachen. Maar het is voor mij ook een moment om de vragen te stellen die bij mij omhoog borrelen.
Zo vroeg ik me ooit af, hoe nuttig een vliegtuig nu eigenlijk was in een land met zo’n geweldige infrastructuur. Bij wijze van voorbeeld haalde pere Tanneguy het volgende verhaal aan :
Er was eens een zuster, die met de auto van Bambari naar Bangui ging. Halverwege was er een ‘coupure’ zoals ze hier een roofoverval eufemistisch noemen. Er werd flink wat geschoten en de zuster raakte gewond. Zo erg, dat ze – eenmaal in Bangui gearriveerd – aan haar verwondingen overleed.
Nu was de zuster erg geliefd en dus werd besloten haar in haar eigen parochie, Bambari, te begraven. Je gelooft het of je gelooft het niet, maar op de terugweg was er weer een coupure. Zodat er uiteindelijk – eenmaal in Bambari aangekomen – een doorzeefde kist ter aarde werd besteld.
Nou ja ...
Morgen komen mijn wederhelft en zoon met Air France op Bangui aan. Soeur Noella heeft mij – heel lief – een prachtig apartement op steenworp afstand van maison St Charles (waar ik tot op heden woon) aangeboden om zolang met zijn drien te verblijven. Dat is op het terrein van de school, waar soeur Noella de scepter zwaait. Op dat terrein zijn vier boxers de baas. Ze zijn heel lief en ik was vandaag bezig de boel wat in te richten terwijl zij om me heen kwispelden. Toen kwam soeur Noella langs en die vroeg bezorgd of ik geen last had gehad van de honden? Of ze niet gebeten hadden? Nou nee, zei ik verbaasd, waarom zouden ze? Nou, de vorige piloot had met stenen gegooid en daarmee had hij definitief zijn eigen ruiten ingegooid, want hij kwam niet levend langs die honden.
Toen ik dat allemaal aan tafel had verteld kwam Tanneguy met een kostelijk verhaal : er was een man met een heel goed opgevoede hond. Na een poos kwam hij een vrouw tegen en ze besloten te trouwen. Daar had de hond het nogal moeilijk mee, maar hij was goed opgevoed, dus hij beet niet hard, maar hij beet haar steeds een beetje in haar bips. En dat hield hij goed vol. Hij wende niet aan haar gezelschap.
Eenmaal moest mevrouw ’s nachts haar nachtelijk water kwijt en ‘le petit coin’ - zoals ze dat hier zo dichterlijk noemen - was buiten. Zonder problemen bereikte ze het kleine hoekje en deed wat ze daar kwam doen. Echter, toen ze weer terug wilde bleek de hond voor de deur te zitten. En elke keer dat ze de deur op een kier deed begon de hond gevaarlijk te grommen, zodat het een hele poos duurde voordat ze – bevrijd door haar man – weer in bed kon kruipen. De hond heeft uiteindelijk het veld moeten ruimen.
Zo vroeg ik me ooit af, hoe nuttig een vliegtuig nu eigenlijk was in een land met zo’n geweldige infrastructuur. Bij wijze van voorbeeld haalde pere Tanneguy het volgende verhaal aan :
Er was eens een zuster, die met de auto van Bambari naar Bangui ging. Halverwege was er een ‘coupure’ zoals ze hier een roofoverval eufemistisch noemen. Er werd flink wat geschoten en de zuster raakte gewond. Zo erg, dat ze – eenmaal in Bangui gearriveerd – aan haar verwondingen overleed.
Nu was de zuster erg geliefd en dus werd besloten haar in haar eigen parochie, Bambari, te begraven. Je gelooft het of je gelooft het niet, maar op de terugweg was er weer een coupure. Zodat er uiteindelijk – eenmaal in Bambari aangekomen – een doorzeefde kist ter aarde werd besteld.
Nou ja ...
Morgen komen mijn wederhelft en zoon met Air France op Bangui aan. Soeur Noella heeft mij – heel lief – een prachtig apartement op steenworp afstand van maison St Charles (waar ik tot op heden woon) aangeboden om zolang met zijn drien te verblijven. Dat is op het terrein van de school, waar soeur Noella de scepter zwaait. Op dat terrein zijn vier boxers de baas. Ze zijn heel lief en ik was vandaag bezig de boel wat in te richten terwijl zij om me heen kwispelden. Toen kwam soeur Noella langs en die vroeg bezorgd of ik geen last had gehad van de honden? Of ze niet gebeten hadden? Nou nee, zei ik verbaasd, waarom zouden ze? Nou, de vorige piloot had met stenen gegooid en daarmee had hij definitief zijn eigen ruiten ingegooid, want hij kwam niet levend langs die honden.
Toen ik dat allemaal aan tafel had verteld kwam Tanneguy met een kostelijk verhaal : er was een man met een heel goed opgevoede hond. Na een poos kwam hij een vrouw tegen en ze besloten te trouwen. Daar had de hond het nogal moeilijk mee, maar hij was goed opgevoed, dus hij beet niet hard, maar hij beet haar steeds een beetje in haar bips. En dat hield hij goed vol. Hij wende niet aan haar gezelschap.
Eenmaal moest mevrouw ’s nachts haar nachtelijk water kwijt en ‘le petit coin’ - zoals ze dat hier zo dichterlijk noemen - was buiten. Zonder problemen bereikte ze het kleine hoekje en deed wat ze daar kwam doen. Echter, toen ze weer terug wilde bleek de hond voor de deur te zitten. En elke keer dat ze de deur op een kier deed begon de hond gevaarlijk te grommen, zodat het een hele poos duurde voordat ze – bevrijd door haar man – weer in bed kon kruipen. De hond heeft uiteindelijk het veld moeten ruimen.
zomaar onderweg
Friday, December 23, 2005
begraafplaats Bangassou
Bambari
Bijtanken in Mobaye
Bambari
Thursday, December 22, 2005
CAR, the sequel
Op een avond kwamen er een Franse man en een Centrafrikaanse vrouw praten. Zíj woonde al jaren in Frankrijk en híj had haar daar geschaakt (of zij hem natuurlijk, daar wil ik vanaf wezen). En nu wilde zij hem aan haar familie voorstellen. Of dat kon?
Ja, daar kon ik natuurlijk geen antwoord opgeven. Het leek me wel redelijk veilig, want er zijn hier al heel lang geen kannibalen meer gesignaleerd, maar voor de rest ....
Nou ja, of ze mee konden naar Bangassou, er was ook nog een zoon van tien jaar. Geen punt natuurlijk.
Al gauw kwam ook Ahmed als gegadigde voor de rit naar Bangassou naar voren. Ahmed is een transporteur, die veel voor de missie betekent. Dan moet je denken aan de wat grotere goederen, zoals bouwmateriaal enzo.
Alle commercieel handige mensen zijn hier Libanees. Vaak met een gezin in Libanon, zoeken ze hier hun financiele heil. In Libanon valt niets meer te halen. Het zijn heel vriendelijke mensen, die aan de ene kant goede zaken weten te doen en zich aan de andere kant voor bijvoorbeeld de missie bijna dubbel vouwen om van dienst te kunnen zijn. Ze zijn vaak Moslim, maar heel gematigd, want in Libanon is de helft van de bevolking Christen en ze hebben geleerd met elkaar samen te leven. Ze praten Libanees natuurlijk en ze zeggen dat die taal meer verwant is aan het Ivriet dan aan het Arabisch.
Ahmed nodigde me uit om met hem uit eten te gaan en dat was erg geslaagd in een Libanees restaurant (Ali Baba).
Ik speel bij tijd en wijle ook de rol van incasso bureau en ik heb er op het moment iemand bij, als ik hem te pakken krijg .... Maar ook Artsen zonder Grenzen heeft vaak aandacht nodig. Ze zijn goed van betalen, maar ze moeten er wel aan herinnerd worden. Dat is niet erg, want dan worden ze er ook weer aan herinnerd wat ik voor ze kan betekenen. Vorige week zouden ze met zijn vieren gaan, maar ze gingen met zijn drien, want er was er eentje ziek. Nu wilde die ene – die inmiddels beter was geworden – ook graag en ik had nog één stoel over. Dus zo had ik toch weer een volle bak. Ik maakte me alleen een beetje zorgen om Ahmed. Ahmed denkt – als transporteur – groot. Er kan in zijn ogen altijd nog wel wat bij. De vorige keer dat hij meeging was het ook ouderwets gezellig (denk maar aan dat studentikoos volgeladen lelijke eendje). Gelukkig had hij zich deze keer ingehouden. Ik had langs mijn neusweg gezegd, dat we met zijn zessen zouden zijn. Hij had de hint kennelijk begrepen.
Zoals gezegd, zijn nu alle pistes gebarricadeerd en dus ben ik nog maar eens bij de gendarme langs gegaan. Dat had ik al gedaan, maar M’Boki was er nu als bestemming bijgekomen. Die avond kwamen er gewoonte getrouw weer veel mensen met geladen post. Er kwam ook iemand met een hele grote zak voor Mobaye. Normaal geen punt , maar nu was het – met het oog op de barricades - toch echt te laat. De persoon in kwestie heeft echter toegezegd aan een paar touwtjes te zullen trekken en het was inderdaad geen enkel punt.
Op Bangassou raakte ik de meeste passagiers kwijt. Alleen MSF was nog over voor M’Boki. Nu is er een pater – Fidel geheten – die me weleens ophaalt als pere Theo verhinderd is. Hij is ook de gedoodverfde opvolger van pere Theo. Pere Fidel wilde wel eens mee. En dat was natuurlijk geen punt. Op de terugweg heeft Fidel zelf gestuurd, maar in de droge tijd valt dat niet mee.Het is dan zo heiig, dat je geen enkele referentie buiten hebt behalve de zon. Die staat recht in je toet te schijnen op de terugweg en het valt dan niet mee om daarop te sturen. En om je eerste schreden op het vliegerspad nu te zetten met behulp van alleen maar instrumenten is voor sommigen best frustrerend. Toch hield hij het flink vol en hij deed het uiteindelijk best goed. Je kan honderd keer uitleggen hoe het moet, je moet het toch gewoon ervaren. Het is grappig om in een uur of twee iemand te zien groeien. In het begin slingert het nog alle kanten op. Na een poos hoor je een klik en dan wordt het allengs minder. En achteraf zijn ze er erg verguld mee.
Ik mocht een dagje overblijven in Bangassou om de dag erna het pas getrouwde stel weer mee terug te nemen, samen met Olivier (een Zwitser, getrouwd met een Centrafrikaanse) van het Internationale Rode Kruis.
In de ochtend heb ik Astianax wat rondgeleid. Astianax is een stagiair uit Gabon, die Spiritijns pater wil worden. Hij heeft een hele tijd in Bangui met zijn ziel onder zijn arm gelopen, omdat hij geen doorreispapieren kreeg. De Centrafrikanen doen moeilijk met Gabonesen omdat dat relatief rijke land ook moeilijk doet met die arme, gelukzoekende Centrafrikanen. Bovendien waren er (Gabonese) presidentsverkiezingen (wat heeft dat er nu mee te maken???) en zo duurde en duurde het maar. Maar het is dan nu dus toch gelukt.
In de middag werd ik door pere Fidel en de pas geordonneerde pere Innocent (zo heet hij echt) uitgenodigd om een eindje te gaan fietsen en om daarna wat te gaan drinken. Daarna werd ik samen met pere Theo uitgenodigd door Ahmed om bij hem gebarbequede Capitaine (Capitaine is dé lekkernij hier. Het is een hele grote vis met weinig graten.) te komen eten.
Het fietstochtje was heerlijk. En passant kwamen we langs soeur Lourdes, die me nog ruim 84.000 francs schuldig was. Eerst wilde ze weten over welke trip het precies ging, maar even later had ze de factuur en de centen toch gauw bij de hand. De zusters van Tokoyo (dat is de wijk waar ze zitten) zijn steeds erg aardig en gastvrij.
Na een snelle douche gingen we naar de dokter. Ik was enigszins verbaasd, maar de dokter is, als nevenactiviteit, een drank- en eetgelegenheid begonnen. En daar ontstond dan ook meteen een pijnlijk moment, want het bleek dat ze me niet alleen te drinken, maar ook te eten hadden uitgenodigd. Dat had ik niet begrepen en dus moest ik ze teleurstellen, want ik was al definitief door Ahmed geboekt. Gelukkig konden ze mij ruilen voor pere Antonio (een Angolese spiritijnse pater) en Astianax en zo werd het voor iedereen toch nog een geslaagde avond.
Ik vind het steeds weer bijzonder om te zien hoe donker het hier kan zijn. En hoe helder de sterren dan kunnen zijn. Eigenlijk geldt dat voor het hele leven hier. Alles staat hier dichterbij, alles is helderder zichtbaar dan in Nederland. Niet alleen fysiek. Ik ben hier veel sneller geraakt door bepaalde gebeurtenissen, dan in Nederland. Dat wil niet zeggen dat ik als een emotionele jojo door de dag stuiter. Over het algemeen ben ik erg tevreden met de dag, zoals die zich ontvouwt. Het is meer, dat bepaalde indrukken dieper doordringen. Het lijkt net alsof ik in Nederland het leven door dik, vertekenend, gekleurd glas bekeek en dat ik nu door een dun ruitje de boel bekijk. Soms kan ik dat raam zelfs opendoen en voel ik de wind en temperatuur en ruik ik de geuren, om het maar eens beeldend uit te drukken.
Het geeft me veel voldoening zo direct het leven te beleven. Soms huiver ik bij de gedachte dat ik straks weer in mijn Nederlandse hol zal moeten kruipen. Maar er zijn natuurlijk ook positieve aspecten aan het Nederlandse leven, zoals daar zijn : mijn wederhelft en mijn zoon.
De kennismaking met zijn schoonfamilie was goed bevallen. Hij had zich wat zorgen gemaakt, want hij had nog nooit in een Afrikaanse hut geslapen, maar het viel alles mee. Werd hij maandag al door een hoop mensen opgehaald, het hele dorp hing nu aan die ene pick up. Zo’n Toyota Landcruiser is echt zonder limieten. Ze hebben hier ook Toyota Hi Lux, maar dat is – zoals het woord al impliceerd – niet echt een werkpaard. Je ziet dan ook vaak, dat het frame achter de cabine – waar de bak begint – geknikt is door overbelading en overmatig door kuilen stuiteren. Zo niet de Landcruiser.
Ze waren al rijkelijk later dan afgesproken, maar we zagen al gauw hoe dat kwam. Schoonzoonlief had indruk gemaakt op de familie. Ze konden niet van hem afblijven en er werd heel wat afgehuild. Maar uiteindelijk hebben we hem toch in het vliegtuig weten te duwen. Apart om te zien dat het meer om hem ging dan om haar. Nou ja, de mensen hier zijn ook gauw emotioneel. En verder zijn ze ook erg hartelijk.
Olivier heeft met veel plezier de hele weg naar huis gevlogen. Olivier kan redelijk goed vliegen, dus die heeft er echt plezier van. Bij thuiskomst ben ik meteen bij Minair geparkeerd. Er staan nu 2197 uur op de teller : tijd voor de tweehonderduurs inspectie. En de volgende vlucht is met Hanneke en Daniel (en twee zusters) naar N’Dele, de 27ste december, dus dan moet ie wel spik en span zijn ......
Oh ja, ik heb net mijn tweede ontmoeting met de sterke arm (der wet) gehad. Ik was op weg van huis naar het vliegveld met een onderdeel voor het vliegtuig. Ik had daarmee haast. Ik had thuis al vertraging opgelopen met mensen, die geld wilden geven en andere mensen die informatie nodig hadden. Ik had ze allemaal vriendelijk te woord gestaan, maar nu was mijn geduld wel zo’n beetje op. Geen geschikt moment om aangehouden te worden dus.
Maar it’s all in the game en ik besloot ter plekke om te onthaasten en gelukkig lukte dat ook. Eerst mijn autopapieren. Die waren in orde.
Toen mijn rijbewijs. Ook al prima.
Nou mijn verlichting dan? Niks op aan te merken.
Ach weet je wat : net bij het stoplicht was ik iets te ver doorgereden. Ja, echt waar, niks aan te doen. Is geen halszaak, maar het wordt wel een boete. Nou, hoeveel dan? Dat wordt dan 15000 meneertje. Oeps, dat heb ik niet op zak (‘tuurlijk wel, maar dat hoeft hij niet te weten). Nou als ik wat koffie voor hem en zijn meissie had, dan kon ik ook wel zo doorrijden. Maar ik had geen koffie aan boord, dat snapte hij toch zeker wel. Nou ja, een kleine bijdrage dan. Oh, zei ik, hoeveel dan precies? Nou, voor 5000 kon je toch al fijn koffiedrinken. Nou, zei ik, doe me dan maar een boete. Hij gaf me de boete en nam mijn rijbewijs in. Ik zou naar het vliegveld rijden om te doen, wat ik moest doen en daarna zouden we samen naar het politiebureau gaan om te betalen.
En dat gaf mij de tijd om na te denken. Mijn voorgangers hebben me verteld dat ik dit als een spelletje moet spelen. Het kost misschien wat tijd. Neem die tijd. Maar betaal niet, want dan ben je steeds het haasje. Ik realiseerde me als eerste, dat het echt flauwekul was, wat hij me in de schoenen probeerde te schuiven. Ten tweede bedacht ik me dat – als hij vervelend was – ik ook vervelend kon zijn. Ik had geen zin om aardig te zijn. Ik had het ontzettend druk. Ik werd gaandeweg steeds bozer en ik bedacht dus een boos plan. Ten eerste is het zo, dat ik ontzettend veel geld meeneem voor de politie, de gendarme, de militairen en de ambtenaren in Mobaye en Bangassou. Dat is een gratis service. Voor handelaren neem ik ook wel eens wat mee. Zij hebben zelf aangeboden één procent als commissie te geven. De overheid doet dat niet. Maar goed ik doe het ook niet voor de overheid, maar voor die mensen die nou eindelijk recht hebben op hun geld. Ik kon die service natuurlijk van het ene moment op het andere stopzetten. Vervolgens zou er wel iemand nieuwsgierig zijn naar het waarom daarvan. Nu heb ik inmiddels – ten tijde van de ordination in Bambari – kennis gemaakt met de head honcho van de politie en de gendarme : meneer Damango (voor opvolgers , telno 501953 of 614144 of 612915).
Op de terugweg was hij er niet. Eén van zijn collega’s vertelde me dat hij net met een andere auto naar het bureau was. Ik moest nog langs het Rode Kruis voor geld en ik moest nog meer onderdelen halen, dus ik sloeg de uitnodiging om ‘even’ te wachten af. Ik zou even later toch weer langskomen. En zo kreeg ik nog even tijd om verder door te sudderen.
Toen ik hem tegenkwam ben ik uitgestapt. Ik ben naar hem toegelopen en ik heb gezegd dat ik snap, dat hij het moeilijk heeft. Hij krijgt zijn salaris niet en waar moet hij nu van leven? Dat is ook werkelijk om woest van te worden, dus dat kon ik hem met overtuiging zeggen. Maar, zo zei ik, daarvoor was ik ook hier. Om de mensen te helpen. En om het concreet te houden voor hem, legde ik hem uit dat ik weleens geld mee nam om zijn collega’s in het binnenland te betalen. Afijn, nog voor ik de hele riedel had afgedraaid had ik mijn rijbewijs al weer terug. Ik heb gelukkig een goed herkenbare auto. Dat zal wel niet gauw meer weer gebeuren. Maar ik ben niet gewend om zo boos te zijn. Ik trilde er helemaal van en ik denk achteraf, dat ik nog niet vaak zó zwart heb gekeken.
Afijn, weer een leerzame ervaring erbij. Zeker voor iemand als ik. Ik wordt namelijk in het gewone doen nóóit boos en het is een hele ervaring als je dat dan overkomt. Het is ook een interessante ervaring dat boosheid niet destructief hoeft uit te pakken. Omdat ik boosheid altijd alleen maar van de buitenkant heb gezien, heb ik er altijd negatieve oordelen over gehad. Nu zie ik wel dat het, net zoals huilen en lachen, een wezenlijk onderdeel is van menszijn. Wat een onderontwikkeld tiep ben ik dan, niet? Dan vraag ik me af welke andere – nog onderontwikkelde – aspecten van mijn leven zich nog verscholen houden.
Als ik hier nog een poosje blijf kom ik ze vast tegen .....
Ja, daar kon ik natuurlijk geen antwoord opgeven. Het leek me wel redelijk veilig, want er zijn hier al heel lang geen kannibalen meer gesignaleerd, maar voor de rest ....
Nou ja, of ze mee konden naar Bangassou, er was ook nog een zoon van tien jaar. Geen punt natuurlijk.
Al gauw kwam ook Ahmed als gegadigde voor de rit naar Bangassou naar voren. Ahmed is een transporteur, die veel voor de missie betekent. Dan moet je denken aan de wat grotere goederen, zoals bouwmateriaal enzo.
Alle commercieel handige mensen zijn hier Libanees. Vaak met een gezin in Libanon, zoeken ze hier hun financiele heil. In Libanon valt niets meer te halen. Het zijn heel vriendelijke mensen, die aan de ene kant goede zaken weten te doen en zich aan de andere kant voor bijvoorbeeld de missie bijna dubbel vouwen om van dienst te kunnen zijn. Ze zijn vaak Moslim, maar heel gematigd, want in Libanon is de helft van de bevolking Christen en ze hebben geleerd met elkaar samen te leven. Ze praten Libanees natuurlijk en ze zeggen dat die taal meer verwant is aan het Ivriet dan aan het Arabisch.
Ahmed nodigde me uit om met hem uit eten te gaan en dat was erg geslaagd in een Libanees restaurant (Ali Baba).
Ik speel bij tijd en wijle ook de rol van incasso bureau en ik heb er op het moment iemand bij, als ik hem te pakken krijg .... Maar ook Artsen zonder Grenzen heeft vaak aandacht nodig. Ze zijn goed van betalen, maar ze moeten er wel aan herinnerd worden. Dat is niet erg, want dan worden ze er ook weer aan herinnerd wat ik voor ze kan betekenen. Vorige week zouden ze met zijn vieren gaan, maar ze gingen met zijn drien, want er was er eentje ziek. Nu wilde die ene – die inmiddels beter was geworden – ook graag en ik had nog één stoel over. Dus zo had ik toch weer een volle bak. Ik maakte me alleen een beetje zorgen om Ahmed. Ahmed denkt – als transporteur – groot. Er kan in zijn ogen altijd nog wel wat bij. De vorige keer dat hij meeging was het ook ouderwets gezellig (denk maar aan dat studentikoos volgeladen lelijke eendje). Gelukkig had hij zich deze keer ingehouden. Ik had langs mijn neusweg gezegd, dat we met zijn zessen zouden zijn. Hij had de hint kennelijk begrepen.
Zoals gezegd, zijn nu alle pistes gebarricadeerd en dus ben ik nog maar eens bij de gendarme langs gegaan. Dat had ik al gedaan, maar M’Boki was er nu als bestemming bijgekomen. Die avond kwamen er gewoonte getrouw weer veel mensen met geladen post. Er kwam ook iemand met een hele grote zak voor Mobaye. Normaal geen punt , maar nu was het – met het oog op de barricades - toch echt te laat. De persoon in kwestie heeft echter toegezegd aan een paar touwtjes te zullen trekken en het was inderdaad geen enkel punt.
Op Bangassou raakte ik de meeste passagiers kwijt. Alleen MSF was nog over voor M’Boki. Nu is er een pater – Fidel geheten – die me weleens ophaalt als pere Theo verhinderd is. Hij is ook de gedoodverfde opvolger van pere Theo. Pere Fidel wilde wel eens mee. En dat was natuurlijk geen punt. Op de terugweg heeft Fidel zelf gestuurd, maar in de droge tijd valt dat niet mee.Het is dan zo heiig, dat je geen enkele referentie buiten hebt behalve de zon. Die staat recht in je toet te schijnen op de terugweg en het valt dan niet mee om daarop te sturen. En om je eerste schreden op het vliegerspad nu te zetten met behulp van alleen maar instrumenten is voor sommigen best frustrerend. Toch hield hij het flink vol en hij deed het uiteindelijk best goed. Je kan honderd keer uitleggen hoe het moet, je moet het toch gewoon ervaren. Het is grappig om in een uur of twee iemand te zien groeien. In het begin slingert het nog alle kanten op. Na een poos hoor je een klik en dan wordt het allengs minder. En achteraf zijn ze er erg verguld mee.
Ik mocht een dagje overblijven in Bangassou om de dag erna het pas getrouwde stel weer mee terug te nemen, samen met Olivier (een Zwitser, getrouwd met een Centrafrikaanse) van het Internationale Rode Kruis.
In de ochtend heb ik Astianax wat rondgeleid. Astianax is een stagiair uit Gabon, die Spiritijns pater wil worden. Hij heeft een hele tijd in Bangui met zijn ziel onder zijn arm gelopen, omdat hij geen doorreispapieren kreeg. De Centrafrikanen doen moeilijk met Gabonesen omdat dat relatief rijke land ook moeilijk doet met die arme, gelukzoekende Centrafrikanen. Bovendien waren er (Gabonese) presidentsverkiezingen (wat heeft dat er nu mee te maken???) en zo duurde en duurde het maar. Maar het is dan nu dus toch gelukt.
In de middag werd ik door pere Fidel en de pas geordonneerde pere Innocent (zo heet hij echt) uitgenodigd om een eindje te gaan fietsen en om daarna wat te gaan drinken. Daarna werd ik samen met pere Theo uitgenodigd door Ahmed om bij hem gebarbequede Capitaine (Capitaine is dé lekkernij hier. Het is een hele grote vis met weinig graten.) te komen eten.
Het fietstochtje was heerlijk. En passant kwamen we langs soeur Lourdes, die me nog ruim 84.000 francs schuldig was. Eerst wilde ze weten over welke trip het precies ging, maar even later had ze de factuur en de centen toch gauw bij de hand. De zusters van Tokoyo (dat is de wijk waar ze zitten) zijn steeds erg aardig en gastvrij.
Na een snelle douche gingen we naar de dokter. Ik was enigszins verbaasd, maar de dokter is, als nevenactiviteit, een drank- en eetgelegenheid begonnen. En daar ontstond dan ook meteen een pijnlijk moment, want het bleek dat ze me niet alleen te drinken, maar ook te eten hadden uitgenodigd. Dat had ik niet begrepen en dus moest ik ze teleurstellen, want ik was al definitief door Ahmed geboekt. Gelukkig konden ze mij ruilen voor pere Antonio (een Angolese spiritijnse pater) en Astianax en zo werd het voor iedereen toch nog een geslaagde avond.
Ik vind het steeds weer bijzonder om te zien hoe donker het hier kan zijn. En hoe helder de sterren dan kunnen zijn. Eigenlijk geldt dat voor het hele leven hier. Alles staat hier dichterbij, alles is helderder zichtbaar dan in Nederland. Niet alleen fysiek. Ik ben hier veel sneller geraakt door bepaalde gebeurtenissen, dan in Nederland. Dat wil niet zeggen dat ik als een emotionele jojo door de dag stuiter. Over het algemeen ben ik erg tevreden met de dag, zoals die zich ontvouwt. Het is meer, dat bepaalde indrukken dieper doordringen. Het lijkt net alsof ik in Nederland het leven door dik, vertekenend, gekleurd glas bekeek en dat ik nu door een dun ruitje de boel bekijk. Soms kan ik dat raam zelfs opendoen en voel ik de wind en temperatuur en ruik ik de geuren, om het maar eens beeldend uit te drukken.
Het geeft me veel voldoening zo direct het leven te beleven. Soms huiver ik bij de gedachte dat ik straks weer in mijn Nederlandse hol zal moeten kruipen. Maar er zijn natuurlijk ook positieve aspecten aan het Nederlandse leven, zoals daar zijn : mijn wederhelft en mijn zoon.
De kennismaking met zijn schoonfamilie was goed bevallen. Hij had zich wat zorgen gemaakt, want hij had nog nooit in een Afrikaanse hut geslapen, maar het viel alles mee. Werd hij maandag al door een hoop mensen opgehaald, het hele dorp hing nu aan die ene pick up. Zo’n Toyota Landcruiser is echt zonder limieten. Ze hebben hier ook Toyota Hi Lux, maar dat is – zoals het woord al impliceerd – niet echt een werkpaard. Je ziet dan ook vaak, dat het frame achter de cabine – waar de bak begint – geknikt is door overbelading en overmatig door kuilen stuiteren. Zo niet de Landcruiser.
Ze waren al rijkelijk later dan afgesproken, maar we zagen al gauw hoe dat kwam. Schoonzoonlief had indruk gemaakt op de familie. Ze konden niet van hem afblijven en er werd heel wat afgehuild. Maar uiteindelijk hebben we hem toch in het vliegtuig weten te duwen. Apart om te zien dat het meer om hem ging dan om haar. Nou ja, de mensen hier zijn ook gauw emotioneel. En verder zijn ze ook erg hartelijk.
Olivier heeft met veel plezier de hele weg naar huis gevlogen. Olivier kan redelijk goed vliegen, dus die heeft er echt plezier van. Bij thuiskomst ben ik meteen bij Minair geparkeerd. Er staan nu 2197 uur op de teller : tijd voor de tweehonderduurs inspectie. En de volgende vlucht is met Hanneke en Daniel (en twee zusters) naar N’Dele, de 27ste december, dus dan moet ie wel spik en span zijn ......
Oh ja, ik heb net mijn tweede ontmoeting met de sterke arm (der wet) gehad. Ik was op weg van huis naar het vliegveld met een onderdeel voor het vliegtuig. Ik had daarmee haast. Ik had thuis al vertraging opgelopen met mensen, die geld wilden geven en andere mensen die informatie nodig hadden. Ik had ze allemaal vriendelijk te woord gestaan, maar nu was mijn geduld wel zo’n beetje op. Geen geschikt moment om aangehouden te worden dus.
Maar it’s all in the game en ik besloot ter plekke om te onthaasten en gelukkig lukte dat ook. Eerst mijn autopapieren. Die waren in orde.
Toen mijn rijbewijs. Ook al prima.
Nou mijn verlichting dan? Niks op aan te merken.
Ach weet je wat : net bij het stoplicht was ik iets te ver doorgereden. Ja, echt waar, niks aan te doen. Is geen halszaak, maar het wordt wel een boete. Nou, hoeveel dan? Dat wordt dan 15000 meneertje. Oeps, dat heb ik niet op zak (‘tuurlijk wel, maar dat hoeft hij niet te weten). Nou als ik wat koffie voor hem en zijn meissie had, dan kon ik ook wel zo doorrijden. Maar ik had geen koffie aan boord, dat snapte hij toch zeker wel. Nou ja, een kleine bijdrage dan. Oh, zei ik, hoeveel dan precies? Nou, voor 5000 kon je toch al fijn koffiedrinken. Nou, zei ik, doe me dan maar een boete. Hij gaf me de boete en nam mijn rijbewijs in. Ik zou naar het vliegveld rijden om te doen, wat ik moest doen en daarna zouden we samen naar het politiebureau gaan om te betalen.
En dat gaf mij de tijd om na te denken. Mijn voorgangers hebben me verteld dat ik dit als een spelletje moet spelen. Het kost misschien wat tijd. Neem die tijd. Maar betaal niet, want dan ben je steeds het haasje. Ik realiseerde me als eerste, dat het echt flauwekul was, wat hij me in de schoenen probeerde te schuiven. Ten tweede bedacht ik me dat – als hij vervelend was – ik ook vervelend kon zijn. Ik had geen zin om aardig te zijn. Ik had het ontzettend druk. Ik werd gaandeweg steeds bozer en ik bedacht dus een boos plan. Ten eerste is het zo, dat ik ontzettend veel geld meeneem voor de politie, de gendarme, de militairen en de ambtenaren in Mobaye en Bangassou. Dat is een gratis service. Voor handelaren neem ik ook wel eens wat mee. Zij hebben zelf aangeboden één procent als commissie te geven. De overheid doet dat niet. Maar goed ik doe het ook niet voor de overheid, maar voor die mensen die nou eindelijk recht hebben op hun geld. Ik kon die service natuurlijk van het ene moment op het andere stopzetten. Vervolgens zou er wel iemand nieuwsgierig zijn naar het waarom daarvan. Nu heb ik inmiddels – ten tijde van de ordination in Bambari – kennis gemaakt met de head honcho van de politie en de gendarme : meneer Damango (voor opvolgers , telno 501953 of 614144 of 612915).
Op de terugweg was hij er niet. Eén van zijn collega’s vertelde me dat hij net met een andere auto naar het bureau was. Ik moest nog langs het Rode Kruis voor geld en ik moest nog meer onderdelen halen, dus ik sloeg de uitnodiging om ‘even’ te wachten af. Ik zou even later toch weer langskomen. En zo kreeg ik nog even tijd om verder door te sudderen.
Toen ik hem tegenkwam ben ik uitgestapt. Ik ben naar hem toegelopen en ik heb gezegd dat ik snap, dat hij het moeilijk heeft. Hij krijgt zijn salaris niet en waar moet hij nu van leven? Dat is ook werkelijk om woest van te worden, dus dat kon ik hem met overtuiging zeggen. Maar, zo zei ik, daarvoor was ik ook hier. Om de mensen te helpen. En om het concreet te houden voor hem, legde ik hem uit dat ik weleens geld mee nam om zijn collega’s in het binnenland te betalen. Afijn, nog voor ik de hele riedel had afgedraaid had ik mijn rijbewijs al weer terug. Ik heb gelukkig een goed herkenbare auto. Dat zal wel niet gauw meer weer gebeuren. Maar ik ben niet gewend om zo boos te zijn. Ik trilde er helemaal van en ik denk achteraf, dat ik nog niet vaak zó zwart heb gekeken.
Afijn, weer een leerzame ervaring erbij. Zeker voor iemand als ik. Ik wordt namelijk in het gewone doen nóóit boos en het is een hele ervaring als je dat dan overkomt. Het is ook een interessante ervaring dat boosheid niet destructief hoeft uit te pakken. Omdat ik boosheid altijd alleen maar van de buitenkant heb gezien, heb ik er altijd negatieve oordelen over gehad. Nu zie ik wel dat het, net zoals huilen en lachen, een wezenlijk onderdeel is van menszijn. Wat een onderontwikkeld tiep ben ik dan, niet? Dan vraag ik me af welke andere – nog onderontwikkelde – aspecten van mijn leven zich nog verscholen houden.
Als ik hier nog een poosje blijf kom ik ze vast tegen .....
Bijtanken in Mobaye ...
Wednesday, December 21, 2005
Kembe
Koffie bij de zusters van Mobaye
Bij de paters in Mobaye : wevervogelnestjes
de kinderen van Kembe
Zusters van Kembe
Tuesday, December 20, 2005
Een dorpje onderweg ...
Monday, December 19, 2005
Bria, de piste is nu gedebarricadeerd (nog wel oppassen geblazen)
Sunday, December 18, 2005
Wat er tot op heden gebeurt is, een samenvatting.
Inmiddels heb ik hier in de Centraal Afrikaanse Republiek al heel wat afgevlogen. Ik voel me hier nu ook een beetje meer ingeburgerd en ik beweeg me wat vrijer.
In het begin was ik nogal benauwd voor alle geweld, wat me was voorgespiegeld. Maar de C.A.R. blijkt een oase van rust te zijn, temidden van woelige landen zoals Sudan, Tsjad en Zaire.
De Centrafrikanen zijn van nature een vredelievend volkje. Eigenlijk kan je niet spreken van de Centrafrikaan, want het barst hier natuurlijk van de verschillende stammen, maar een overeenkomst is toch wel dat ze niet van herrie houden. In het noorden zijn ze wat meer op hun qui vive dan in het zuiden, maar iedereen is in principe aardig en behulpzaam.
In de grote stad word ik wel eens moe van de mensen die om geld vragen, maar ik heb er wel begrip voor. De mensen krijgen hier per jaar gemiddeld zo’n drie maandsalarissen uitbetaald. En dat is natuurlijk niet heel motiverend. Bovendien word je zo natuurlijk steeds bepaald door waar je nu in vredesnaam het volgende kwartje weer vandaan moet halen. Toch tref je hier geen akelige taferelen aan want eten is er in overdaad en uiteindelijk is dit land met zo’n drie miljoen inwoners buitengewoon schaars bevolkt. Laatst zag ik een treffend voorbeeld in de vorm van een kind, wat lag te dutten onder een boom. Een koeltje woei door de kruin van de boom, met als resultaat dat er drie mango’s op het kind vielen. Als je hier honger hebt, hoef je je hand maar uit te steken.
In het begin keek ik wat verbaasd naar de kaart van de C.A.R. Het wemelt hier van de wegen dus waarom een duur vliegtuig gebruiken, als het ook met de auto kan? Kortgeleden ben ik zelf met de auto een paar dagen onderweg geweest en nu heb ik meer begrip voor de noodzaak van een vliegtuig hier. Het is enorm vermoeiend en het kost heel veel tijd. En het is nu de droge tijd. In de natte tijd zijn hele delen van het land volledig onbereikbaar.
De afstanden hier zijn ook astronomisch in vergelijking met Nederlandse begrippen. Morgen ga ik bijvoorbeeld weer met Artsen zonder Grenzen naar M’Boki. Dat is 850 kilometer ‘as the crow flies’. Dat is zeg maar van Amsterdam naar Grenoble. En dan ga ik daarna terug naar Parijs om daar de nacht door te brengen. Wel een goeie deal niet? Nou ja, Parijs heet hier Bangassou, maar het blijft een goeie deal. Laatst heb ik met een auto over 45 kilometer twee-en-een-half uur gedaan en ik was daarna blij dat ik er was. Naar M’Boki is het over de weg vast wel ruim 1000 km , dus dan kan je je borst wel natmaken. En als je er dan één keer bent heb je een week nodig om bij te komen van de reis. En dan moet je voor de grap eens uitrekenen wat die Toyota Landcruisers verstoken als ze met twintig kilometer per uur voortkruipen. Dan valt zo’n vliegtuig nog best mee. Nog even los van de kosten is menskracht hier schaars en moet menskracht dus efficient worden ingezet.
Bovendien zijn er in de droge tijd veel meer overvallen. Laatst is er nog een wagen tussen Bria en Bambari overvallen. Twee doden en elf miljoen francs buit.
En nu worden de ambtenaren toch weer betaald. De scholen hebben sinds de aanvang van het seizoen gestaakt, maar nu wil de regering toch overgaan tot gedeeltelijke betaling. Maar hoe krijg je ál die miljoenen veilig op afgelegen bestemmingen? Daar kan ik dan mijn steentje aan bijdragen. Zo help ik de smeerolie in dit land rond te pompen en zo wordt het weer een beetje stabieler hier. Ze waren een beetje bang voor wéér een staatsgreep. Die vind altijd plaats in de droge tijd. Nu dus. Maar de mensen krijgen weer wat geld en dus is er geen directe reden om amok te maken.
En het verschil is zichtbaar. Laatst was ik in Birao. Dat is een plaats in het hoge noorden. Eén keer in de maand komt daar iemand met de auto en een keer in de paar maanden komt daar een vliegtuig. Ze hebben daar dus nog geen geld gezien en de mensen hebben het er echt armoedig in vergelijking met bijvoorbeeld Mobaye en Bangassou.
De dag vóór ik vertrek is het hier altijd een vrolijke drukte. Veel mensen komen brieven brengen en als de schemering valt komen de mensen met zakken geld. Een beetje schichtig soms. De mensen die geld voor de ambtenaren brengen zijn inmiddels wel gehard. Die lopen achteloos elke keer met een paar miljoen in een vuilniszak over straat. Maar er zijn ook firsttimers bij die - á la de vieze man - half fluisterend en om zich heen kijkend mij een paar duizend francs toestoppen : voor moeders. Of voor een zieke. Ik neem eigenlijk alles mee. Het is voor hun de enige manier om geld van A naar B te krijgen en geld moet rollen.
Verder is de katholieke kerk natuurlijk een grote klant van mij. Maar onder dat hoedje bevindt zich ook allerlei volk van divers pluimage. Een Franse dokter met zijn gevolg en een mobiele operatie kamer bijvoorbeeld. Al twintig jaar komt hij hier twee maal per jaar twee weken opereren. Een poosje later zit er dan ineens een Spaanse fysiotherapeut in mijn vliegtuig voor de follow-up.
Artsen zonder Grenzen Spanje zit in en rond een vluchtelingen kamp bij M’Boki, wat tegen Sudan aanligt. Ze bestrijden daar de slaapziekte, die daar lokaal veel slachtoffers maakt. En passant nemen ze ook malaria mee. Heeft u nog een klamboe over, hier zijn ze van harte welkom. Sinds kort wordt die club versterkt door AzG Nederland, die eenzelfde project in het noorden zal opzetten.
Een andere goede klant is het Internationale Rode Kruis. Die houdt zich bezig met het slaan van putten en hygiene in het algemeen. Ze zijn hier pas kort en ze hebben een pilot lopen in de buurt van Bangassou. Ze verwachten op termijn uitbreiding.
En ik moet intussen de boot drijvende houden. De katholieken betalen een tarief waarmee ik – als ik een redelijke bezetting kan realiseren – de benzine kan betalen. AzG en het IRK betalen het volle pond, waardoor ik ook een stukje onderhoud kan wegstrepen. Elke vijftig en elke honderd uur moet het vliegtuig een inspectie ondergaan, wat neerkomt op een financieel zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Het is aardig om te zien dat mijn beginperiode wordt gekenmerkt door een sterk verlies. Nu is de bodem van de schatkist in zicht, maar ik heb het nu ook iets meer in de vingers, waardoor het erop lijkt dat ik quite ga spelen. Maar ik zit toch nog wel angstig dicht bij het randje, dus er moet – voor de zekerheid – geld bij.
Het begint voor mij een sport te worden om - naast optimale dienstverlening – ook een rendabele operatie te runnen.
Maar het wordt nu eerst kerst en dan komt mijn gezin mij drie weken vergezellen ...
In het begin was ik nogal benauwd voor alle geweld, wat me was voorgespiegeld. Maar de C.A.R. blijkt een oase van rust te zijn, temidden van woelige landen zoals Sudan, Tsjad en Zaire.
De Centrafrikanen zijn van nature een vredelievend volkje. Eigenlijk kan je niet spreken van de Centrafrikaan, want het barst hier natuurlijk van de verschillende stammen, maar een overeenkomst is toch wel dat ze niet van herrie houden. In het noorden zijn ze wat meer op hun qui vive dan in het zuiden, maar iedereen is in principe aardig en behulpzaam.
In de grote stad word ik wel eens moe van de mensen die om geld vragen, maar ik heb er wel begrip voor. De mensen krijgen hier per jaar gemiddeld zo’n drie maandsalarissen uitbetaald. En dat is natuurlijk niet heel motiverend. Bovendien word je zo natuurlijk steeds bepaald door waar je nu in vredesnaam het volgende kwartje weer vandaan moet halen. Toch tref je hier geen akelige taferelen aan want eten is er in overdaad en uiteindelijk is dit land met zo’n drie miljoen inwoners buitengewoon schaars bevolkt. Laatst zag ik een treffend voorbeeld in de vorm van een kind, wat lag te dutten onder een boom. Een koeltje woei door de kruin van de boom, met als resultaat dat er drie mango’s op het kind vielen. Als je hier honger hebt, hoef je je hand maar uit te steken.
In het begin keek ik wat verbaasd naar de kaart van de C.A.R. Het wemelt hier van de wegen dus waarom een duur vliegtuig gebruiken, als het ook met de auto kan? Kortgeleden ben ik zelf met de auto een paar dagen onderweg geweest en nu heb ik meer begrip voor de noodzaak van een vliegtuig hier. Het is enorm vermoeiend en het kost heel veel tijd. En het is nu de droge tijd. In de natte tijd zijn hele delen van het land volledig onbereikbaar.
De afstanden hier zijn ook astronomisch in vergelijking met Nederlandse begrippen. Morgen ga ik bijvoorbeeld weer met Artsen zonder Grenzen naar M’Boki. Dat is 850 kilometer ‘as the crow flies’. Dat is zeg maar van Amsterdam naar Grenoble. En dan ga ik daarna terug naar Parijs om daar de nacht door te brengen. Wel een goeie deal niet? Nou ja, Parijs heet hier Bangassou, maar het blijft een goeie deal. Laatst heb ik met een auto over 45 kilometer twee-en-een-half uur gedaan en ik was daarna blij dat ik er was. Naar M’Boki is het over de weg vast wel ruim 1000 km , dus dan kan je je borst wel natmaken. En als je er dan één keer bent heb je een week nodig om bij te komen van de reis. En dan moet je voor de grap eens uitrekenen wat die Toyota Landcruisers verstoken als ze met twintig kilometer per uur voortkruipen. Dan valt zo’n vliegtuig nog best mee. Nog even los van de kosten is menskracht hier schaars en moet menskracht dus efficient worden ingezet.
Bovendien zijn er in de droge tijd veel meer overvallen. Laatst is er nog een wagen tussen Bria en Bambari overvallen. Twee doden en elf miljoen francs buit.
En nu worden de ambtenaren toch weer betaald. De scholen hebben sinds de aanvang van het seizoen gestaakt, maar nu wil de regering toch overgaan tot gedeeltelijke betaling. Maar hoe krijg je ál die miljoenen veilig op afgelegen bestemmingen? Daar kan ik dan mijn steentje aan bijdragen. Zo help ik de smeerolie in dit land rond te pompen en zo wordt het weer een beetje stabieler hier. Ze waren een beetje bang voor wéér een staatsgreep. Die vind altijd plaats in de droge tijd. Nu dus. Maar de mensen krijgen weer wat geld en dus is er geen directe reden om amok te maken.
En het verschil is zichtbaar. Laatst was ik in Birao. Dat is een plaats in het hoge noorden. Eén keer in de maand komt daar iemand met de auto en een keer in de paar maanden komt daar een vliegtuig. Ze hebben daar dus nog geen geld gezien en de mensen hebben het er echt armoedig in vergelijking met bijvoorbeeld Mobaye en Bangassou.
De dag vóór ik vertrek is het hier altijd een vrolijke drukte. Veel mensen komen brieven brengen en als de schemering valt komen de mensen met zakken geld. Een beetje schichtig soms. De mensen die geld voor de ambtenaren brengen zijn inmiddels wel gehard. Die lopen achteloos elke keer met een paar miljoen in een vuilniszak over straat. Maar er zijn ook firsttimers bij die - á la de vieze man - half fluisterend en om zich heen kijkend mij een paar duizend francs toestoppen : voor moeders. Of voor een zieke. Ik neem eigenlijk alles mee. Het is voor hun de enige manier om geld van A naar B te krijgen en geld moet rollen.
Verder is de katholieke kerk natuurlijk een grote klant van mij. Maar onder dat hoedje bevindt zich ook allerlei volk van divers pluimage. Een Franse dokter met zijn gevolg en een mobiele operatie kamer bijvoorbeeld. Al twintig jaar komt hij hier twee maal per jaar twee weken opereren. Een poosje later zit er dan ineens een Spaanse fysiotherapeut in mijn vliegtuig voor de follow-up.
Artsen zonder Grenzen Spanje zit in en rond een vluchtelingen kamp bij M’Boki, wat tegen Sudan aanligt. Ze bestrijden daar de slaapziekte, die daar lokaal veel slachtoffers maakt. En passant nemen ze ook malaria mee. Heeft u nog een klamboe over, hier zijn ze van harte welkom. Sinds kort wordt die club versterkt door AzG Nederland, die eenzelfde project in het noorden zal opzetten.
Een andere goede klant is het Internationale Rode Kruis. Die houdt zich bezig met het slaan van putten en hygiene in het algemeen. Ze zijn hier pas kort en ze hebben een pilot lopen in de buurt van Bangassou. Ze verwachten op termijn uitbreiding.
En ik moet intussen de boot drijvende houden. De katholieken betalen een tarief waarmee ik – als ik een redelijke bezetting kan realiseren – de benzine kan betalen. AzG en het IRK betalen het volle pond, waardoor ik ook een stukje onderhoud kan wegstrepen. Elke vijftig en elke honderd uur moet het vliegtuig een inspectie ondergaan, wat neerkomt op een financieel zwaard van Damocles boven mijn hoofd. Het is aardig om te zien dat mijn beginperiode wordt gekenmerkt door een sterk verlies. Nu is de bodem van de schatkist in zicht, maar ik heb het nu ook iets meer in de vingers, waardoor het erop lijkt dat ik quite ga spelen. Maar ik zit toch nog wel angstig dicht bij het randje, dus er moet – voor de zekerheid – geld bij.
Het begint voor mij een sport te worden om - naast optimale dienstverlening – ook een rendabele operatie te runnen.
Maar het wordt nu eerst kerst en dan komt mijn gezin mij drie weken vergezellen ...
Bidsprinkhaan
Saturday, December 17, 2005
Medecins sans Frontieres enzo ...
De president – Bozizé - heeft ervoor gekozen om met onmiddellijke ingang alle velden in de C.A.R. te barricaderen. Het is geen probleem, maar ik moet nu wel voor élke vlucht naar de gendarme om te vragen of ze de piste willen vrijmaken als ik kom. Desgevraagd vertelt de gendarme dat de maatregel slechts tot het nieuwe jaar geldt. De reden van de verhoogde waakzaamheid vertelt hij me niet. Nou ja, het kan me ook niet echt schelen.
Mijn toestemming om uberhaupt te vliegen verloopt eind december, maar de verlenging daarvan viel erg mee. We mogen nu tot eind juni 2006 vliegen.
Mijn brevet heb ik ook eindelijk in handen. Het is – tijdens mijn tocht naar Birao – door pere Tanneguy geregeld. Super.
En als laatste heb ik nu ook een papiertje, waarop staat dat ik een aanvraag heb ingediend voor een verblijfsvergunning. Mijn visum verliep 5 december. Maar gelukkig kwam iemand erachter, dat ik tot drie maanden na entrée in het land mocht blijven. Dat gaf me de tijd tot 25 december. Gelukkig wordt de aanvraag geregeld door de katholieke missie, maar dan nog.
De Fransen brachten hier de bureaucratie en de Centrafrikanen hebben het geperfectioneerd en tot kunst verheven. Ik moest ik weet niet hoeveel formulieren invullen en zes pasfoto’s inleveren. Bovendien moest ik een uittreksel uit het bevolkingsregister hebben en een bewijs van goed gedrag. Na veel pijn en moeite kon ik uiteindelijk een fax van die twee documenten produceren. En ik dacht dat ik ervan af was. Maar nee, de vader, die zich hiermee bezig hield, bedacht zich dat er ook nog een bewijs van registratie door de consul nodig was. Dat bleek een heel aardige Fransman, die bovendien baas is van Total hier.
Ach, hij was in zijn nopjes dat hij weer even consul was. Elke keer als zijn telefoon ging antwoordde hij lachend : ‘met de consul van Nederland’. Hij praatte zelfs een beetje Nederlands, want hij kwam uit Frans Vlaanderen.
Helemaal blij kwam ik met het gevraagde document bij de vader. Die had inmiddels de andere documenten bestudeerd en verlangde een vertaling in het Frans. Ik wees hem op de Engelse vertaling, maar hij zei dat Frans de nationale taal was. Ik noemde dat Engels de internationale taal was. Waarop hij antwoordde dat hij slechts doorgeefluik was.
Ik heb dus heel sketchy de boel vertaald. Maar de vader wees het af, want er stonden veel meer letters op het oorspronkelijke document, dan op mijn vertaling. Ja, ik had naar de geest vertaald en niet naar de letter.
Dat bewijs van goed gedrag moet ik zelf wel drie keer lezen en dan nog ben ik er niet zeker van of het nu gunstig of ongunstig uitpakt voor mij. En dat uittreksel van het geboorteregister dan, pfffffffff ........ Ik ben bang dat het me even teveel werd en dat ik iets heb geroepen over dat de betreffende ambtenaar dan maar weer terug in zijn boom moest klimmen ofzo. Maar met dergelijke ongenuanceerde uitlatingen kom je in dit land ook niet verder en de geduldige vader wees me daar dan ook op. Ik heb dus uiteindelijk de boel tot genoegen vertaald, waarna ik naar Birao vertrok. Na terugkomst hadden ze nog een copie van mijn paspoort nodig, maar nu is het dan ook rond.
De dagelijkse radioronde wordt voor mij steeds begrijpelijker. Bovendien hebben een aantal sleutelfiguren air-mail. Dat is e-mail, die via de HF radio naar Zuid-Afrika wordt geseind en daarvandaan wordt het bericht op de mallemolen van het internet gezet. Werkt perfect.
Maar het gesproken woord blijft ook belangrijk en dan moet ik wel eens lachen.
Je hebt in Nederland het fenomeen dat je met je buurman communiceert via de e-mail, nietwaar. Om met Koot en Bie te praten (die het over 27 Mc bakkies hebben) : ‘als ik het raam open zet en ik trek m’n scheur open kom ik nóg verder’.
Nu wil het geval, dat in Bangassou nogal wat radioliefhebbers zitten. Ze zitten bijna allemaal op een kluitje op de missie. Een ware wirwar van antennes. Want de antenne voor een HF radio is een enorme hoop draad. Tijdens het radiouurtje communiceert Bangassou veel onderling. Bij tijd en wijle tot ergernis van de rest van de wereld, die er dan niet tussen komt. ‘Als die lui het raam openzetten kunnen ze life met elkaar communiceren en dan laten ze de ether tenminste vrij voor diegenen die het nodig hebben’, zo luidt het commentaar.
Maar goed, ik ben nog maar in de fase dat ik pas net begin te begrijpen wat er gezegd wordt, en als ik het niet meer snap dan roep ik ‘help’ en dan komt er wel iemand meeluisteren.
Donderdag zouden we met vier mensen van MSF naar M’Boki, maar er was iemand ziek geworden.Nou ja, dan maar met zijn drien. Toch een goedbetaalde klus.
En dat is belangrijk, want we zitten bijna aan de grond, financieel gezien. Zo’n tochtje met de bisschop naar Birao betaalt alleen maar de benzine. Een tochtje met MSF betaalt ook een beetje onderhoud. En we zitten weer tegen een honderd uurs inspectie aan en dat kost echt megapegels.
Een tochtje naar M’Boki maak ik liever niet in één keer. Want dat is tegen de vijf uur vliegen en dan gaat voor mij de lol eraf. Dus las ik graag een ‘stop sanitaire’ in. Maar die moest ik dus nu – in verband met de plotselinge barricades – wat duidelijker plannen. Op Bambari zijn ze er goed op ingeschoten. Ze doen niet anders. Maar hier was het duidelijk onwennig. Ze waren het laatste hout nog bij elkaar aan het scharrelen toen ik al op final hing. De baan is echter lang genoeg, dus landden we een eindje verder in het veld.
Bangassou is steeds erg goed voor de inwendige mens. Een flesje gekoelde Cola en een boterham met ‘la vache qui rit’, mmmmmmmmm ...... Bijna banaal.
De drie MSF-ers zijn dames. Een dokter, een zuster en een laborant. Het zijn geen enthousiaste vliegers. Na een eerste, geinteresseerde blik dutten ze weg. Nou ja ze worden tenminste ook niet misselijk en dat vind ik – gezien de turbulentie – beslist een prestatie. Er presteert er zelfs één het om te gaan lezen, terwijl een ander met een laptop aan de slag gaat. Het lijkt potverkoffiebonen wel een zakenvliegtuig.
Omdat het vliegtuig relatief nieuw (en chique) is en omdat er plenty beenruimte is, is dat inderdaad niet een rare vergelijking. Maar een zakenvliegtuig danst over het algemeen niet rond en wij wel. Als je dan ziek wil worden moet je een boek gaan lezen. Maar hoe ze ook hun best doen, ze worden niet misselijk.
Het duurt een eeuwigheid, want uiteindelijk krabbelen we met 85 knopen tegen de wind in. Maar – nadat ik getankt en gekeerd ben – gaat het dan ook als de brandweer voor de wind.
Bangassou is – als steeds – een warme haven om je vermoeide vleugels op te vouwen en het – zoals de Engelsen zeggen – een dag te noemen. Ik lust normaal geen bier, maar ze schuiven het ongevraagd onder mijn neus en Centrafrikaans bier met liefde : ik was het, die het bliefde (vrij naar Anne M.G. Schmidt).
De volgende ochtend neem ik een Spaanse fysiotherapeut (Paco) mee. Hij heeft de follow up gedaan van de operaties, die dokter Honymus eerder verrichtte. Bovendien gaat er een Argentijnse dokter (Marcella) mee, die haar papieren moet verlengen. In Mobaye pikken we nog Kalil (Libanees) op. Dat is nog even spannend, vanwege de grondmist : het dorp is totaal verdwenen. Gelukkig ligt de piste net in de zon, zonder mist.
In Bangui breng ik Paco en Marcella naar maison Combonie, waarbij ik Paco ook nog bereid vind wat post voor me mee te nemen naar Europa.
Maison Combonie is altijd heel bijzonder op het dagelijkse radiorondje. Iedereen begrijpt onmiddellijk waar je het over hebt, als je het over het speciale karakter van de roep van maison Combonie hebt. Het is namelijk pere pezzin (een Italiaan, 85 jaar oud), die op zuiver één toonhoogte meldt ‘maison Combonie est a l’écoute’.
Het is bovendien wel aardig zoals hij heet : Pezzin. Spreek uit ‘Pitsien’. Laten ze nou een zwembad in de tuin hebben, oftewel een piscine. Het doet me onmiddellijk aan Benno Baksteen en zijns gelijken denken ....
Mijn toestemming om uberhaupt te vliegen verloopt eind december, maar de verlenging daarvan viel erg mee. We mogen nu tot eind juni 2006 vliegen.
Mijn brevet heb ik ook eindelijk in handen. Het is – tijdens mijn tocht naar Birao – door pere Tanneguy geregeld. Super.
En als laatste heb ik nu ook een papiertje, waarop staat dat ik een aanvraag heb ingediend voor een verblijfsvergunning. Mijn visum verliep 5 december. Maar gelukkig kwam iemand erachter, dat ik tot drie maanden na entrée in het land mocht blijven. Dat gaf me de tijd tot 25 december. Gelukkig wordt de aanvraag geregeld door de katholieke missie, maar dan nog.
De Fransen brachten hier de bureaucratie en de Centrafrikanen hebben het geperfectioneerd en tot kunst verheven. Ik moest ik weet niet hoeveel formulieren invullen en zes pasfoto’s inleveren. Bovendien moest ik een uittreksel uit het bevolkingsregister hebben en een bewijs van goed gedrag. Na veel pijn en moeite kon ik uiteindelijk een fax van die twee documenten produceren. En ik dacht dat ik ervan af was. Maar nee, de vader, die zich hiermee bezig hield, bedacht zich dat er ook nog een bewijs van registratie door de consul nodig was. Dat bleek een heel aardige Fransman, die bovendien baas is van Total hier.
Ach, hij was in zijn nopjes dat hij weer even consul was. Elke keer als zijn telefoon ging antwoordde hij lachend : ‘met de consul van Nederland’. Hij praatte zelfs een beetje Nederlands, want hij kwam uit Frans Vlaanderen.
Helemaal blij kwam ik met het gevraagde document bij de vader. Die had inmiddels de andere documenten bestudeerd en verlangde een vertaling in het Frans. Ik wees hem op de Engelse vertaling, maar hij zei dat Frans de nationale taal was. Ik noemde dat Engels de internationale taal was. Waarop hij antwoordde dat hij slechts doorgeefluik was.
Ik heb dus heel sketchy de boel vertaald. Maar de vader wees het af, want er stonden veel meer letters op het oorspronkelijke document, dan op mijn vertaling. Ja, ik had naar de geest vertaald en niet naar de letter.
Dat bewijs van goed gedrag moet ik zelf wel drie keer lezen en dan nog ben ik er niet zeker van of het nu gunstig of ongunstig uitpakt voor mij. En dat uittreksel van het geboorteregister dan, pfffffffff ........ Ik ben bang dat het me even teveel werd en dat ik iets heb geroepen over dat de betreffende ambtenaar dan maar weer terug in zijn boom moest klimmen ofzo. Maar met dergelijke ongenuanceerde uitlatingen kom je in dit land ook niet verder en de geduldige vader wees me daar dan ook op. Ik heb dus uiteindelijk de boel tot genoegen vertaald, waarna ik naar Birao vertrok. Na terugkomst hadden ze nog een copie van mijn paspoort nodig, maar nu is het dan ook rond.
De dagelijkse radioronde wordt voor mij steeds begrijpelijker. Bovendien hebben een aantal sleutelfiguren air-mail. Dat is e-mail, die via de HF radio naar Zuid-Afrika wordt geseind en daarvandaan wordt het bericht op de mallemolen van het internet gezet. Werkt perfect.
Maar het gesproken woord blijft ook belangrijk en dan moet ik wel eens lachen.
Je hebt in Nederland het fenomeen dat je met je buurman communiceert via de e-mail, nietwaar. Om met Koot en Bie te praten (die het over 27 Mc bakkies hebben) : ‘als ik het raam open zet en ik trek m’n scheur open kom ik nóg verder’.
Nu wil het geval, dat in Bangassou nogal wat radioliefhebbers zitten. Ze zitten bijna allemaal op een kluitje op de missie. Een ware wirwar van antennes. Want de antenne voor een HF radio is een enorme hoop draad. Tijdens het radiouurtje communiceert Bangassou veel onderling. Bij tijd en wijle tot ergernis van de rest van de wereld, die er dan niet tussen komt. ‘Als die lui het raam openzetten kunnen ze life met elkaar communiceren en dan laten ze de ether tenminste vrij voor diegenen die het nodig hebben’, zo luidt het commentaar.
Maar goed, ik ben nog maar in de fase dat ik pas net begin te begrijpen wat er gezegd wordt, en als ik het niet meer snap dan roep ik ‘help’ en dan komt er wel iemand meeluisteren.
Donderdag zouden we met vier mensen van MSF naar M’Boki, maar er was iemand ziek geworden.Nou ja, dan maar met zijn drien. Toch een goedbetaalde klus.
En dat is belangrijk, want we zitten bijna aan de grond, financieel gezien. Zo’n tochtje met de bisschop naar Birao betaalt alleen maar de benzine. Een tochtje met MSF betaalt ook een beetje onderhoud. En we zitten weer tegen een honderd uurs inspectie aan en dat kost echt megapegels.
Een tochtje naar M’Boki maak ik liever niet in één keer. Want dat is tegen de vijf uur vliegen en dan gaat voor mij de lol eraf. Dus las ik graag een ‘stop sanitaire’ in. Maar die moest ik dus nu – in verband met de plotselinge barricades – wat duidelijker plannen. Op Bambari zijn ze er goed op ingeschoten. Ze doen niet anders. Maar hier was het duidelijk onwennig. Ze waren het laatste hout nog bij elkaar aan het scharrelen toen ik al op final hing. De baan is echter lang genoeg, dus landden we een eindje verder in het veld.
Bangassou is steeds erg goed voor de inwendige mens. Een flesje gekoelde Cola en een boterham met ‘la vache qui rit’, mmmmmmmmm ...... Bijna banaal.
De drie MSF-ers zijn dames. Een dokter, een zuster en een laborant. Het zijn geen enthousiaste vliegers. Na een eerste, geinteresseerde blik dutten ze weg. Nou ja ze worden tenminste ook niet misselijk en dat vind ik – gezien de turbulentie – beslist een prestatie. Er presteert er zelfs één het om te gaan lezen, terwijl een ander met een laptop aan de slag gaat. Het lijkt potverkoffiebonen wel een zakenvliegtuig.
Omdat het vliegtuig relatief nieuw (en chique) is en omdat er plenty beenruimte is, is dat inderdaad niet een rare vergelijking. Maar een zakenvliegtuig danst over het algemeen niet rond en wij wel. Als je dan ziek wil worden moet je een boek gaan lezen. Maar hoe ze ook hun best doen, ze worden niet misselijk.
Het duurt een eeuwigheid, want uiteindelijk krabbelen we met 85 knopen tegen de wind in. Maar – nadat ik getankt en gekeerd ben – gaat het dan ook als de brandweer voor de wind.
Bangassou is – als steeds – een warme haven om je vermoeide vleugels op te vouwen en het – zoals de Engelsen zeggen – een dag te noemen. Ik lust normaal geen bier, maar ze schuiven het ongevraagd onder mijn neus en Centrafrikaans bier met liefde : ik was het, die het bliefde (vrij naar Anne M.G. Schmidt).
De volgende ochtend neem ik een Spaanse fysiotherapeut (Paco) mee. Hij heeft de follow up gedaan van de operaties, die dokter Honymus eerder verrichtte. Bovendien gaat er een Argentijnse dokter (Marcella) mee, die haar papieren moet verlengen. In Mobaye pikken we nog Kalil (Libanees) op. Dat is nog even spannend, vanwege de grondmist : het dorp is totaal verdwenen. Gelukkig ligt de piste net in de zon, zonder mist.
In Bangui breng ik Paco en Marcella naar maison Combonie, waarbij ik Paco ook nog bereid vind wat post voor me mee te nemen naar Europa.
Maison Combonie is altijd heel bijzonder op het dagelijkse radiorondje. Iedereen begrijpt onmiddellijk waar je het over hebt, als je het over het speciale karakter van de roep van maison Combonie hebt. Het is namelijk pere pezzin (een Italiaan, 85 jaar oud), die op zuiver één toonhoogte meldt ‘maison Combonie est a l’écoute’.
Het is bovendien wel aardig zoals hij heet : Pezzin. Spreek uit ‘Pitsien’. Laten ze nou een zwembad in de tuin hebben, oftewel een piscine. Het doet me onmiddellijk aan Benno Baksteen en zijns gelijken denken ....
Thursday, December 15, 2005
Bij de zusters in Kouango
Tuesday, December 13, 2005
Birao
07-12-2005
Poe hee, het is teveel om allemaal op te schrijven ....
Wat?
Nou , ik ben vijf dagen met de bisschop van Bambari en zijn trawanten op stap geweest. In het hoge noorden. Dat klinkt koud, maar dat is het niet. Ver weg is het wel. Iemand zei iets van elfhonderd kilometer vanaf Bangui. Bovendien moesten we daar nog een lokale vlucht maken. Dus ik had dertien blikken benzine mee van elk twintig liter.
De hoofdpost in het noorden is Birao. Ooit een prachtige missiepost en -kerk. Een beetje Mexicaans doet het aan. Witgepleisterd en met zo’n veranda waar normaalgesproken een cowboy rondhangt. Veel zand ook en veel ezeltjes, hét vervoermiddel. Direct naast de missie ligt de landingsbaan met aan het eind een hangar. Je kunt er zó naar binnen rijden.
Ooit ....
Het is allemaal vergane glorie. Er zijn geen paters meer en er zijn geen zusters meer. Het is totaal vervallen en vies.
Geen stromend water, geen klamboe, geen handdoek.
Wel een WC met bril (doorspoelen met een emmer) en een generator die het doet.
Gekookt wordt er op een houtvuurtje : het resultaat mag er zijn!
De landingsbaan was volgens Helmut nog wel bruikbaar, maar dat was echt niet zo. Gelukkig ligt er twaalf kilometer verderop een grote baan, net op de rand waar het harde laterite overgaat in het mulle zand.
Er zijn niet genoeg paters om alle posten te bemannen. Dus werkt het hier volgens het principe van vliegende keep. Maar dit is zo’n uithoek dat de bisschop – die pas een jaar het roer in handen heeft – hier nog geen bezoek heeft gebracht. Bovendien wordt de ene vliegende keep vervangen door een ander en zo slaan we twee vliegen in één klap. Onze missie deze vijf dagen is dus puur religieus van aard. Ik ben benieuwd.
We werden ontvangen door een dansende en zingende groep met trommels. Erg dynamisch, erg leuk. Het thema – in steeds andere vorm – was zeg maar ‘baltsen’. Steeds werd – door een centrale leider – een jongen en een meisje in de kring getrokken en die gingen dan met elkaar dansen. Soms gingen ze ook op zijn Indiaans een rondedans doen. Wat zijn wij dan zielig met onze klompendans. Vreselijk.
’s Avonds werd het nog eens dunnetjes overgedaan rondom een bulderend kampvuur onder een glinsterende nachthemel vol sterren. Werkelijk om stil van te worden.
08-12-2005
Deze dag werd gebruikt om Birao zelf te verkennen. Ik heb er niet heel veel van meegekregen.
Er hangt hier een heel andere sfeer dan in bijvoorbeeld Mobaye. Toen ik een ommetje wilde gaan maken vond de bisschop dat niet zo’n heel goed plan. Later legde hij me onder vier ogen uit, dat het hier sterft van de bandieten. Hij vertelde dat een vlieger zelfs eens ín de missie is gekidnapt. Vervolgens moest hij met het geboefte ergens heen vliegen. Later werd me door een gendarme een fax onder de neus geduwd, gedateerd op die dag, waarin stond dat de Tsjadiens grensoverschreidend bezig waren. Het gaat niet goed in Tsjad op het moment en als die president kiept kon het ook in de CAR wel eens hommeles worden.
Nou ja ....
Op mijn wandelingetje – wat ik dus wel gemaakt heb, maar kort – werd ik twee keer uitgenodigd het lokale bier te proeven. Een melkerig wit goedje. Ik vond het niet lekker. De tweede keer werd het me door een militair aangeboden, die al behoorlijk heen was. Voor de eerste keer in mijn leven snapte ik de weerzin, die niet-dronken-mensen hebben tegenover wel-dronken-mensen.
09-12-2005
Vandaag gaan we naar Takalama. Dat is een dorp wat vijfenveertig kilometer verderop ligt. Dat kan alleen maar met een auto, maar ... we hebben alleen maar een vliegtuig. Gelukkig mogen we met de sherrif mee. Een heel geschikte kerel. Bovendien krijgen we drie mensen mee, die een kalashnikov bij zich hebben. De sherrif heeft er zelf ook één (AK 47, het getal staat voor het bouwjaar!). Het is een blauwe Toyota pick up, hetgeen impliceert dat de sherrif en de bisschop in de cabine zittenn en dat wij in de bak zitten. Nou je snapt, dat is echt geen straf.
En voor mijn verwonderde ogen rijden wij het land van Daktari binnen. Voor het eerst maak ik aan den lijve mee, wat dat betekent : je per auto verplaatsen in dit land. Al die tijd vond ik het vliegtuig stiekum een wat overdreven dure liefhebberij (net zoals de Philips vliegdienst een hobby van Frits zaliger was). Maar vijfenveertig kilometer betekend op dit stuk – wat overigens RN5 is – twee-en-een-half uur rijden en dat is toch wel weer vermoeiend. Maar het is wel echt mooi. De vierwiel aandrijving komt in het mulle zand regelmatig van pas. Er zijn hier ook niet van die gemene gaten, zoals je die in het laterite tegenkomt. Het rijdt op zich mooi gelijkmatig.
Als we in het dorp aankomen blijkt dat de boodschap, dat we vandaag op bezoek zullen komen, niet is doorgekomen. Alle mensen zijn op het veld aan het werk. Alleen een paar vrouwen en kinderen komen kijken wat er aan de hand is. Al gauw gaan we het dorp eens verkennen. Er staan een stuk of twintig hutjes en een kerk en een school zonder muren. De school is in bedrijf en bestaat uit één lokaal. Het is werkelijk precies zoals je je dat voorstelt. Geweldig.
Eenmaal terug worden we verwend met mintthee uit Sudan en koffie uit Mobaye. Allemaal even zoet. De sherrif legt uit dat dat tegen de hitte is. Ik vraag hem verbaasd of dat dat dan geen zout moet zijn?? Maar nee, de mensen eten hier helemaal niet zout en ik moet zeggen dat het me prima bevalt. Normaal walg ik van zoete thee en té zoete koffie, maar dit is écht lekker en het voorziet in een behoefte, lijkt het.
Zo langzamerhand loopt het tegen het middaguur en er wordt zowaar zelfs een lunch te voorschijn getoverd. De lunch bestaat hier uit maniok (schijnt voor de verandering uit Amerika overgewaaid te zijn) en vlees. Vooraf gaat er een grote bak water rond waarin je je handen kunt wassen. Er staat één grote schaal maniok, één grote schaal vlees en één grote schaal (drink) water. Dig in krijgt hier – zoals zoveel dingen – een heel letterlijke betekenis. Het is heel gezellig en - hoewel maniok niet mijn lievelingskostje is - wordt het op deze manier toch wel heel aantrekkelijk. Trouwens ook wel apart om te zien hoe onafscheidelijk de mensen van hun wapens zijn. De kalashnikov op schoot en maniok graven en soppen met je rechterhand. Eerst was ik wel een beetje beduust door al die wapens, maar er blijken heel aardige mensen mee rond te lopen. En zo vallen één voor één al je vooroordelen om.
Ook de bisschop vond ik maar een harteloze kerel. Een Centrafrikaan, die bij zijn eigen mensen de zweep erover legt. Maar in deze dagen heb ik hem leren kennen als een hardwerkend en hartelijk mens, met veel oog voor individuen.
Het begon altijd met een mis. Daarin ging hij dan voor en naast de bijbelse toelichting gaf hij ook een uitgebreide toelichting op wat wij hier nu eigenlijk kwamen doen. Daarbij bleef hij niet achter het altaar staan, maar begaf hij zich midden tussen de mensen. Het was vaak zo druk, dat de mensen het buiten op video schermen moesten volgen (nee hoor, grapje, er was nergens stroom, behalve in Birao). Maar ze stonden wel buiten en dan liep de bisschop ook even naar buiten om ze te begroeten. Het deed ze zichtbaar goed. Een algemene beleving was, dat men het hoge noorden vergeten was. En zo stak de bisschop hun echt een hart onder de riem.
Was het tijdens de mis al een bescheiden dialoog, met veel humor en body language van de bisschop overigens. Na de mis werd er een vergadering belegd om echt spijkers met koppen te slaan. Sommige mensen hadden echt tijd nodig om hun grieven of noden uit te spreken en de bisschop onderbrak ze daarbij niet. Vervolgens gaf hij – steeds tot tevredenheid – antwoord. Hij kon natuurlijk lang niet altijd voor Sinterklaas spelen, maar dan had hij wel een plausibele verklaring waarom het niet op stel en sprong kon. Ik was er erg van onder de indruk. Misschien kwam dat wel, omdat het beeld wat ik nu te zien kreeg zo’n contrast vormde met mijn vooroordeel.
Als afscheidscadeau krijgt de bisschop een haan. Een ouwe blijkt die avond, als we ons er wild op kouwen.
10-12-2005
Vandaag gaan we naar Ouanda Djalle, dat ligt 80 mijl zuid van Birao. Helmut heeft me verteld dat je op de piste van Birao best kan landen, maar dat ging dus echt niet. Over Ouanda Djalle heeft hij gezegd dat ik geweldig moet oppassen. Een waardeloze strip. Het is gewoon een stukje RN5, wat is rechtgetrokken. Daarbij is het hoog en warm, waardoor de motor slecht presteerd én het is kort.
De originele gedachte was, om er op weg naar huis langs te gaan. Het ligt op de route. Maar op een dergelijke manier bang gemaakt en met een stukje ‘hands on’ ervaring met RN5 besluit ik om niet meer dan twee mensen mee te nemen en geen bagage. Dat wordt dus een retour. Het gaat gelukkig goed met de brandstofvoorraad.
Op weg ernaartoe komen we opeens een raar gebergte tegen. Het is laag maar steil en puntig temidden van een vlakte. En ineens zie ik in mijn gedachten de Alpen over een miljoen jaar. Natuurlijk zijn we lekker doorgegaan met skien en de dalen zijn helemaal door de erosie gevuld. Alleen de toppen steken er hier en daar nog bovenuit. Het is een raar gezicht, maar de enige andere keer dat ik iets dergelijks zag, was in Frankrijk. Daar ging het om oude vulkanen. Die kunnen ook zo plompverloren uit de vlakte opkomen. Maar ik begrijp dat dat hier niet de oorzaak is.
Ouanda Djalle ligt in de schaduw van een geweldige, kale rots in de vorm van grofweg een hoofd. Het blijkt een heilige rots te zijn, Moenyoe genaamt. Dat is niet moendjoe (blanke), want dat is Sango en dit is Yale (geloof ik). Ik ben vergeten te vragen wat dat betekent. Maar de rots is erg indrukwekkend. Het doet een beetje denken aan het Eirs Rock fenomeen in Australie.
De mensen zijn steeds ontzettend hartelijk en nieuwsgierig. Om een praatje zit ik niet gauw verlegen en je hebt hier niet het hinderlijke gebedel van Bangui. Ze zijn gewoon oprecht nieuwsgierig en ik ook, dus dat komt goed uit.
Hier is het bericht dat we komen wél goed doorgekomen en daarom ziet het op de piste – die overigens in heel goede staat blijkt - zwart van de mensen. Met gezang en gejodel (van de dames) worden we naar de kerk meegevoerd. Daar doet de bisschop weer zijn ding en bovendien gaan we nog bij de sous-prefect langs en de burgemeester. Van de sous-prefect kregen we een ... kip cadeau.
De mensen hier kunnen trouwens wonderschoon zingen. Ze verzinnen hun liederen zelf en ze gebruiken veel variatie. Voorzangers, meerstemmig, trommels, verrassende maatindelingen en – wat voor mij vreemd is – ze maken veel gebruik van dissonanten. En dat vind ik heel mooi.
Op de terugweg hebben we ons – vanwege de tegenwind – niet al te hoog gewaagd en zo vlogen we door de dalen van dat rare gebergte terug. Heel onwezenlijk. Heel mooi met het lage avondlicht.
Of de kip weer een ouwe taaie was, dat weet ik niet, want we werden bij de sous-prefect in Birao voor het eten genodigd. Hij heeft geen generator en zo zaten we bij maanlicht op zijn terras te smullen van rijst met vlees. Ik vond dat heel bijzonder.
Overigens is het in het binnenland meestal heerlijk stil in vergelijking met Bangui, maar in Birao is het tot diep in de nacht een verschrikkelijke herrie. Alom staan er honden te janken en te blaffen. En als de honden hun stem een beetje beginnen te verliezen dan nemen de ezels het stokje over. Ik heb niet veel geslapen.
11-12-2005
Want vandaag gaan we naar Am-Dafock. Dat ligt direct aan de Sudanese grens en het is vijfenzestig kilometer rijden. Ik heb nog blauwe billen van eergisteren, dus ik maak me wel een beetje zorgen.
Om 04:00 uur vertrekken we al, want het is ruim drie uur rijden. Gelukkig vind ik een prettig plekje met mijn rug tegen de cabine. Het is stikdonker. De maan is ondergegaan. Ik kijk achteruit en ik zie een sterrenhemel, die de zintuigen tart. Je kan je nu zo levendig voorstellen, dat men vroeger dacht aan een kaasstolpmodel. Het is hier ook nog eens redelijk hoog, waardoor de sterren echt waanzinnig helder zijn.
We zitten met twaalf man in de bak en dat is wel vol. Ik vind het ook wel eng, maar de anderen schijnen daar geen last van te hebben. Het hobbelt natuurlijk nogal en je zal er maar afkukelen. Ik zit op de voorhoek en ik hou met een schuin oog de man op de achterhoek in de gaten. Als hij een duik neemt, doe ik dat ook want dan komt er weer een tak langszwiepen. En vaak zitten daar flinke stekels aan.
Ik kreeg een enorme klap op mijn hoofd en ik kwam er pas een dag later achter, dat er nog een heftige stekel in mijn hoofd zat (ik dacht dat het geronnen bloed was). Ach ja, ik ben nu éénmaal een ongevoelige jongen. Daarnaast kreeg ik natuurlijk talloze schrammen op mijn armen. Maar het was echt supergaaf. Na een poosje vingen onze koplampen een ongewoon schouwspel. Eerst zagen we een paar grote zakken en toen we verder de hoek omkwamen stond daar een grote vrachtwagen, gedeeltelijk ontladen, gedeeltelijk opgekrikt : pech. Allerlei mensen, die eromheen lagen te slapen, krabbelden overeind. Het was natuurlijk niet vanzelfsprekend dat we niets kwaads in de zin hadden, maar gelukkig hadden ze dat gauw genoeg in de gaten. Ze vertelden dat ze het wel gingen rooien en wij reden er gewoon omheen.
Deze weg is RN8 en volgens de kaart is die groter dan RN5. Je kon hier en daar inderdaad harder rijden, maar hier en daar was er ook echt geen weg meer en reden we dwars door het veld tot we weer een spoor tegenkwamen.
En dan wordt het langzaam licht en beginnen die donkere gezichten trekken te vertonen, waardoor ik mensen begin te herkennen. Helaas komen we geen wilde beesten tegen.
Nou ja.
Er zijn wel allemaal mooie vogels. Ooievaars zijn er ook.
Het heeft hier wel iets van de duinen. Bovendien vallen ook hier de blaadjes nu van de bomen.
De dorpjes waar we soms doorrijden zijn ook schattig om te zien. Ze maken hier – in tegenstelling tot Mobaye en Bangassou - veel schuttingen om hun huis. Dat schijnt typisch bij muzelmannen te horen. Ze maken die door bamboe te weven. Ze hebben ook allemaal een gevlochten grote mand op een verhoging. Voor de oogst : witte bonen of pinda’s.
In Am-Dafock gaan we eerst op bezoek bij de broer van de sherrif. Die ontvangt ons weer met heerlijke zoete thee. En hij heeft twee grote schildpadden. Die lopen hier ook in het wild en ze schijnen heerlijk te zijn. Door de kinderen worden ze als skelter gebruikt. Ze kunnen wel honderd jaar worden. Het gekke is dat bij schildpadden het venijn in de staart zit : aan het achtereind zitten een paar grijpers, die botten kunnen breken. Ik heb het niet uitgeprobeerd.
Daarna gaan we naar de kerk en het is grappig om te zien dat alle kerken hier in de regio hetzelfde model hebben. In Birao hangt een echte klok, maar meestal hangt er een velg van een vrachtwagen, waarop geslagen wordt. Het begint met een entree met een trapgevel eindigend in een kruis (ja de eerste pater hier was een Nederlander). Daarna komt het platte dak, wat schuin afloopt tot aan het altaar. De ruimte waar de gemeente zit en de ruimte waar het altaar staat zijn verschillend en de muur ertussen heeft een grote opening, maar je krijgt er toch een poppenkast gevoel bij. Zeker als de koster ineens om de hoek kijkt. Je krijgt dan echt de neiging om te gaan roepen dat Jan Klaassen zich rechtsonder heeft verstopt.
Ik loop met een jongen wat te buurten en we lopen naar Sudan. Het eigenaardige is dat – wat ik van Sudan zie – erg op Nederland lijkt : groen, plat, hier en daar een boom (coulisseneffect) en heel veel koeien. Ik begrijp dat het verderop toch weer geel wordt.
Het is eigenlijk een meer. Maar in de droge tijd staat er niet veel water. Dat maakt trouwens ook het vissen makkelijker. Er schijnt veel vis te zitten hier.
Dat soort plekken zie je vanuit de lucht wel vaker. Het zijn grote groene platte vlaktes. Ik zit vaak te denken aan wat ik moet doen als ik motorstoring krijg en dan ziet zoiets er heel aantrekkelijk uit. Maar als je dan onder een bepaalde hoek met de zon zit, zie je het ineens overal glinsteren : water. Maar als je er schuin overheen kijkt lijkt het een massief grasveld.
Op de terugweg komen we op het laatst de vrachtwagen rijdend tegen. Hij heeft het kunnen repareren. Knap hoor. De mensen hier kunnen wel improviseren.
12-12-2005
De terugweg is niet spannend. Uiteindelijk kom ik met nog meer dan genoeg benzine over thuis. We hebben wat je noemt de wind mee gehad. Maar als ik nu dacht dat ik even kan relaxen heb ik het mis. De één na de ander komt op bezoek of belt op. Ze willen post meegeven. Ze willen post halen. Ze willen mee. Ik moet geld regelen. MSF wil een speciale vlucht. Een Frans-Centrafrikaans stel wil naar Bangassou. Om half zeven loop ik nog in dezelfde bezwete kleren rond waarin ik de afgelopen vijf dagen heb rondgelopen. Maar ik heb wel het gevoel dat ik leef.
Poe hee, het is teveel om allemaal op te schrijven ....
Wat?
Nou , ik ben vijf dagen met de bisschop van Bambari en zijn trawanten op stap geweest. In het hoge noorden. Dat klinkt koud, maar dat is het niet. Ver weg is het wel. Iemand zei iets van elfhonderd kilometer vanaf Bangui. Bovendien moesten we daar nog een lokale vlucht maken. Dus ik had dertien blikken benzine mee van elk twintig liter.
De hoofdpost in het noorden is Birao. Ooit een prachtige missiepost en -kerk. Een beetje Mexicaans doet het aan. Witgepleisterd en met zo’n veranda waar normaalgesproken een cowboy rondhangt. Veel zand ook en veel ezeltjes, hét vervoermiddel. Direct naast de missie ligt de landingsbaan met aan het eind een hangar. Je kunt er zó naar binnen rijden.
Ooit ....
Het is allemaal vergane glorie. Er zijn geen paters meer en er zijn geen zusters meer. Het is totaal vervallen en vies.
Geen stromend water, geen klamboe, geen handdoek.
Wel een WC met bril (doorspoelen met een emmer) en een generator die het doet.
Gekookt wordt er op een houtvuurtje : het resultaat mag er zijn!
De landingsbaan was volgens Helmut nog wel bruikbaar, maar dat was echt niet zo. Gelukkig ligt er twaalf kilometer verderop een grote baan, net op de rand waar het harde laterite overgaat in het mulle zand.
Er zijn niet genoeg paters om alle posten te bemannen. Dus werkt het hier volgens het principe van vliegende keep. Maar dit is zo’n uithoek dat de bisschop – die pas een jaar het roer in handen heeft – hier nog geen bezoek heeft gebracht. Bovendien wordt de ene vliegende keep vervangen door een ander en zo slaan we twee vliegen in één klap. Onze missie deze vijf dagen is dus puur religieus van aard. Ik ben benieuwd.
We werden ontvangen door een dansende en zingende groep met trommels. Erg dynamisch, erg leuk. Het thema – in steeds andere vorm – was zeg maar ‘baltsen’. Steeds werd – door een centrale leider – een jongen en een meisje in de kring getrokken en die gingen dan met elkaar dansen. Soms gingen ze ook op zijn Indiaans een rondedans doen. Wat zijn wij dan zielig met onze klompendans. Vreselijk.
’s Avonds werd het nog eens dunnetjes overgedaan rondom een bulderend kampvuur onder een glinsterende nachthemel vol sterren. Werkelijk om stil van te worden.
08-12-2005
Deze dag werd gebruikt om Birao zelf te verkennen. Ik heb er niet heel veel van meegekregen.
Er hangt hier een heel andere sfeer dan in bijvoorbeeld Mobaye. Toen ik een ommetje wilde gaan maken vond de bisschop dat niet zo’n heel goed plan. Later legde hij me onder vier ogen uit, dat het hier sterft van de bandieten. Hij vertelde dat een vlieger zelfs eens ín de missie is gekidnapt. Vervolgens moest hij met het geboefte ergens heen vliegen. Later werd me door een gendarme een fax onder de neus geduwd, gedateerd op die dag, waarin stond dat de Tsjadiens grensoverschreidend bezig waren. Het gaat niet goed in Tsjad op het moment en als die president kiept kon het ook in de CAR wel eens hommeles worden.
Nou ja ....
Op mijn wandelingetje – wat ik dus wel gemaakt heb, maar kort – werd ik twee keer uitgenodigd het lokale bier te proeven. Een melkerig wit goedje. Ik vond het niet lekker. De tweede keer werd het me door een militair aangeboden, die al behoorlijk heen was. Voor de eerste keer in mijn leven snapte ik de weerzin, die niet-dronken-mensen hebben tegenover wel-dronken-mensen.
09-12-2005
Vandaag gaan we naar Takalama. Dat is een dorp wat vijfenveertig kilometer verderop ligt. Dat kan alleen maar met een auto, maar ... we hebben alleen maar een vliegtuig. Gelukkig mogen we met de sherrif mee. Een heel geschikte kerel. Bovendien krijgen we drie mensen mee, die een kalashnikov bij zich hebben. De sherrif heeft er zelf ook één (AK 47, het getal staat voor het bouwjaar!). Het is een blauwe Toyota pick up, hetgeen impliceert dat de sherrif en de bisschop in de cabine zittenn en dat wij in de bak zitten. Nou je snapt, dat is echt geen straf.
En voor mijn verwonderde ogen rijden wij het land van Daktari binnen. Voor het eerst maak ik aan den lijve mee, wat dat betekent : je per auto verplaatsen in dit land. Al die tijd vond ik het vliegtuig stiekum een wat overdreven dure liefhebberij (net zoals de Philips vliegdienst een hobby van Frits zaliger was). Maar vijfenveertig kilometer betekend op dit stuk – wat overigens RN5 is – twee-en-een-half uur rijden en dat is toch wel weer vermoeiend. Maar het is wel echt mooi. De vierwiel aandrijving komt in het mulle zand regelmatig van pas. Er zijn hier ook niet van die gemene gaten, zoals je die in het laterite tegenkomt. Het rijdt op zich mooi gelijkmatig.
Als we in het dorp aankomen blijkt dat de boodschap, dat we vandaag op bezoek zullen komen, niet is doorgekomen. Alle mensen zijn op het veld aan het werk. Alleen een paar vrouwen en kinderen komen kijken wat er aan de hand is. Al gauw gaan we het dorp eens verkennen. Er staan een stuk of twintig hutjes en een kerk en een school zonder muren. De school is in bedrijf en bestaat uit één lokaal. Het is werkelijk precies zoals je je dat voorstelt. Geweldig.
Eenmaal terug worden we verwend met mintthee uit Sudan en koffie uit Mobaye. Allemaal even zoet. De sherrif legt uit dat dat tegen de hitte is. Ik vraag hem verbaasd of dat dat dan geen zout moet zijn?? Maar nee, de mensen eten hier helemaal niet zout en ik moet zeggen dat het me prima bevalt. Normaal walg ik van zoete thee en té zoete koffie, maar dit is écht lekker en het voorziet in een behoefte, lijkt het.
Zo langzamerhand loopt het tegen het middaguur en er wordt zowaar zelfs een lunch te voorschijn getoverd. De lunch bestaat hier uit maniok (schijnt voor de verandering uit Amerika overgewaaid te zijn) en vlees. Vooraf gaat er een grote bak water rond waarin je je handen kunt wassen. Er staat één grote schaal maniok, één grote schaal vlees en één grote schaal (drink) water. Dig in krijgt hier – zoals zoveel dingen – een heel letterlijke betekenis. Het is heel gezellig en - hoewel maniok niet mijn lievelingskostje is - wordt het op deze manier toch wel heel aantrekkelijk. Trouwens ook wel apart om te zien hoe onafscheidelijk de mensen van hun wapens zijn. De kalashnikov op schoot en maniok graven en soppen met je rechterhand. Eerst was ik wel een beetje beduust door al die wapens, maar er blijken heel aardige mensen mee rond te lopen. En zo vallen één voor één al je vooroordelen om.
Ook de bisschop vond ik maar een harteloze kerel. Een Centrafrikaan, die bij zijn eigen mensen de zweep erover legt. Maar in deze dagen heb ik hem leren kennen als een hardwerkend en hartelijk mens, met veel oog voor individuen.
Het begon altijd met een mis. Daarin ging hij dan voor en naast de bijbelse toelichting gaf hij ook een uitgebreide toelichting op wat wij hier nu eigenlijk kwamen doen. Daarbij bleef hij niet achter het altaar staan, maar begaf hij zich midden tussen de mensen. Het was vaak zo druk, dat de mensen het buiten op video schermen moesten volgen (nee hoor, grapje, er was nergens stroom, behalve in Birao). Maar ze stonden wel buiten en dan liep de bisschop ook even naar buiten om ze te begroeten. Het deed ze zichtbaar goed. Een algemene beleving was, dat men het hoge noorden vergeten was. En zo stak de bisschop hun echt een hart onder de riem.
Was het tijdens de mis al een bescheiden dialoog, met veel humor en body language van de bisschop overigens. Na de mis werd er een vergadering belegd om echt spijkers met koppen te slaan. Sommige mensen hadden echt tijd nodig om hun grieven of noden uit te spreken en de bisschop onderbrak ze daarbij niet. Vervolgens gaf hij – steeds tot tevredenheid – antwoord. Hij kon natuurlijk lang niet altijd voor Sinterklaas spelen, maar dan had hij wel een plausibele verklaring waarom het niet op stel en sprong kon. Ik was er erg van onder de indruk. Misschien kwam dat wel, omdat het beeld wat ik nu te zien kreeg zo’n contrast vormde met mijn vooroordeel.
Als afscheidscadeau krijgt de bisschop een haan. Een ouwe blijkt die avond, als we ons er wild op kouwen.
10-12-2005
Vandaag gaan we naar Ouanda Djalle, dat ligt 80 mijl zuid van Birao. Helmut heeft me verteld dat je op de piste van Birao best kan landen, maar dat ging dus echt niet. Over Ouanda Djalle heeft hij gezegd dat ik geweldig moet oppassen. Een waardeloze strip. Het is gewoon een stukje RN5, wat is rechtgetrokken. Daarbij is het hoog en warm, waardoor de motor slecht presteerd én het is kort.
De originele gedachte was, om er op weg naar huis langs te gaan. Het ligt op de route. Maar op een dergelijke manier bang gemaakt en met een stukje ‘hands on’ ervaring met RN5 besluit ik om niet meer dan twee mensen mee te nemen en geen bagage. Dat wordt dus een retour. Het gaat gelukkig goed met de brandstofvoorraad.
Op weg ernaartoe komen we opeens een raar gebergte tegen. Het is laag maar steil en puntig temidden van een vlakte. En ineens zie ik in mijn gedachten de Alpen over een miljoen jaar. Natuurlijk zijn we lekker doorgegaan met skien en de dalen zijn helemaal door de erosie gevuld. Alleen de toppen steken er hier en daar nog bovenuit. Het is een raar gezicht, maar de enige andere keer dat ik iets dergelijks zag, was in Frankrijk. Daar ging het om oude vulkanen. Die kunnen ook zo plompverloren uit de vlakte opkomen. Maar ik begrijp dat dat hier niet de oorzaak is.
Ouanda Djalle ligt in de schaduw van een geweldige, kale rots in de vorm van grofweg een hoofd. Het blijkt een heilige rots te zijn, Moenyoe genaamt. Dat is niet moendjoe (blanke), want dat is Sango en dit is Yale (geloof ik). Ik ben vergeten te vragen wat dat betekent. Maar de rots is erg indrukwekkend. Het doet een beetje denken aan het Eirs Rock fenomeen in Australie.
De mensen zijn steeds ontzettend hartelijk en nieuwsgierig. Om een praatje zit ik niet gauw verlegen en je hebt hier niet het hinderlijke gebedel van Bangui. Ze zijn gewoon oprecht nieuwsgierig en ik ook, dus dat komt goed uit.
Hier is het bericht dat we komen wél goed doorgekomen en daarom ziet het op de piste – die overigens in heel goede staat blijkt - zwart van de mensen. Met gezang en gejodel (van de dames) worden we naar de kerk meegevoerd. Daar doet de bisschop weer zijn ding en bovendien gaan we nog bij de sous-prefect langs en de burgemeester. Van de sous-prefect kregen we een ... kip cadeau.
De mensen hier kunnen trouwens wonderschoon zingen. Ze verzinnen hun liederen zelf en ze gebruiken veel variatie. Voorzangers, meerstemmig, trommels, verrassende maatindelingen en – wat voor mij vreemd is – ze maken veel gebruik van dissonanten. En dat vind ik heel mooi.
Op de terugweg hebben we ons – vanwege de tegenwind – niet al te hoog gewaagd en zo vlogen we door de dalen van dat rare gebergte terug. Heel onwezenlijk. Heel mooi met het lage avondlicht.
Of de kip weer een ouwe taaie was, dat weet ik niet, want we werden bij de sous-prefect in Birao voor het eten genodigd. Hij heeft geen generator en zo zaten we bij maanlicht op zijn terras te smullen van rijst met vlees. Ik vond dat heel bijzonder.
Overigens is het in het binnenland meestal heerlijk stil in vergelijking met Bangui, maar in Birao is het tot diep in de nacht een verschrikkelijke herrie. Alom staan er honden te janken en te blaffen. En als de honden hun stem een beetje beginnen te verliezen dan nemen de ezels het stokje over. Ik heb niet veel geslapen.
11-12-2005
Want vandaag gaan we naar Am-Dafock. Dat ligt direct aan de Sudanese grens en het is vijfenzestig kilometer rijden. Ik heb nog blauwe billen van eergisteren, dus ik maak me wel een beetje zorgen.
Om 04:00 uur vertrekken we al, want het is ruim drie uur rijden. Gelukkig vind ik een prettig plekje met mijn rug tegen de cabine. Het is stikdonker. De maan is ondergegaan. Ik kijk achteruit en ik zie een sterrenhemel, die de zintuigen tart. Je kan je nu zo levendig voorstellen, dat men vroeger dacht aan een kaasstolpmodel. Het is hier ook nog eens redelijk hoog, waardoor de sterren echt waanzinnig helder zijn.
We zitten met twaalf man in de bak en dat is wel vol. Ik vind het ook wel eng, maar de anderen schijnen daar geen last van te hebben. Het hobbelt natuurlijk nogal en je zal er maar afkukelen. Ik zit op de voorhoek en ik hou met een schuin oog de man op de achterhoek in de gaten. Als hij een duik neemt, doe ik dat ook want dan komt er weer een tak langszwiepen. En vaak zitten daar flinke stekels aan.
Ik kreeg een enorme klap op mijn hoofd en ik kwam er pas een dag later achter, dat er nog een heftige stekel in mijn hoofd zat (ik dacht dat het geronnen bloed was). Ach ja, ik ben nu éénmaal een ongevoelige jongen. Daarnaast kreeg ik natuurlijk talloze schrammen op mijn armen. Maar het was echt supergaaf. Na een poosje vingen onze koplampen een ongewoon schouwspel. Eerst zagen we een paar grote zakken en toen we verder de hoek omkwamen stond daar een grote vrachtwagen, gedeeltelijk ontladen, gedeeltelijk opgekrikt : pech. Allerlei mensen, die eromheen lagen te slapen, krabbelden overeind. Het was natuurlijk niet vanzelfsprekend dat we niets kwaads in de zin hadden, maar gelukkig hadden ze dat gauw genoeg in de gaten. Ze vertelden dat ze het wel gingen rooien en wij reden er gewoon omheen.
Deze weg is RN8 en volgens de kaart is die groter dan RN5. Je kon hier en daar inderdaad harder rijden, maar hier en daar was er ook echt geen weg meer en reden we dwars door het veld tot we weer een spoor tegenkwamen.
En dan wordt het langzaam licht en beginnen die donkere gezichten trekken te vertonen, waardoor ik mensen begin te herkennen. Helaas komen we geen wilde beesten tegen.
Nou ja.
Er zijn wel allemaal mooie vogels. Ooievaars zijn er ook.
Het heeft hier wel iets van de duinen. Bovendien vallen ook hier de blaadjes nu van de bomen.
De dorpjes waar we soms doorrijden zijn ook schattig om te zien. Ze maken hier – in tegenstelling tot Mobaye en Bangassou - veel schuttingen om hun huis. Dat schijnt typisch bij muzelmannen te horen. Ze maken die door bamboe te weven. Ze hebben ook allemaal een gevlochten grote mand op een verhoging. Voor de oogst : witte bonen of pinda’s.
In Am-Dafock gaan we eerst op bezoek bij de broer van de sherrif. Die ontvangt ons weer met heerlijke zoete thee. En hij heeft twee grote schildpadden. Die lopen hier ook in het wild en ze schijnen heerlijk te zijn. Door de kinderen worden ze als skelter gebruikt. Ze kunnen wel honderd jaar worden. Het gekke is dat bij schildpadden het venijn in de staart zit : aan het achtereind zitten een paar grijpers, die botten kunnen breken. Ik heb het niet uitgeprobeerd.
Daarna gaan we naar de kerk en het is grappig om te zien dat alle kerken hier in de regio hetzelfde model hebben. In Birao hangt een echte klok, maar meestal hangt er een velg van een vrachtwagen, waarop geslagen wordt. Het begint met een entree met een trapgevel eindigend in een kruis (ja de eerste pater hier was een Nederlander). Daarna komt het platte dak, wat schuin afloopt tot aan het altaar. De ruimte waar de gemeente zit en de ruimte waar het altaar staat zijn verschillend en de muur ertussen heeft een grote opening, maar je krijgt er toch een poppenkast gevoel bij. Zeker als de koster ineens om de hoek kijkt. Je krijgt dan echt de neiging om te gaan roepen dat Jan Klaassen zich rechtsonder heeft verstopt.
Ik loop met een jongen wat te buurten en we lopen naar Sudan. Het eigenaardige is dat – wat ik van Sudan zie – erg op Nederland lijkt : groen, plat, hier en daar een boom (coulisseneffect) en heel veel koeien. Ik begrijp dat het verderop toch weer geel wordt.
Het is eigenlijk een meer. Maar in de droge tijd staat er niet veel water. Dat maakt trouwens ook het vissen makkelijker. Er schijnt veel vis te zitten hier.
Dat soort plekken zie je vanuit de lucht wel vaker. Het zijn grote groene platte vlaktes. Ik zit vaak te denken aan wat ik moet doen als ik motorstoring krijg en dan ziet zoiets er heel aantrekkelijk uit. Maar als je dan onder een bepaalde hoek met de zon zit, zie je het ineens overal glinsteren : water. Maar als je er schuin overheen kijkt lijkt het een massief grasveld.
Op de terugweg komen we op het laatst de vrachtwagen rijdend tegen. Hij heeft het kunnen repareren. Knap hoor. De mensen hier kunnen wel improviseren.
12-12-2005
De terugweg is niet spannend. Uiteindelijk kom ik met nog meer dan genoeg benzine over thuis. We hebben wat je noemt de wind mee gehad. Maar als ik nu dacht dat ik even kan relaxen heb ik het mis. De één na de ander komt op bezoek of belt op. Ze willen post meegeven. Ze willen post halen. Ze willen mee. Ik moet geld regelen. MSF wil een speciale vlucht. Een Frans-Centrafrikaans stel wil naar Bangassou. Om half zeven loop ik nog in dezelfde bezwete kleren rond waarin ik de afgelopen vijf dagen heb rondgelopen. Maar ik heb wel het gevoel dat ik leef.
Bangui
Thursday, December 08, 2005
Kouango, de baan eindigt midden in het dorp!
Tuesday, December 06, 2005
Mobaye, the sequel
Het begint al bijna sleur te worden. Ik had besloten er niet over te schrijven en ik was ook voor de eerste keer mijn camera vergeten.
Het begon ermee, dat het de hele nacht regende en onweerde. Wat nou, droog seizoen. Het lijkt Nederland wel. In de winter, dan ga je schaatsenrijden en sleen. Ja, in je dromen.
Welnu, ik moest nog van alles regelen om mijn verblijfsvergunning aan te kunnen vragen, maar uiteindelijk waren we toch nog om kwart over negen weg. Het was precies zo als de vorige keer gegaan, inclusief telefoontje in de avond : ‘kan ik alsjeblieft ook nog mee?’. Het resulteerde weer in zo’n studentikoze aanblik. Echt heel knus ziet dat eruit : iedereen moet in de riemen geholpen worden, omdat niemand zich meer bewegen kan. Daarna iedereen de adem in houden en dan voorzichtig de deuren sluiten. Niezen en hoesten is daarna streng verboden.
Toen we al dicht bij Mobaye waren keek ik verrast om, want ik hoorde een onaangepast geluid. Het was zuster Alfreda, die een heel benauwd gezicht had. Ik dacht natuurlijk meteen aan spugen en ik begon al een zak te regelen, maar zuster Alfreda schudde moeilijk van ‘nee’. ‘Oooooooh, zo moest ZÓ nodig’. Na die operatie was haar bereik aanzienlijk geslonken.
Ik beurde haar op met te roepen, dat het nog maar twee minuten was en als een eitje stonden we even later aan het dek. Ik vond het discreter om maar meteen te stoppen, omdat bij de parkeerplaats iedereen natuurlijk een geweldig uitzicht zou hebben. Een complicatie was echter Karl Heinz.
Karl Heinz was een ontwikkelingswerker, die dertig jaar geleden in Kembe gedurende twee jaar met zijn vrouw van alles had ontwikkelt. Nu was hij op een sentimental journey. Aldus dromend had hij de crux van de noodsituatie gemist. En hij zat achterin en dus in de weg. Terwijl zuster Alfreda verwoede pogingen deed om er – ondanks Karl Heinz toch uit te komen – riep ik naar Karl Heinz dat hij er ook uit moest. Hij was natuurlijk nogal overrompeld door het feit dat we gewoon plompverloren op de baan waren gestopt en toen hij er eindelijk uit was, was zuster Alfreda ook al naar buiten gestruikeld. Dat laatste aspect deed de charmante man geloven dat zuster Alfreda steun behoefde en hij bood haar dus de helpende arm, waarna ze beiden naar de kant struikelden.
Karl Heinz had geen idee en zuster Alfreda was op dat moment niet mans genoeg om te zeggen, dat ze het nu verder wel alleen kon. Ik brulde dus dat Karl Heinz terug moest komen en terwijl zuster Alfreda in diepe opluchting haar water over Gods akker liet lopen, taxieden wij langzaam naar de parkeerplaats, terwijl ik Karl Heinz uitlegde hoe het zat. De volgende etappe ging naar Kembe. Net leuk een half uurtje. Na afloop zuchtte Karl Heinz, dat hij het zich zelfs niet zo mooi herinnerde. ‘Alsof je door een raampje in het paradijs kijkt’, zei hij ervan. Hij had ook niet een fototoestel bij zich. Hij zat het allemaal gewoon puur op te zuigen. En dat was wel grappig. Om je te realiseren hoe snel je ook aan schoonheid en andere ongewone dingen went. Iemand anders moet je dan even schudden om je te doen realiseren dat het allemaal wel heel bijzonder is, hier.
Morgen ga ik met een aantal mensen een week lang naar het uiterste noorden : Birao. Daar zit je al zowat in de woestijn. Het veld bestaat niet meer uit harde klei, maar uit zand, volgens de documentatie. Ik ben benieuwd .....
Het begon ermee, dat het de hele nacht regende en onweerde. Wat nou, droog seizoen. Het lijkt Nederland wel. In de winter, dan ga je schaatsenrijden en sleen. Ja, in je dromen.
Welnu, ik moest nog van alles regelen om mijn verblijfsvergunning aan te kunnen vragen, maar uiteindelijk waren we toch nog om kwart over negen weg. Het was precies zo als de vorige keer gegaan, inclusief telefoontje in de avond : ‘kan ik alsjeblieft ook nog mee?’. Het resulteerde weer in zo’n studentikoze aanblik. Echt heel knus ziet dat eruit : iedereen moet in de riemen geholpen worden, omdat niemand zich meer bewegen kan. Daarna iedereen de adem in houden en dan voorzichtig de deuren sluiten. Niezen en hoesten is daarna streng verboden.
Toen we al dicht bij Mobaye waren keek ik verrast om, want ik hoorde een onaangepast geluid. Het was zuster Alfreda, die een heel benauwd gezicht had. Ik dacht natuurlijk meteen aan spugen en ik begon al een zak te regelen, maar zuster Alfreda schudde moeilijk van ‘nee’. ‘Oooooooh, zo moest ZÓ nodig’. Na die operatie was haar bereik aanzienlijk geslonken.
Ik beurde haar op met te roepen, dat het nog maar twee minuten was en als een eitje stonden we even later aan het dek. Ik vond het discreter om maar meteen te stoppen, omdat bij de parkeerplaats iedereen natuurlijk een geweldig uitzicht zou hebben. Een complicatie was echter Karl Heinz.
Karl Heinz was een ontwikkelingswerker, die dertig jaar geleden in Kembe gedurende twee jaar met zijn vrouw van alles had ontwikkelt. Nu was hij op een sentimental journey. Aldus dromend had hij de crux van de noodsituatie gemist. En hij zat achterin en dus in de weg. Terwijl zuster Alfreda verwoede pogingen deed om er – ondanks Karl Heinz toch uit te komen – riep ik naar Karl Heinz dat hij er ook uit moest. Hij was natuurlijk nogal overrompeld door het feit dat we gewoon plompverloren op de baan waren gestopt en toen hij er eindelijk uit was, was zuster Alfreda ook al naar buiten gestruikeld. Dat laatste aspect deed de charmante man geloven dat zuster Alfreda steun behoefde en hij bood haar dus de helpende arm, waarna ze beiden naar de kant struikelden.
Karl Heinz had geen idee en zuster Alfreda was op dat moment niet mans genoeg om te zeggen, dat ze het nu verder wel alleen kon. Ik brulde dus dat Karl Heinz terug moest komen en terwijl zuster Alfreda in diepe opluchting haar water over Gods akker liet lopen, taxieden wij langzaam naar de parkeerplaats, terwijl ik Karl Heinz uitlegde hoe het zat. De volgende etappe ging naar Kembe. Net leuk een half uurtje. Na afloop zuchtte Karl Heinz, dat hij het zich zelfs niet zo mooi herinnerde. ‘Alsof je door een raampje in het paradijs kijkt’, zei hij ervan. Hij had ook niet een fototoestel bij zich. Hij zat het allemaal gewoon puur op te zuigen. En dat was wel grappig. Om je te realiseren hoe snel je ook aan schoonheid en andere ongewone dingen went. Iemand anders moet je dan even schudden om je te doen realiseren dat het allemaal wel heel bijzonder is, hier.
Morgen ga ik met een aantal mensen een week lang naar het uiterste noorden : Birao. Daar zit je al zowat in de woestijn. Het veld bestaat niet meer uit harde klei, maar uit zand, volgens de documentatie. Ik ben benieuwd .....